Indexatie (pensioenen)

Datum laatste wijziging: 15 augustus 2023  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Dekkingsgraad
  2. Marktwaarde of marktrente, dat is een groot verschil!
  3. Geld uit pensioenkas naar overheids- of bedrijfskas
  4. Afstempelen
  5. Waarde- en welvaartsvast
  6. Voorlichting over aanspraken
  7. Stijging levensverwachting
  8. Pensioenen maximaal 7 procent gekort
  9. Werkgevers draaien op voor hogere pensioenkosten
  10. Pensioenfonds ABP draait omstreden korting terug
  11. Nieuw Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (nFTK) vangt rentedaling geleidelijk op
  12. Aanpassing UFR
  13. Prijsstijging in plaats van loonstijging
  14. Cijfers onvoldoende dekkingsgraad
  15. Bij ABP stijgen ook in 2016 de pensioenen niet mee met de lonen
  16. Lage rente is moordend
  17. Primeur pensioenkorting 2016
  18. Variabele rekenrente voor pensioenfondsen leidt tot maatschappelijke onrust
  19. We hebben helemaal geen pensioenprobleem, maar ook geen staatsschuld!
  20. Pensioen 200.000 ouderen in 2017 vrijwel zeker gekort
  21. Pensioenfondsen verliezen flink a.g.v. Brexit
  22. Pensioenfonds Accountancy verlaagt pensioenen
  23. Miljardentekort voor ABP
  24. Nieuwe regels voor aparte indexatiedepots voor pensioenfondsen
  25. Positie pensioenfondsen in oktober 2016 iets verbeterd
  26. Initiatiefwetsvoorstel om pensioenkortingen te voorkomen
  27. Verhoging pensioenpremie ambtenaren 2017
  28. Verkiezing Trump helpt pensioenfonds vooruit
  29. Grote fondsen korten in 2017 niet op pensioenen!
  30. Pensioenpremie stijgt voor een op drie Nederlanders
  31. Nauwelijks pensioenkortingen in 2017 dus geen wijziging hersteltermijn
  32. Verhogen rekenrente leidt tot generatie-effecten
  33. Rendement
  34. Cijfers dekkingsgraad 2017
  35. Pensioenfondsen gaan in herstelplannen uit van hoge rendementen
  36. Wijziging pensioenregeling met instemming OR soms toch niet genoeg
  37. Herstel pensioenfondsen zet door, maar .....
  38. ABP verhoogt pensioenen niet; premie stijgt verder in 2018
  39. Pensioenfonds voor de bouw verhoogt uitkeringen
  40. Cijfers dekkingsgraad 2018
  41. Lage rente is funest voor pensioenen
  42. Massale verlaging pensioenen 2020 dreigt nog steeds
  43. Marktrente of marktwaarde, dat is een groot verschil!
  44. Stagnerend pensioen is niet meer uit te leggen
  45. FNV eist hogere rekenrente bij pensioenakkoord
  46. Opnieuw geen indexatie voor pensioenen ABP en PFZW
  47. Bouw verhoogt in 2019 wel de pensioenen
  48. Cijfers dekkingsgraad 2019
  49. Kortingen op pensioenfondsen weer realistisch scenario
  50. Onze pensioenen verdampen
  51. Pensioenfondsen lopen miljarden mis door strenge regels
  52. Pensioenfondsen tekenen voor samenwerking duurzaam beleggen
  53. Metaalfondsen verzetten zich tegen pensioenkorting
  54. Ook ABP vreest verlaging pensioenen
  55. ECB houdt rente langer op zeer laag niveau
  56. Koolmees: kapitaalgedekt stelsel in gevaar als rente zo laag blijft
  57. FNV wil geen pensioenkorting
  58. Komend half jaar vaststellen of kortingen op pensioenen nodig zijn
  59. Stichting Pensioenbehoud en KBO Brabant gaan juridische strijd aan met Nederlandse Staat
  60. Gevecht om de hoogte van de rekenrente pensioenfondsen
  61. Mogelijke veranderingen uit onverwachtse hoek
  62. Draghi verlaagt de rente nog verder
  63. Pensioeneffecten van de lage rente
  64. Ouderen nemen spaargeld op bij negatieve rente
  65. ABP-baas vindt kortingen onnodig. Fondsen zijn steenrijk
  66. Prominente Nederlanders willen versoepeling pensioensregels
  67. Nederland de laagste rekenrente van de EU
  68. Aanbevelingen AFM over communicatie bij verlagen pensioen
  69. Pensioen voor werkenden in 2020 duurder
  70. Cijfers dekkingsgraad 2020
  71. Rekenrente wankelt
  72. Uitbetaling van pensioenen vindt ondanks coronavirus gewoon doorgang
  73. Corona-crisis toont noodzaak andere rekenrente
  74. Veel pensioenen zullen komende jaren nog niet stijgen
  75. Gevolgen van COVID-19 niet in de sterftecijfers verwerkt
  76. Pensioenen vrijwel zeker niet verlaagd
  77. Grote pensioenfondsen hoeven pensioenen niet te verlagen
  78. Cijfers dekkingsgraad 2021
  79. ABP verlaagt pensioenen in 2021 niet
  80. Pensioenen hebben droge voeten
  81. DNB dwing pensioenfondsen onjuiste balansen op te stellen
  82. Hoe pensioenen weer volledig geindexeeerd kunnen worden

Dekkingsgraad

Dekkingsgraad* is de mate waarin een pensioenfonds nu voldoende vermogen heeft om pensioenen (al of niet geïndexeerd) in de komende jaren te kunnen betalen. Wordt de dekkingsgraad niet gehaald, dan is een pensioenfonds verplicht om een korting op de lopende pensioenen door te voeren en/of de toekomstige pensioenrechten qua bedrag te verminderen.

Naast de Dekkingsgraad (ook wel Actuele dekkingsgraad genoemd), is er het begrip beleidsdekkinggraad: Dit is het gemiddelde van de laatste 12 maandelijkse nominale dekkingsgraden. Vanaf 1 januari 2015 moeten Nederlandse pensioenfondsen bij beleidsbeslissingen gebruik maken van de beleidsdekkingsgraad.

* De dekkingsgraad wordt uitgedrukt in procenten, bij een dekkingsgraad van 100% heeft een pensioenfonds dus precies voldoende geld in kas om alle toekomstige uitkeringen te betalen. Omdat De Nederlandsche Bank vindt dat er altijd een kleine buffer moet zijn, is er een ondergrens gesteld. Dat betekent dat tegenover elke euro aan verplichtingen iets meer dan één euro in kas moet zijn. De minimumeis van DNB voor alle fondsen ligt rond 104%. Daarnaast gelden voor ieder fonds eisen voor het beleggingsbeleid van het fonds.

Marktwaarde of marktrente, dat is een groot verschil!

De Nederlandsche Bank hanteert voor de dekkingsgraad ten onrechte de marktrente i.p.v. de marktwaarde. Wat zegt Art. 126 van de Pensioenwet.

Hoofdstuk 6. Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen
Artikel 126. Vaststelling technische voorzieningen
1. Een pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen.
2. De berekening wordt uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen:
a. de technische voorzieningen worden berekend op basis van marktwaardering;
b. de voor de berekening van de technische voorzieningen gebruikte grondslagen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting worden gebaseerd op prudente beginselen; en
c. de methode en de grondslag van de berekening van de technische voorzieningen blijven van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij wijzigingen daarin gerechtvaardigd zijn als gevolg van een verandering van de juridische, demografische of economische omstandigheden die aan de hypothesen ten grondslag liggen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van berekening van het minimum bedrag van de technische voorzieningen, de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges en kunnen regels worden gesteld over de frequentie waarmee de technische voorzieningen worden berekend.

Meer weten, ga er dan even voor zitten en luister naar de video van twee deskundigen Rob de Brouwer en Ad Broere


DNB dwingt pensioenfondsen onjuiste balansen op te stellen


Pieter Lakeman, voorzitter Stichting SOBI

DNB dwingt pensioenfondsen om onjuiste rekenrentes te gebruiken. Voor het jaarverslag 2021 werden de pensioenfondsen verplicht een rekenrente van ca 0,6% gebruiken.
 

Voorzieningen

Wanneer 3% rekenrente gebruikt zou zijn zouden de pensioenvoorzieningen 50% tot 60% kleiner zijn geweest dan bij de huidige 0,6%. En bij een rekenrente van 4,2% (die tot 2007 bijna standaard werd gebruikt) zouden de pensioenvoorzieningen zelfs 70% kleiner zijn geweest. N.B. Voorzieningen gaan ten koste van het vermogen.

De pensioenvoorziening (een reservering) van pensioenfonds PMT was volgens de balans eind 2021 ruim € 95 miljard. Bij 3% rekenrente zou deze slechts ca. € 46 miljard bedragen. Hij staat dus € 49 miljard te hoog in de balans. Een reservering gaat ten laste van het eigen vermogen en staat dus € 49 miljard te laag in de balans.
Bij een rekenrente van 4,2% zou de pensioenvoorziening van PMT ruim € 30 miljard bedragen maar hij staat voor ruim drie keer dat bedrag in de balans. Bij een rekenrente van 4,2% zou het eigen vermogen van PMT € 65 miljard hoger zijn geweest.
Vergelijkbare verhoudingen gelden ook voor PME en het pensioenfonds voor de Bouw. Alles bijeen heeft de door DNB afgedwongen rentetermijnstructuur de reserves (eigen vermogens) van de pensioenfondsen € 1.100 tot € 1.400 miljard gekost. Deze getallen worden elk jaar groter.
Om dit geld uit handen van de Nederlandse of andere overheden te houden hebben wij aan de Ondernemingskamer van het Amsterdamse Hof gevraagd de jaarrekeningen van genoemde pensioenfondsen , PMT. PME en pensioenfonds Bouw te vernietigen en opnieuw te laten opstellen. In feite vragen wij daarbij om een verbod om de rentetermijnstructuur van DNB toe te passen.

DNB maakt vele slachtoffers met haar dwaze rentetermijnstructuur. Niet slechts pensioengerechtigden en premiebetalers maar ook de ondernemingen die het grootste gedeelte van de premies betalen. Financieel zijn dat de grootste slachtoffers maar emotioneel zijn natuurlijk de pensioengerechtigden en de werknemers de grootste slachtoffers.

Redactie: De DNB is ingevolge de Pensioenwet toezichthouder op de pensioenfondsen. M.a.w. moet samen met de Minister van Financiën beoordelen of de wet wel juist wordt toegepast. De DNB heeft zich echter al jaren een functie als beheerder aangemeten en verplicht samen met het Ministerie van Financiën daarnaast om voor de verplichtingen naar de toekomst een veel lagere rekenrente te hanteren dan de gemiddelde jaarlijkse rendement van het vermogen van 7%.
Niet alleen dat het vermogen dus onnodig wordt verlaagd, maar met een te lage rekenrente worden ook de pensioenen jarenlang niet verhoogd.

 

Geld uit pensioenkas naar overheids- of bedrijfskas

Bekendste voorbeeld is het ABP: Begin negentiger jaren had het ABP meer dan genoeg financiële middelen om voor langere periode de pensioenen geïndexeerd te kunnen uitbetalen. In dezelfde periode had de overheid, in de rol van werkgever, tekorten. En zo kon het gebeuren dat circa 30 miljard gulden (iets minder dan € 14 miljard) uit het ambtenarenfonds werd overgeheveld naar de algemene middelen. Maar ook profit organisaties deden hetzelfde toen in de negentiger jaren 'de buffers van de fondsen nog overvol zaten'.
Vijf pensioenfondsen hebben tussen 1985 en 2011 netto 1 miljard euro teruggestort naar de werkgevers. Dat blijkt uit een rapport dat staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Volgens Klijnsma is niet gebleken dat de terug-stortingen, die plaatsvonden in een tijd dat de fondsen nog goed bij kas zaten, in strijd waren met wettelijke regels.

De Tweede Kamer had eind 2013 aangedrongen op het onderzoek, onder aanvoering van Pieter Omtzigt (CDA). De Kamer wilde het onderzoek omdat het vertrouwen in de pensioenfondsen inmiddels onder druk staat. Veel fondsen moeten door de verslechterde financiële vooruitzichten korten op hun pensioenuitkeringen.

Klijnsma schrijft dat het niet mogelijk was alle informatie bij de fondsen boven tafel te krijgen. Volgens haar is het niet realistisch te denken dat vanaf 1985 een betrouwbaar overzicht van terug- en bijstortingen kan worden gemaakt op basis van de gegevens van de fondsen. Er is niet bekendgemaakt om welke fondsen het gaat. Ze wilden alleen meewerken als hun anonimiteit gegarandeerd werd.

Het Nederlandse pensioenfonds van oliegigant ExxonMobil is zo rijk dat het in 2013 177 miljoen euro terugstortte naar het moederbedrijf. In 2012 ontving dat ook al 111 miljoen euro. Daarmee is het pensioenfonds een uniek geval onder de Nederlandse pensioenfondsen. Die worstelen vrijwel allemaal met hun bezettingsgraad – de mate waarin toekomstige verplichtingen zijn gedekt.

Afstempelen

Afstempelen is pensioentaal voor het verlagen van pensioenuitkeringen en aanspraken op pensioen. Pensioenfondsen kunnen hiertoe overgaan wanneer de middelen van het fonds niet meer voldoende zijn om in de toekomst aan alle verplichtingen te voldoen.

Afstempelen kan op verschillende manieren:
  • minder opbouw: het verlagen van het opbouwpercentage, dat aangeeft hoeveel pensioen een werknemer per jaar opbouwt.
  • korten: bij een te lage dekkingsgraad zullen de opgebouwde pensioen van werknemers en gepensioneerd worden verlaagd
  • hogere premie: een hogere premie moeten de werkenden en in de praktijk vooral de werkgever opbrengen;
  • bevriezing: de pensioenen van werkenden en gepensioneerden worden niet of nauwelijks verhoogd. Dit betekent dat als gevolg van de inflatie, de koopkracht afneemt.
NB: Het gaat hier over de pensioenfondsen, de AOW is wel afgelopen jaren wel meegestegen met de inflatie.

Waarde- en welvaartsvast

Indexering is het waardevast of welvaartsvast houden van pensioenen. Een waardevast pensioen wordt aangepast aan de prijsstijgingen, een welvaartsvast pensioen wordt aangepast aan de loonstijgingen. Als een pensioenfonds pensioenen indexeert, moeten ook de pensioenen van oud-deelnemers c.q. gewezen deelnemers of 'slapers' - mensen die geen premie meer betalen - geïndexeerd worden. Indexering van pensioenen is bijna altijd voorwaardelijk. Er moeten immers voldoende middelen zijn om de indexering te kunnen bekostigen.

Voorlichting over aanspraken

Volgens de Pensioenwet 2007 moeten pensioenfondsen en verzekeraars hun deelnemers en gepensioneerden minstens één keer per jaar voorlichten over hun opgebouwde aanspraken en over de aanpassing van hun pensioenen aan de inflatie. Als pensioenfondsen pensioenen niet indexeren of hier voorwaarden aan verbinden, moeten zij hun deelnemers en gepensioneerden daarover helder informeren.

Stijging levensverwachting

De afgelopen jaren kunnen pensioenfondsen rekenen op een nieuwe financiële tegenvaller, nu blijkt dat Nederlanders in de toekomst veel langer blijven leven dan tot nu toe geraamd. De gezamenlijke pensioenfondsen zullen daardoor naar verwachting 24 miljard euro extra moeten uitkeren, waardoor het voor veel fondsen lastig zal worden om de pensioenen de komende jaren aan te passen aan de inflatie. (Bron: CBS, 2009)

De gemiddelde leeftijd anno 2014 is: mannen 79,9 jaar en vrouwen 83,3 jaar. (Bron: CBS, 2 jan. 2016)

Pensioenen maximaal 7 procent gekort

Pensioenfondsen mogen de pensioenen maximaal 7 procent korten om financieel orde op zaken te stellen. Dat staat in een brief met maatregelen die staatssecretaris Paul de Krom (Sociale Zaken) 24 september 2012 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, ook wel genoemd Septemberpakket pensioenen.
Het pakket maatregelen, dat is doorgerekend met het Centraal Planbureau en afgestemd met De Nederlandse Bank, moet er voor zorgen dat pensioenfondsen financieel gezonder worden.

Andere maatregelen zijn:
  • De Nederlandsche Bank past de rekenrente voor pensioenfondsen aan. Om de waarde van hun verplichtingen over 20 tot 60 jaar vast te stellen, wordt vanaf 30 september 2012 een aangepaste methode gebruikt, waarin een ‘ultimate forward rate’ is verwerkt. Deze maakt de rente minder gevoelig voor schommelingen op de financiële markten. Verzekeraars moeten sinds 30 juni 2012 ook al gebruik maken van een dergelijke methode.
  • Pensioenfondsen met een dekkingstekort krijgen in 2013 de mogelijkheid om eenmalig af te wijken van de eis dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. Pensioenfondsen die niet voldoen aan de voorwaarden voor deze adempauze, kunnen De Nederlandsche Bank om maatwerk verzoeken.

Werkgevers draaien op voor hogere pensioenkosten

De werkgevers betalen het grootste deel van de stijging van de pensioenkosten. Het deel van de totale pensioenpremie dat door werkgevers wordt betaald, is het afgelopen jaar gestegen van 60 procent naar 62 procent. De werkgeversbijdrage steeg van 14,7 procent naar 16 procent van het ‘pensioenloon’. Werknemers betalen met 9,19 procent iets meer dan de 8,87 procent van vorig jaar.

AWVN constateert dat sociale partners in een aantal sectoren nieuwe wetgeving versneld implementeren door de pensioenleeftijd al in 2013 aan te passen naar 67 jaar. Ook ziet AWVN dat het ambitieniveau van pensioenregeling bij een aantal fondsen wordt teruggeschroefd. Ten slotte worden ook overgangsregelingen die bedoeld waren voor vervroegde pensionering beperkt of afschaft. Alle maatregelen zijn bedoeld om de pensioenpremie voor werkgevers en werknemers betaalbaar te houden. (Bron: AWVN, juli 2013)

Pensioenfonds ABP draait omstreden korting terug

Dat meldde vakbond FNV. De bond was hierover door ABP geïnformeerd. Het fonds besloot dat voor een grote groep gepensioneerden hun aanvulling op de partnertoeslag in de AOW kwam te vervallen. Dat besluit stuitte op hevig verzet omdat sommige mensen daardoor tot wel 500 euro per maand zouden mislopen.

Het bestuur van ABP heeft na overleg uiteindelijk toegezegd om de compensatieregeling voor te zetten, stelt FNV. Voor de maanden februari en maart, waarin de aanvulling niet is uitgekeerd, zal een nabetaling komen. (Bron: NU / ANP, 13 mrt. 2015)

Nieuw Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (nFTK) vangt rentedaling geleidelijk op

Vanwege de sterk gedaalde rente moeten veel pensioenfondsen deze zomer een herstelplan indienen. Anders dan in de vorige periode van herstelplannen leidt dit minder snel tot kortingen op pensioenen. Het nieuwe toezichtkader vangt schokken zoals een rentedaling namelijk meer geleidelijk op dan onder het oude kader het geval was.

DNB verwacht dat ruim 160 pensioenfondsen vóór 1 juli 2015 een herstelplan indienen. Dit aantal kan overigens nog oplopen vanwege de gedaalde rente in de eerste maanden van dit jaar. Zo moeten fondsen die per het einde van het eerste kwartaal in tekort raken ook per 1 juli 2015 een herstelplan indienen.

Er werden 155 herstelplannen van pensioenfondsen beoordeeld, 154 daarvan werden door DNB goedgekeurd. DNB constateerde wel dat een aantal fondsen, 'veelal de grote', de maximaal toegestane rendementen inrekenen en dat de premie gemiddeld genomen niet bijdraagt aan het herstel.

Aanpassing UFR

De zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR) voor pensioenfondsen, onderdeel van de rekenrente waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, zal per 15 juli 2015 op een andere manier worden bepaald. Dat heeft De Nederlandsche Bank (DNB) bekendgemaakt. Deze aanpassing volgt het advies van de Commissie UFR, die deze aangepaste berekening van de UFR adviseerde om tot een realistischer vaststelling van de gebruikte rekenrente te komen. Het uitgangspunt dat leidend is voor de besluitvorming is dat het belang van de pensioendeelnemers centraal staat. Voor deelnemers is belangrijk dat sprake is van een realistische beprijzing van pensioenverplichtingen en premies. De nieuwe berekening van de UFR houdt meer rekening met de daadwerkelijke ontwikkelingen in marktrentes*.

* In 2016 bedraagt de marktrente 0,2%.

Prijsstijging in plaats van loonstijging

Steeds meer pensioenfondsen berekenen anno 2015 de indexatie op basis van prijsstijging (waardevast pensioen) in plaats van loonontwikkeling (welvaartvast pensioen). Let wel, er moet wel ruimte zijn voor indexatie en dat is lang niet altijd het geval.

Overgang naar prijsindexatie betekent vaak dat de werknemers minder pensioenpremie hoeven te betalen waardoor het nettoloon stijgt. Daar staat tegenover dat het pensioen t.z.t. lager uitkomt. Korte termijn politiek dus?

Cijfers onvoldoende dekkingsgraad

De jaren 2001/2002 en 2008/2009 waren slechte jaren voor het beleggen van de pensioengelden. In de loop van 2005 is een trend zichtbaar waarbij (grote) bedrijven het beleggingsrisico van hun pensioenfonds overhevelden naar de werknemers. Ontstaat er een tekort in een pensioenfonds, dan werd dit opgevangen door de pensioendeelnemers.
Door de slechte beleggingsresultaten van vele pensioenfondsen over 2008 mocht een aantal bedrijven in 2009 overstapten naar een ander pensioenfonds, in 2008 waren zij nog verplicht aangesloten bij hun huidige pensioenfonds.

Begin 2010 verliep dramatisch. De sterke daling van de rente in de eerste jaarhelft en de lastenstijging door hogere schattingen over de levensverwachting zetten de sector zwaar onder druk. Niet alle fondsen sloten 2010 zonder problemen af. Zes fondsen moesten per 1 januari 2011 korten op ingegane pensioenen en bestaande rechten op basis van een tussentoets van DNB afgelopen zomer. Bijna 50.000 deelnemers werden geconfronteerd met verlagingen van tussen de 2 en 5,9%.

Eind 2010/begin 2011 waren de meeste pensioenfondsen door de sterke stijging van de rente en de opleving op de beurs uit de gevarenzone. Zo verging het ook het grote ambtenarenfonds ABP steeds beter. Maar die verbetering is midden 2011 omgeslagen in een verslechtering. De dekkingsgraad van de grootste Nederlandse pensioenfondsen is in augustus 2011 verder gedaald. Met name de dalende rekenrente speelde de dekkingsgraad parten, door de lage stand van deze rente moesten de pensioenfondsen volgens de regels van DNB ook uitgaan van een lager rendement. Daarom moesten de fondsen meer geld reserveren om aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen dan toen de rente hoger lag.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen was per eind maart 2013 gelijk aan 107%. Dit betekende een stijging van maar liefst vier procentpunt ten opzichte van de maand daarvoor, toen deze, zonder rekening te houden met de kortingen, nog op 103% lag. Deze stijging werd goeddeels veroorzaakt door de invoering van de nieuwe rekenrente: de Ultimate Forward Rate (UFR). De gemiddelde dekkingsgraad op basis van de marktrente zonder UFR en zonder de driemaands middeling zou uitkomen op 99% en bevond zich dus nog ver onder de norm van 104,2%. En als er geen rekening gehouden werd met de kortingen die per 1 april waren doorgevoerd, was de dekkingsgraad zelfs nog lager, namelijk 98%.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen was per eind juli 2013 gelijk aan 104%. Dat was een stijging van drie procentpunten ten opzichte van de voorgaande maand. Met deze dekkingsgraad voldeden pensioenfondsen net niet aan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3%.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen was in oktober 2013 met 3 procentpunt gestegen naar 110 procent. Deze stijging volgde op de eerdere toename van 3 procentpunt in september, waardoor de gemiddelde dekkingsgraad op het hoogste punt staat sinds januari 2012. De stijging werd onder meer verklaard doordat fondsen voor de waardering van hun verplichtingen gebruik maakten van de driemaands gemiddelde marktrente. Deze rente was in oktober gestegen. De actuele marktrente was daarentegen licht gedaald. De fondsen kwamen er ook beter voor te staan doordat hun beleggingen in aandelen en obligaties meer waard werden.

Begin 2014 heeft DNB de evaluatie van de herstelplannen van 141 pensioenfondsen beoordeeld. Uit de evaluatie bleek dat voor dertig pensioenfondsen een verlaging van de pensioenen noodzakelijk was. Mede door deze verlagingen zijn pensioenfondsen thans uit het dekkingstekort. Hiermee was een periode van vijf jaar korte termijn herstelplannen van pensioenfondsen afgesloten. De verlagingen raakten in totaal circa 650 duizend actieve deelnemers, 405 duizend gepensioneerden en 1,22 miljoen zogenoemde slapers.

Nederlandse pensioenfondsen zagen hun gemiddelde dekkingsgraad de afgelopen maand verbeteren. Eind februari 2015 stond deze graadmeter, die aangeeft in hoeverre de fondsen aan hun verplichtingen kunnen voldoen, op 106 procent. Dat was een stijging van 3 procentpunt ten opzichte van de maand ervoor, meldde onderzoeksbureau Aon Hewitt.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in de maand september 2015 met 3 procentpunt gedaald van 102% naar 99%. Deze daling werd voornamelijk veroorzaakt door een daling van de rente.
De beleidsdekkingsgraad - gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden en leidend voor kortingen of indexatie - is in de maand september 2015 met één procentpunt gedaald tot 105%. Hiermee is nog net geen sprake van een dekkingstekort en is er ook nog geen direct gevaar op pensioenkortingen. Het is echter wel vijf procentpunt onder de grens om te kunnen indexeren.
Dekkingsgraad grote pensioenfondsen 2015
Pensioenfonds Eind juni Eind sept.
ABP 101,3% 99,7%
Zorg en Welzijn 102% 99%
Bouw 114,1% 112,3%
PME 101,1% 99%

NB: Is de dekkingsgraad van een Bedrijfstakpensioenfonds lager dan 100% dan mag volgens de Pensioenwet geen waardeoverdracht plaats vinden, zie subrubriek Waardeoverdracht.

Bij ABP stijgen ook in 2016 de pensioenen niet mee met de lonen

Weliswaar wordt er in 2016 niet gekort op de pensioenen, het uitblijven van indexatie betekent wel koopkrachtverlies. In totaal hebben de leden van het ABP sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 al bijna 11,7 procent aan indexatie misgelopen. Als de pensioenopbouw van werknemers en de uitkeringen van gepensioneerden niet meegroeien met de inflatie of de lonen, neemt de koopkracht van pensioenen af.

Lage rente is moordend

De grote pensioenfondsen ABP en PFZW waarschuwen dat kortingen van de pensioenen tot de reële mogelijkheden behoren. In 2016 is een dergelijke ingreep niet nodig maar als de financiële positie van de fondsen niet verandert, worden kortingen in 2017 niet uitgesloten.
Maar lees ook de reactie van 2 ervaringsdeskundigen in een artikel in de Limburger.

Primeur pensioenkorting 2016

De exacte hoogte van de korting is nog onbekend. Wel zeker is dat het pensioenfonds voor verloskundigen al in 2016 genoodzaakt is de pensioenen te verlagen. Verwacht wordt dat andere fondsen zullen volgen. Twee oorzaken: de extreem lage rentestand en steeds meer mensen die pensioengerechtigd zijn. Politiek Den Haag hult zich in stilzwijgen.

Variabele rekenrente voor pensioenfondsen leidt tot maatschappelijke onrust

Vraaggesprek met pensioendeskundige Rietveld. Een passage daaruit: 'De huidige rentestanden zijn door het ECB-beleid dusdanig laag dat ze geen marktrentes meer te noemen zijn. Een pensioenfonds is per definitie een lange termijn belegger en wordt nu afgerekend op korte termijneffecten.' Het vraaggesprek is te vinden op internet.

We hebben helemaal geen pensioenprobleem, maar ook geen staatsschuld!

We hebben helemaal geen pensioenprobleem. Jaarlijks krijgen pensioenfondsen in Nederland nog steeds tientallen miljoenen meer binnen dan ze moeten uitkeren. Die enorme berg pensioengeld die er nu is, krijgen we nooit meer op. (Bron en meer: De Limburger.nl, 24 feb. 2016)

Pensioen 200.000 ouderen vrijwel zeker gekort

Zo'n 200.000 ouderen worden waarschijnlijk vanaf volgend jaar gekort op hun pensioen. 7 pensioenfondsen zaten eind maart zo diep in de problemen dat ze de pensioenuitkering waarschijnlijk moeten verlagen. Dat blijkt uit cijfers van De Nederlandsche Bank (DNB) die door staatssecretaris Klijnsma naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

De pensioenen moeten bij die 27 fondsen volgend jaar met gemiddeld 0,5 procent omlaag, zo'n 5,50 euro per maand. De grote vijf pensioenfondsen zoals ABP, Zorg en Welzijn, Metaal en Bouw, hoeven op basis van de huidige DNB-cijfers in 2017 nog niet te korten. (Bron: NOS, 20 mei 2016)

Pensioenfondsen verliezen flink a.g.v. Brexit

De onverwachte Brexit is een klap in het gezicht van de pensioenfondsen. Dekkingsgraden zijn in een halve dag met gemiddeld drie procentpunt gedaald, aldus adviesbureau Aon Hewitt. In een paar uur tijd zijn de pensioenfondsen 30 miljard euro armer geworden vanwege dalende aandelenkoersen en teruglopende rentes. In de praktijk baseren de pensioenfondsen hun beleid op de zogenoemde beleidsdekkingsgraden die op de afgelopen twaalf maanden gebaseerd zijn. De invloed van de Brexit is daarop nog beperkt maar volgens Aon Hewitt komt dat nog.

Pensioenfonds Accountancy verlaagt pensioenen

Het Pensioenfonds Accountancy (PFA) gaat de opgebouwde pensioenen drastisch verlagen. Dit is nodig om de beleidsdekkingsgraad weer op peil te krijgen. In overleg met DNB heeft het pensioenfonds besloten om de noodzakelijke korting op de pensioenopbouw in een kéér door te voeren, in plaats van in de gebruikelijke twaalf jaar.

Het PFA heeft berekend dat dit de deelnemende accountants gemiddeld 1 tot 3% pensioenuitkering op de pensioendatum kost. Dit geldt vanaf 2015. De pensioenen die tot 2015 zijn opgebouwd, blijven door verzekeraar Aegon gegarandeerd. Het pensioenfonds heeft uitgerekend dat een veertigjarige

Ook met de premieverhoging en de korting valt de pensioenopbouw in de toekomst lager uit voor deelnemende accountantskantoren en hun werknemers. De pensioenopbouw was al verlaagd van 1,75 naar 1,5 procent, maar valt uiteindelijk in 2017 terug naar 1,25 procent. (Bron: AV Accountancy, 6 juli 2016)

Miljardentekort voor ABP

Het grootste pensioenfonds van ons land, ambtenarenfonds ABP, verkeert in zwaar weer. De dekkingsgraad kende een daling voor de vierde maand op rij en is verder gedaald naar 89,9 procent. In kas zit 379 miljard aan beschikbaar vermogen, daar staat aan toekomstig uit te keren pensioenen 421 miljard euro tegenover, een tekort van ruim 40 miljard euro. Dat leidt er volgens ABP toe dat per 2017 zeer waarschijnlijk gekort moet gaan worden op de toekomstige pensioenuitkeringen. Wettelijk is geregeld dat een fonds moet korten als op het einde van het jaar de dekkingsgraad onder een kritische grens komt. Die grens is niet voor alle fondsen gelijk en bedraagt bij het ABP ongeveer 90 procent. Het is voor het eerst sinds een half jaar dat de dekkingsgraad van het ABP weer onder de 90 procent zit. (Bron: MT en andere)

Nieuwe regels voor aparte indexatiedepots voor pensioenfondsen

Pensioenfondsen mogen aparte potjes aanhouden, onder andere voor indexatie van pensioenen. Sinds de invoering van de nieuwe financiële toezichtregels voor pensioenen vanaf 1 januari 2015 mogen fondsen niet meer indexeren dan hun financiële positie toelaat. Dat geldt normaal gesproken ook bij de inzet van depots. Om bepaalde arbeidsvoorwaardelijke afspraken over een wijziging van de pensioenregeling te vergemakkelijken, wordt nu onder strikte voorwaarden toegestaan dat fondsen tijdelijk extra indexatie uit een depot mogen verlenen. Die tijdelijke uitzondering geldt ook in geval van een fusie van pensioenfondsen.

Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hiertoe een besluit genomen. Met dit besluit neemt ze bestaande knelpunten weg en komt ze een wens van de sociale partners en de pensioensector tegemoet. (Bron en meer: Nieuwsbank, 14 okt. 2016)

Positie pensioenfondsen in oktober 2016 iets verbeterd

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen steeg in oktober van 97% naar 99%. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen of indexatie, bleef gelijk op 98%.

Het moment waarop gepeild wordt of er volgend jaar gesneden moet worden in de pensioenen komt steeds dichterbij. Alles hangt af van de mate waarin de fondsen per 31 december in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen. Bij de grootste fondsen, zoals ABP en PFZW, schommelden de graadmeters de laatste maanden rond de 90 procent. Dat is dichtbij de kritische grens waarbij volgens de regels aan kortingen niet valt te ontkomen. (Bronnen: Aon Hewitt, ANP, Salarisnet)

Initiatiefwetsvoorstel om pensioenkortingen te voorkomen

Ik heb een initiatiefwetsontwerp ingediend om negatieve effecten voor de pensioensector van het monetaire verruimingsbeleid van de ECB in de komende jaren te voorkomen door een bodem van 2% te leggen in de disconteringsvoet. Het gaat er daarbij vooral om dat kortingen op pensioenaanspraken en uitkeringen worden vermeden.

Diverse maatschappelijke organisaties en politieke partijen hebben in de afgelopen periode al gewezen op de negatieve effecten van het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) voor pensioenfondsen en hun deelnemers, werkenden en gepensioneerden. (HenkKrol.nl, 18 nov. 2016)

Verhoging pensioenpremie ambtenaren 2017

In oktober 2016 was de dekkingsgraad 92,8% en die zou 100% of meer moeten zijn om aan alle pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. De lage dekkingsgraad heeft gevolgen:

  • De pensioenpremie van de ambtenaren wordt in 2017 verhoogd van 18,8% naar 21,1%. Als de dekkingsgraad in de komende jaren te laag blijft, zal de pensioenpremie vaker worden verhoogd.
  • Ambtenaren betalen 30% van de totale pensioenpremie, de werkgever (overheid) betaalt de resterende 70%. Voor de staatskas is dat in 2017 een strop van circa 500 miljoen euro.
  • Als eind 2016 de dekkingsgraad nog steeds te laag is, zal ABP worden verplicht de ingegane pensioenuitkeringen te verlagen.
  • De ingegane pensioenen groeien in 2017 (en jaren daarvoor) niet mee met de prijsontwikkeling. Of de indexatie in de jaren 2018 t/m 2022 wel kan worden toegepast, is maar zeer de vraag. Indexatie is alleen mogelijk als de dekkingsgraad 110% of hoger is.
  • Als de dekkingsgraad van het ABP-pensioenfonds drie maanden achtereen lager is dan 100% (en daar ziet het naar uit) vervalt het recht op waardeoverdracht (een ambtenaar gaat elders werken en brengt zijn opgebouwde pensioen onder in het nieuwe pensioenfonds).
(Bronnen: ABP & HR-kiosk)

Verkiezing Trump helpt pensioenfonds vooruit

De gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen steeg volgens onderzoeksbureau Aon Hewitt in november van 99 procent naar 101 procent. De beleidsdekkingsgraad die bepalend is voor kortingen of indexatie bleef gelijk op 98 procent.

Trump kondigde onder meer aan fors te zullen investeren in de infrastructuur en ook de belastingen te verlagen. Dat zorgde ervoor dat zowel in de VS als in de eurozone de rente steeg. Hierdoor namen onder meer de verplichtingen van de pensioenfondsen gemiddeld met 3 procent af. (Bron: Nieuws.nl, 1 dec. 2016)

Grote fondsen korten in 2017 niet op pensioenen!

De grote pensioenfondsen hoeven in 2017 niet op de pensioenen te korten. Het zorgfonds PFZW en de metaalfondsen PME en PMT konden eind 2016 al bevestigen dat een verlaging van de pensioen­uitkering in 2017 niet nodig is.

Het ambtenarenfonds ABP treedt pas volgende week met een bericht naar buiten, maar ook daar lijkt de financiële situatie voldoende te zijn verbeterd.

Bij de fondsen dreigden eerder dit jaar nog ingrepen omdat hun financiële situatie zich rond een kritiek niveau bevond. Maar de laatste weken zijn er in de finan­ciële wereld ontwikkelingen geweest waardoor zij er nu beter voor staan: steeg de rente op de kapitaalmarkt en gunstige omstandig­heden aandelenmarkten. (Bron: Reformatorisch Dagblad e.a., 31 dec. 2016)

Pensioenpremie stijgt voor een op drie Nederlanders

Voor 1,6 miljoen Nederlanders gaat dit jaar de pensioenpremie omhoog. Dat stelt het FD op basis van een onderzoek onder bedrijfstakpensioenfondsen. Daar gaat 30% van de deelnemers meer premie betalen.

Van de 54 bedrijfstakpensioenfondsen heeft een derde de premies verhoogd, soms met ruim twee procentpunten. Bij de ondernemingspensioenfondsen is de situatie nog niet duidelijk, omdat daar de premies in veel gevallen nog niet zijn bekendgemaakt. Werknemers gaan nu de gevolgen voelen van de lage rente. In voorgaande jaren waren er wel premieverhogingen, maar niet zo talrijk als nu.

De grootste stijging voert pensioenfonds PGB door: daar gaan de premies 2,5 procentpunt omhoog. Ook het ABP (2,3 procentpunt), het Pensioenfonds Detailhandel (2,2 procentpunt) en PNO Media (2 procentpunt) maken de pensioenopbouw flink duurder. (Bron: Accountancyvanmorgen, 23 jan. 2017)

Nauwelijks pensioenkortingen in 2017 dus geen wijziging hersteltermijn

Het overgrote deel van de pensioenfondsen hoeft in 2017 geen kortingen door te voeren. Daarom wijzigt het kabinet de wettelijke hersteltermijnen voor pensioenfondsen niet. Maximaal vijf fondsen van de in totaal 290 fondsen voeren mogelijk dit jaar een korting door van minder dan 1%. Deze fondsen tellen in totaal minder dan 25.000 deelnemers (0,1% van het totaal), waarvan minder dan 4.000 mensen gepensioneerd zijn.

De gemiddelde dekkingsgraad eind 2016 is circa 102%. Dat is min of meer gelijk met het niveau op eind 2015. (Bron: Rijksoverheid, 27 jan. 2017)

Verhogen rekenrente leidt tot generatie-effecten

Het verhogen van de huidige rekenrente leidt tot generatie-effecten en zorgt niet dat de financiële positie van pensioenfondsen verbetert. Dat blijkt uit een doorrekening die het Centraal Planbureau op verzoek van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gemaakt. Het kabinet vindt dat jong én oud op een goed pensioen moeten kunnen rekenen en vindt het verhogen van de rekenrente dan ook niet wenselijk.

Doel van de CPB-analyse was onderzoeken welke effecten er optreden als pensioenfondsen met een hogere of met een minimale rekenrente zouden gaan werken. Uit de berekening blijkt dat een hogere rekenrente er niet toe leidt dat er meer geld in de pot komt, maar dat het beschikbare geld anders wordt verdeeld. Er wordt geld verschoven tussen generaties.

Uit de analyse blijkt dat een hogere rekenrente in het voordeel is van de oudere deelnemers en ten koste gaat van de jonge deelnemers. Als er structureel met een hogere rente wordt gerekend kan er op korte termijn weer eerder worden geïndexeerd, maar het leidt er ook toe dat toekomstige generaties tot 30% lager pensioen hebben. Een volgens het kabinet ongewenst effect. (Bron: Rijksoverheid, 30 jan. 2017)

Rendement

Wat levert de jaarlijkse premie nu feitelijk op uitgaande van de volgende aannames?

Man 27 jaar
Pensioendatum 69 jaar
Opbouwtermijn 42 jaar
Inkomen € 34.758*
AOW-franchise € 19.758
Pensioengrondslag* € 15.000
Premie (werkgever + werknemer) 23,5%
Jaarpremie € 3.525
Fiscaal toegestaan 70% grondslag € 10.500

* Bij loonstijgingen en middelloon pensioen zal de premiebijdrage evenredig meegroeien

Wanneer deze man in 2059 de leeftijd van 69 jaar behaalt, dan is de prognose dat hij nog 20 jaar lang van een uitkering mag genieten. Benodigd kapitaal: 20 * € 10.500,-- = 210.000,--.

Een premie van € 3.525,-- per jaar groeit over 42 jaar, bij de navolgende rendementspercentages, tot het volgende opgebouwd kapitaal:
Premie per jaar € 3.525 € 3.525 € 3.525
Rendement 2% 4% 8%
Opgebouwd kapitaal € 236.737 € 387.794 € 1.161.780


Wat is dan het probleem? Ook bij slechts 2% rendement wordt er al voldoende kapitaal opgebouwd. Maar waar blijft het bedrag van € 1.161.780 als er gemiddeld 8% rendement wordt gemaakt en er maar tegen die tijd € 210.000 nodig is? Zijn dat misschien onevenredig hoge kosten en is het rendement en de dekkingsgraad helemaal niet het echte probleem? Dus eerst maar voordat we nieuwe ideeën lanceren en nieuwe pensioenmethodieken, de kosten eens verklaren.

Cijfers dekkingsgraad 2017

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in 2017 gestegen van 102 naar 108 procent.

De dekkingsgraad laat zien in hoeverre fondsen aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Bij beslissingen over eventuele kortingen en indexatie wordt gebruikgemaakt van de beleidsdekkingsgraad, het gemiddelde over twaalf maanden. Die beleidsdekkingsgraad ging omhoog, van 98 procent naar 106 procent. De eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3 procent. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt. (Bron: Aon e.a., 3 jan. 2018)

Herstel pensioenfondsen stagneert

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juli gedaald naar 109%. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef stabiel op 109%.
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd marktleider op het gebied van risk, retirement en health, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt. Op basis van de meest recente cijfers van De Nederlandsche Bank is een herijking doorgevoerd op de Pensioenthermometer. Dat heeft tot een aanpassing geleid.

Na een lichte daling in juni steeg de swaprente in juli gemiddeld met ongeveer zes basispunten. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, is 2,4%. Door de lichte rentestijging daalde de waarde van de verplichtingen per saldo met ongeveer 0,8%. (Bron: Aon, 1 aug.2018)

Lees ook artikel over de dekkingsgraad van Frijns en Mensonides

Pensioenfondsen gaan in herstelplannen uit van hoge rendementen

Pensioenfondsen verwachten uit hun financiële tekorten te komen door hoge rendementen op hun beleggingen te halen. Dat blijkt uit de herstelplannen van 181 pensioenfondsen met een tekort die DNB in de afgelopen maanden heeft beoordeeld. Mochten die rendementen, net als in 2015 en 2016, niet worden gehaald, dan moeten mogelijk 56 fondsen in 2020 en 2021 een korting van de pensioenen doorvoeren.

Er zijn twee wettelijke maatregelen die ervoor moeten zorgen dat pensioenfondsen uit een tekort komen. Ten eerste moeten fondsen met een dekkingsgraad lager dan hun wettelijk vereiste dekkingsgraad een herstelplan maken waarin ze laten zien hoe ze verwachten de tekorten te kunnen aanvullen. Die vereiste dekkingsgraad ligt gemiddeld voor pensioenfondsen op 123,9%. DNB beoordeelt jaarlijks of de herstelplannen voldoen aan de wettelijke eisen.

De tweede wettelijke maatregel om een tekort van pensioenfondsen aan te vullen geldt als pensioenfondsen gedurende vijf jaar onder hun minimale dekkingsgraad zitten. Die ondergrens – het minimaal vereist eigen vermogen – ligt op een dekkingsgraad van rond 104,2%. De wet schrijft voor dat pensioenfondsen dan na vijf jaar een zodanige korting van de pensioenen moeten doorvoeren dat de dekkingsgraad weer op 104,2% komt. Dit kan voor het eerst spelen in 2020. (Bron: DNB: 18 mei 2017)

Wijziging pensioenregeling met instemming OR soms toch niet genoeg

Geregeld komt het voor dat werkgevers veronderstellen dat zij een pensioenregeling eenzijdig kunnen wijzigen, bijvoorbeeld omdat de OR heeft ingestemd of omdat de wijziging met het oog op nieuwe wetgeving noodzakelijk is. De rechtbank Noord-Nederland d.d. 16 mei 2017 gaat op deze materie diep in. (Bron: Dirkzwagerarbeidsrecht, 10 jul. 2017)

Herstel pensioenfondsen zet door, maar .....

De grote pensioenfondsen in Nederland zijn er in het tweede kwartaal 2017 weer iets beter voor komen te staan. Dat danken ze vooral aan de gestegen rente, waardoor hun financiële verplichtingen wat lager uitkomen. Echt hele hoopgevende mededelingen over de pensioenontwikkelingen kunnen de fondsen nog niet doen.

,,De dekkingsgraad kruipt langzaam verder omhoog en dat is op zich positief”, zegt voorzitter Corien Wortmann-Kool van ambtenarenfonds ABP. ,,Toch verwachten we dat we de pensioenen de komende vijf jaar niet of nauwelijks kunnen verhogen met de inflatie. Ook de kans op verlaging van de pensioenen blijft de komende jaren aanwezig.” (Bron: Nieuws.nl, 20 jul. 2017);

ABP verhoogt pensioenen niet; premie stijgt verder in 2018

De beleidsdekkingsgraad van het ABP bedroeg op 31 oktober 100,2%. Om te kunnen indexeren moet de beleidsdekkingsgraad minimaal 110% zijn. Het ABP schat in dat er de komende vijf jaar ook niet of nauwelijks ruimte ontstaat om het pensioen te verhogen. De kans dat de pensioenen in 2018 verlaagd moeten worden is inmiddels klein geworden. Voor de komende jaren blijft die kans wel aanwezig. Als de beleidsdekkingsgraad tot en met 2020 onder het vereiste niveau van 104,2% blijft, is verlaging van de pensioenen noodzakelijk.

De pensioenpremie wordt 22,9% in 2018, deze is nu 21,1%. Vorig jaar kondigde het ABP een meerjarig premiebeleid aan. Dit leidt tot een structureel hogere premie vanaf 2017. Met de premiestijging in 2018 wordt de volgende stap gezet en in 2019 volgt de laatste stap. (Bronnen: ABP en Findinet, 27 nov. 2017)

Pensioenfonds voor de bouw verhoogt uitkeringen

Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) maakt bekend dat het de pensioenen gedeeltelijk verhoogt. Per 1 januari 2018 krijgen gepensioneerden en (gewezen) deelnemers er 0,59% bij. Deze verhoging is mogelijk omdat de financiële gezondheid van bpfBOUW in 2017 verder is verbeterd.

De dekkingsgraad, op basis waarvan het bestuur deze beslissing neemt, is 115,1%. Dat betekent dat voor elke euro aan pensioenverplichtingen ruim 1,15 euro in kas zit. Dat is voldoende om de pensioenen gedeeltelijk te verhogen. De maximaal wettelijk toegestane verhoging is 0,59%.

De premie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen blijft in 2018 onveranderd, namelijk 20,2%. Dit is het gezamenlijke werkgevers- en het werknemersdeel.

Cijfers dekkingsgraad 2018

Voor een totaaloverzicht per pensioenfonds op 1-1-2018 zie

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in 2018 teruggelopen van 108% naar 104%. In het laatste kwartaal liepen de fondsen behoorlijke klappen op en werd het herstel van begin 2018 volledig teniet gedaan. De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden en leidend voor kortingen en indexatie, is in 2018 gestegen van 106% naar 108%.
Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risk, retirement en health, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt. (Bron Aon, jan. 2019)

NB: Heeft een pensioenfonds aan het eind van vijf achtereenvolgende jaren steeds een beleidsdekkingsgraad lager dan 104,3 procent, dan moet het aan het eind van die vijf jaar-periode de pensioenen en de opbouw ervan verlagen. Komt de beleidsdekkingsgraad aan het eind van enig jaar boven de 104,3 procent, dan gaat de vijf jaar-periode opnieuw in. Het fonds mag een verlaging desgewenst ‘uitsmeren’ over maximaal 10 jaar.

Lage rente is funest voor pensioenen

De lage rente is prima nieuws voor de economie, maar funest voor gepensioneerden. De drijfveer onder de wederopstanding van de BV Nederland doet bij pensioenfondsen juist pijn. Zij moeten meer geld in kas houden en kunnen minder profiteren van hard stijgende aandelenkoersen. Daardoor kan er voor de ouderen nauwelijks wat bij op hun huidige pensioen.

Het is een onmogelijk verhaal om te verkopen in de huidige economie: hoe is het toch mogelijk dat bijna alle economische seinen op groen staan, terwijl er voor de gepensioneerden nog niet genoeg geld is om hun pensioen minstens mee te laten stijgen met de inflatie – het indexeren waar gepensioneerden zo naar snakken?

Dat de pensioenen niet meegroeien met de prijzen, doet overigens niet alleen gepensioneerden pijn. Ook de jongere generatie moet zich zorgen maken over het uitblijven van pensioenverhogingen. Want hun inleg wordt ook al jaren niet geïndexeerd. En door het gemis van rente op rente werkt dat bij (jonge) werkenden door de jaren heen nog harder door. (Bron en meer: De Telegraaf, 26 jan. 2018)

Massale verlaging pensioenen 2020 dreigt nog steeds

Ondanks de economische groei, hangt zo’n tien miljoen pensioenen nog steeds een verlaging boven het hoofd in 2020. Gemiddeld zal de korting nu uitkomen op 3 procent. Dit blijkt uit een overzicht dat de toezichthouder op de pensioenfondsen, De Nederlandsche Bank (DNB), heeft gepubliceerd. Het gaat met name om de pensioenen van ambtenaren, in de zorg en de metaal.

De situatie is iets minder rampzalig dan een jaar geleden. Toen tekenden zich nog kortingen af van gemiddeld 9 procent. De positie van pensioenfondsen is sindsdien verbeterd, vooral door de gestegen aandelenkoersen. Die zijn in de VS omhoog geschoten sinds de verkiezing van president Trump, maar ook de Europese economie draait goed. Ook de rente die cruciaal is bij de berekening van de vermogens van pensioenfondsen, is iets gestegen. Als deze trends zich voortzetten, kunnen kortingen mogelijk achterwege blijven. Sinds vorig jaar zijn al ruim 20 fondsen uit de gevarenzone verdwenen.

De kortingen dreigen voor 2020 omdat dan de eerste vijf jaar voorbij zijn van de zogenoemde herstelplannen. Dat zijn de plannen die pensioenfondsen bij DNB indienen als zij er slecht voorstaan. (Bron: DNB; De Volkskrant, jun. 2018)

Stagnerend pensioen is niet meer uit te leggen

Er moet snel een nieuw pensioenstelsel komen, want dat pensioenen ondanks de economische groei niet verhoogd worden is niet meer uit te leggen. Dat zeggen de twee grootste pensioenfondsen van het land. "We zien dat onze financiële positie stap voor stap verbetert", zegt Corien Wortmann-Kool, voorzitter van ambtenarenfonds ABP. "Maar de pensioenen van werkenden en gepensioneerden kunnen we de komende jaren niet verhogen met de inflatie. Ik kan dat niet meer uitleggen aan onze deelnemers." (Bron en meer uitleg: NOS, 17 okt. 2018)

FNV eist hogere rekenrente bij pensioenakkoord

De rekenrente wordt gebruikt om te berekenen of fondsen ook in de toekomst genoeg geld in de pot hebben. Omdat de rente nu laag is, moeten fondsen zich kunstmatig arm rekenen. Dat kan ertoe leiden dat zij uitkeringen moeten verlagen. FNV wil de regels versoepelen.

De vakbond legt daarmee een nieuwe bom onder het pensioenakkoord dat nabij is. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt de rekenrente vast. Minister Wouter Koolmees liet de Tweede Kamer onlangs weten, op advies van DNB, niet aan de regels te willen tornen. (Bron: Nu, 29 okt. 2018)

Opnieuw geen indexatie voor pensioenen ABP en PFZW

Dat hebben de fondsbesturen gisteren aan hun deelnemers laten weten. Bij beide fondsen is de dekkingsgraad onvoldoende hersteld om tot indexatie over te kunnen gaan, die behalve op de uitkeringen ook betrekking hebben op deelnemers die op dit moment pensioen opbouwen. Voor gedeeltelijke indexatie moet de beleidsdekkingsgraad boven de 110% uitkomen en voor volledige indexatie boven de 130%. Bij het ABP bedroeg de dekkingsgraad eind oktober 2018 bijna 105%, bij PFZW nipt boven de 100%.

Voor het zorg en welzijnsfonds betekent dit overigens wel dat waardeoverdracht naar dit fonds weer mogelijk is. (Bron: Findinet, 23 nov. 2018)

Bouw pensioenfonds verhoogt wel de pensioenen

Pensioenfonds bpfBouw, het fonds voor de bouwsector, kan de pensioenen voor komend jaar verhogen. Het fonds is het enige van de "grote vijf" dat zijn deelnemers wat extra's kan bieden. De mensen die bij bpfBouw zijn aangesloten krijgen er 1,07% pensioen bij in 2019. Dat is de maximale indexatie volgens de huidige regels. De beleidsdekkingsgraad van het fonds is inmiddels 119,6%. Dat is voldoende om de pensioenen te verhogen, maar niet voor een verhoging die even groot is als de prijsstijging. Hoe staat het met de andere fondsen, waarmee kan worden vergeleken.

Dekkingsgraad en pensioenpremie per sector eind 2018

Sector Deelnemers
Actief
Ex
Deelnemers
Gepensio-
neerden
OP %
Premie
Wkg
Deel
Wkn
Deel
Franchise Dekkings-percentage
PMT 400.000 600.000 140.000 32,20 16,10 16,10 € 15.632 100,60
PME 146.000 306.000 166.000 23,00 11,97 11,03 € 14.704 95,90
ABP 1.111.106 946.097 820.000 22,90 16,03 6,87 € 13.350 101,80
PZFW 1.196.900 1.076.200 435.300 23,50 11,75 11,75 € 12.028 98,50
PGB 76.851 125.000 75.618 19,50 11,75 7,75 € 14.978 106,10
Bouw 139.189 374.273 249.060 20,20 12,86 7,34 € 13.343 119,60

Cijfers dekkingsgraad 2019

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in april 2019 weer wat opgekrabbeld van 106% naar 107%. De rente is na de dip van eind maart weer iets opgelopen en de aandelenbeurzen noteerden in april wederom goede rendementen. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, is in april stabiel gebleven op 108%.

De financiële positie van pensioenfondsen is in mei 2019 "flink" verslechterd. Volgens advies- en onderzoeksbureau Aon hadden de fondsen last van dalende beurskoersen en een teruglopende rente. De noodzaak van een vernieuwd pensioenstelsel wordt hiermee nogmaals onderstreept, aldus de onderzoekers.
De gemiddelde dekkingsgraad zakte in mei van 107 naar 104 procent. De graadmeter geeft aan in hoeverre de fondsen aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Het gaat al langer niet goed met veel pensioenfondsen. Daardoor kunnen veel pensioenen niet omhoog en dreigen er voor miljoenen Nederlanders in de komende jaren kortingen.

Dekkingsgraad onder 100 procent. Enkele grote pensioenfondsen zakten in mei 2019 onder de 100 procent. In cijfers:

  • ABP dekkingsgraad 96,1 procent.
  • Zorg en Welzijn (PFZW) 96,3 procent.
  • Metaalfonds PMT 97,4 procent.
  • Metaalfonds PME 96,7 procent.
De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juni onveranderd gebleven op 104%. Na de daling in mei, is de rente in juni verder teruggelopen en de aandelenbeurzen noteerden positieve resultaten. Ook de beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef hierdoor in juni stabiel op 107%. (Bron: Aon, 1 juli 2019)

Tweede kwartaal 2019

De financiële positie van de pensioenfondsen is in het tweede kwartaal 2019 verslechterd. Dit blijkt uit rapportages van pensioenfondsen aan toezichthouder De Nederlandsche Bank. De waarde van de verplichtingen (de huidige en toekomstige uitkeringen) groeide met 96 miljard euro naar 1.463 miljard euro.

Het gewogen gemiddelde van de dekkingsgraden van de pensioenfondsen is in het tweede kwartaal gedaald naar 101,8 procent: een verslechtering ten opzichte van het eerste kwartaal met 3 procentpunten. De dekkingsgraad is de graadmeter voor de actuele financiële positie van pensioenfondsen en geeft de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen weer.

Derde kwartaal 2019

De gemiddelde dekkingsgraad van de fondsen, die aangeeft in hoeverre ze aan hun verplichtingen kunnen voldoen, is begin augustus gedaald van 102 naar 98 procent. Dat betekent dat een Nederlands pensioenfonds op dit moment gemiddeld te weinig in kas heeft om aan alle toekomstige verplichtingen te voldoen. Fondsen die al vijf jaar te maken hebben met deze zogenoemde onderdekking en aan het eind van dit jaar een dekkingsgraad lager dan 100 procent hebben, moeten de pensioenen korten om weer op 100 procent te komen.

De dekkingsgraden van de twee grootste pensioenfondsen van Nederland zijn in augustus 2019 onder de 90% gedaald. Dat maken ambtenarenpensioenfonds ABP en pensioenfonds Zorg en Welzijn bekend. Ook bij andere pensioenfondsen zijn de dekkingsgraden onderuit gegaan. Daardoor moeten, als herstel de rest van het jaar uitblijft, veel meer pensioenfondsen, volgend jaar veel grotere kortingen doorvoeren dan al werd gevreesd. De pensioenfondsen willen daarom zo snel mogelijk met minister Wouter Koolmees om de tafel.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen komt in september 2019 net boven de kritieke grens van 100%. De dekkingsgraad eindigde op 101%. Na het dieptepunt van augustus krabbelde de rente enigszins op en dat vertaalde zich ook in een lichte stijging van de dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, liep terug naar 104%.

Oktober 2019

De gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen was in oktober 101 procent. Dat is net boven de 'kritieke grens' van 100 procent. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van onderzoeksbureau Aon.

De beleidsdekkingsgraad (het gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden) bleef eind oktober hangen op 104 procent. Dat is onder het wettelijk vereiste minimum van 104,3 procent. Naar verwachting loopt de beleidsdekkingsgraad de komende maanden nog verder terug.

De stagnerende dekkingsgraad wijt Aon aan de klappen die het Nederlandse pensioenvermogen kreeg door slechte macro-economische cijfers van Amerika en Duitsland.

November 2019

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen stijgt in november 2019 naar 102%. Dit wordt veroorzaakt door een lichte stijging van de rente en goede resultaten van de aandelen, mede als gevolg van meevallende groeicijfers. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, zakte desalniettemin terug naar 103%.

De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, ging van 104% eind oktober naar 103% eind november. Deze dekkingsgraad ligt hoger dan het tijdelijke aangepaste wettelijk vereiste minimum van 90%. De beleidsdekkingsgraad loopt de komende maanden hoogstwaarschijnlijk verder terug omdat de hogere dekkingsgraden van de tweede helft van 2018 dan niet meer worden meegewogen voor dit gemiddelde. De actuele gemiddelde dekkingsgraad van 102% versterkt dit effect.

Kortingen op pensioenfondsen weer realistisch scenario

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in 2018 teruggelopen van 108% naar 104%. In het laatste kwartaal liepen de fondsen behoorlijke klappen op en werd het herstel van begin 2018 volledig teniet gedaan. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon.

De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, is in 2018 wel gestegen: van 106% naar 108%, dus hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. Desondanks is de verwachting is dat een aantal fondsen het jaar toch afsluit met een dekkingstekort, aldus Aon. Vooral een aantal grotere fondsen heeft een dekkingsgraad die nog onder de 104,3% ligt. Mogelijke kortingen per jaareinde 2019 en 2020 zijn daardoor een realistisch scenario. (Bron: Findinet, 3 jan. 2019)

Onze pensioenen verdampen

Het is hoog tijd voor pensioenadviseurs om mensen voor te bereiden op het korten van hun oude dag, meldt de Telegraaf. Want het pensioenstelsel zakt langzaamaan door zijn financiële hoeven. De krant deed een rondgang langs alle pensioenfondsen en maakte de waardedaling, waar miljoenen mensen mee te maken krijgen, concreet. Bij sommige fondsen is een pensioen de afgelopen tien jaar al een kwart minder waard geworden. En na het rampzalige financiële einde van 2018 komen kortingen dichterbij dan ooit.

Voorbeeld: Voor een loodgieter die bij het metaalfonds PMT is aangesloten, is de boodschappenkar van 100 euro uit 2008 inmiddels in prijs gestegen tot ruim 118 euro. Maar zijn 100 euro pensioen van toen is door kortingen nu nog maar iets meer dan 93 euro waard. De koopkracht van deze loodgieter is met een kwart gedaald. (Bron en meer voorbeelden: Findinet, 23 jan. 2019)

Redactie: Dat is het beeld dat sommige redacties van kranten ons wil doen geloven. De Pensioenfondsen hebben meer geld in kas dan ooit en menig Pensioenfonds heeft in 10 jaar tijd het vermogen verdubbeld. Hoe zit het nu met de rekenrente en de feitelijke marktwaardering van het vermogen? Zie daarvoor een prima artikel: Rekenrente het kan anders

Pensioenfondsen lopen miljarden mis door strenge regels

Pensioenfondsen lopen jaarlijks zeker 7 miljard euro mis, doordat ze gedwongen zijn te beleggen in Nederlandse en Duitse staatsleningen. Daardoor raakt verhoging van de pensioenen steeds verder buiten beeld.

De Nederlandse pensioenfondsen beheren een gezamenlijk vermogen van zo'n 1400 miljard euro. Daarvan is gemiddeld een kwart belegd in risicoloze obligaties, Nederlandse en Duitse staatsleningen en renteswaps, instrumenten die beschermen tegen een lagere of juist hogere rente. ,,Op die beleggingen wordt soms maar 0,25 procent rendement gemaakt'', zegt een woordvoerder van PGGM.

De beleggingen in de vrijwel waardeloze leningen zijn geen vrije keuze van de pensioenfondsen. Zij moeten daarin beleggen op basis van afspraken in het Financieel Toetsings Kader (FTK), de rekenregels voor de pensioenfondsen. In het huidige stelsel zijn de pensioenaanspraken nog min of meer gegarandeerd. Om die garantie waar te maken, moet een deel van het pensioengeld risicovrij worden belegd. Deze aanpak leidt ertoe dat het FTK alleen swaps en staatsleningen uit landen als Duitsland en Nederland beschouwt als 'risicoloze' belegging. (Bron: PZC, 9 feb. 2019)

Pensioenfondsen tekenen voor samenwerking duurzaam beleggen

Door het beleggen van hun vermogen kunnen pensioenfondsen wereldwijd invloed hebben op bijvoorbeeld mensenrechten en het milieu. Om die invloed beter te kunnen inzetten, is meer inzicht in de risico’s in de wereldwijde beleggingsketen en samenwerking met (lokale) partners nodig. 73 fondsen, samen goed voor zo’n 1180 miljard euro aan belegd vermogen, tekenden op 20 december 2018 daartoe het convenant.

Mariette Hamer, voorzitter SER: ‘Sinds het SER-advies over IMVO-convenanten in 2014 zijn er acht convenanten afgesloten. Sectoren nemen hiermee zelf het initiatief om meer inzicht te krijgen in hun keten en die te verduurzamen. Na banken en verzekeraars is er nu ook het pensioenconvenant, daarmee heeft de financiële sector de mogelijkheid om in tal van bedrijfssectoren IMVO tot de norm te maken. En daarmee als cruciale hefboom te fungeren in de transitie naar duurzame groei. Goed dat de convenanten daarvoor als instrument kunnen dienen.’ (Bron en meer: IMOV, 20 dec. 2019)

Redactie: Veel lof voor de samenwerking om duurzaam te beleggen en daarbij risico’s te verminderen c.q. te vermijden. Aan de andere kant, geen woord over het te verwachten rendement. Als in 2020 (grote) pensioenfondsen pensioenen moeten verlagen - zie ook Pensioenfondsen lopen jaarlijks zeker 7 miljard euro mis - zal het vermijden van risico's onder druk komen te staan.

Metaalfondsen verzetten zich tegen pensioenkorting

De pensioenfondsen voor de metaalsector PMT en PME verzetten zich tegen de komende pensioenkortingen. Ze vinden het onverantwoord dat ze straks de pensioenen van twee miljoen mensen moeten korten. ''Terwijl de prijzen stijgen gaan wij misschien de pensioenen met tientallen euro's verlagen. Dat is echt dramatisch voor mensen." De fondsen weten overigens pas op de laatste dag van 2019 hoe groot de verlaging wordt.

NB: De bewindslieden Rutte en Koolmees hebben aangeboden om via nieuwe wetgeving te voorkomen dat grote pensioenfondsen in 2020 en 2021 de pensioenen moeten korten. Daarmee komen ze de vakbonden, die herstel van de pensioenen willen, vergaand tegemoet.

Ook ABP vreest verlaging pensioenen

Ondanks een onstuimig laatste kwartaal steeg onze beleidsdekkingsgraad in 2018 van 101,5% naar 103,8%. Daarmee is gedeeltelijke verhoging van het pensioen (mogelijk vanaf 110%) nog ver weg. Verlaging is voor de komende jaren zelfs niet uitgesloten. (Bron: Jaarverslag ABP 2018 )

ECB houdt rente langer op zeer laag niveau

De Europese Centrale Bank (ECB) houdt de rente zeker nog tot en met de eerste helft van volgend jaar op het huidige, zeer lage niveau. Dat is circa een half jaar langer dan eerder gemeld. Daarmee gaf de centrale bank gehoor aan verwachtingen in de markt dat de economie en de inflatie van de eurozone voorlopig nog niet zonder stimulering kunnen. (Bron: ECB, 6 jun. 2019)

Consumenten merken de lage rente vooral door de lage de spaar- en hypotheekrente. Het gaat tevens om een hoofdpijndossier voor pensioenfondsen. Die moeten meer geld reserveren om aan hun verplichtingen op lange termijn te kunnen voldoen, waardoor hun financiële positie onder druk is komen te staan.

NB: lees ook "CPB waarschuwt voor financiële risico's door lage rente" d.d. 4 juni 2019)

Koolmees: kapitaal gedekt stelsel in gevaar als rente zo laag blijft

“Als de rente nog langere tijd zo laag blijft als nu, dan is dat een probleem voor elk kapitaal gedekt stelsel”, aldus minister Koolmees. En dus ook voor de Nederlandse tweede pijler (de pensioenfondsen en -verzekeraars).

Redactie: Wat is nu de werkelijke reden achter deze opmerking, die gelet op de reële beleggingswinsten van de pensioenfondsen kant noch wal raakt?

Hoe lang houden we elkaar nog voor de gek?

Koolmees praat alleen de Nederlandsche Bank (DNB) na die (Knot) vindt dat we een theoretische rekenrente van 1% moeten aanhouden i.p.v. de al jarenlange werkelijke rendementen van de beleggingen van de pensioenen. Dijsselbloem doet daar nog eens een schepje bovenop door het advies van zijn commissie, dat de huidige rekenrente nog eens verlaagd moet worden. Inmiddels is het vermogen van menig pensioenfonds in 10 jaar tijd verdubbeld, terwijl de verplichtingen hooguit met 20% zijn toegenomen.

FNV wil geen pensioenkorting

Dankzij het pensioenakkoord gelden na het nu minder strenge eisen voor de buffers van pensioenfondsen. Toch hoor je nu dat misschien kortingen nodig zijn. De FNV vindt van niet (18 juli 2019).

‘Het huidige pensioencontract is verschrikkelijk afhankelijk van de rente. De beleggingsrendementen zijn goed, de pensioenvermogens zijn hoog. Alleen vanwege de rente zouden we dan moeten korten. Terwijl er in de economie een hoop geld is.’ In de praktijk maken de fondsen nog steeds goede rendementen. De FNV vindt de huidige rekenrente daarom geen goede voorspeller en pleit voor een andere rekenrente. Bijvoorbeeld de lange termijnrente die in de rest van Europa wordt gebruikt.

Komend half jaar vaststellen of kortingen op pensioenen nodig zijn

De cijfers die diverse pensioenfondsen vandaag over het eerste half jaar van 2019 hebben gepresenteerd zijn zorgelijk, maar er hoeven nog geen consequenties aan verbonden te worden. Dat stellen VNO-NCW en MKB-Nederland. Uit de cijfers blijkt dat de dekkingsgraad – de indicator van de gezondheid van een pensioenfonds – zijn gedaald. 'Pas als de dekkingsgraad op 31 december 2019 ook onder de 100 procent ligt dan zijn er mogelijk gevolgen', stellen de ondernemingsorganisaties.

In het recent gesloten Pensioenakkoord zijn versoepelingen afgesproken waardoor minder snel en minder hard hoeft te worden ingegrepen. In het huidige stelsel is het mogelijk dat fondsen al moeten korten bij een dekkingsgraad onder de ca. 105 procent. In het nieuwe stelsel is dat pas bij dekkingsgraden onder de 100 procent. Vooruitlopend op het nieuwe stelsel is afgesproken dat de grens van 100 procent ook al in de komende jaren geldt. Dat betekent dat fondsen die boven de 100 procent zitten nu niet hoeven te korten en fondsen die daaronder zitten maar tot 100 procent hoeven te korten.

Een zorg is wel dat door de verdere daling van de rente en het feit dat vanaf 2020 met minder hoge rendementen gerekend mag worden, in 2020 situaties kunnen ontstaan dat pensioenfondsen geen sluitend herstelplan meer kunnen maken. (Bron: VNO-NCW , 18 jul. 2019)

Stichting PensioenBehoud en KBO-Brabant gaan juridische strijd aan met Nederlandse Staat over pensioenwetgeving

Stichting PensioenBehoud, seniorenvereniging KBO-Brabant en een derde partij zijn voornemens een bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat te beginnen. De dagvaarding zal naar verwachting in september worden ingediend. De drie organisaties zijn van oordeel dat de Nederlandse pensioenwetgeving in strijd is met een Europese richtlijn, met als gevolg dreigende pensioenkorting voor acht miljoen mensen en geen zicht op indexering.

Pensioenfondsen moeten zich arm rekenen

Pensioenfondsen boeken mooie rendementen, maar dreigen desondanks de pensioenen van acht miljoen mensen te moeten verlagen. Die directe korting komt bovenop de sluipende geldontwaarding van pensioenen die al sinds 2008 gaande is doordat pensioenen niet geïndexeerd mogen worden terwijl de kosten voor levensonderhoud wel stijgen. Eerst was er de langdurige financieel-economische crisis die indexeren in de weg stond. Vervolgens ging de Europese Centrale Bank (ECB) vanaf 2014 op grote schaal geld uit het niets creëren, waardoor de rente extreem daalde. Het is díe rente waarmee onze pensioenfondsen zich arm moeten rekenen, want niet hun werkelijk behaalde rendement telt, maar het van de rente afgeleide normrendement, zo is vastgelegd in onze pensioenwetgeving. Pensioenfondsen moeten doen alsof ze niet gemiddeld meer dan 5% rendement over de lange termijn behalen doordat ze beleggen in aandelen, onroerend goed en leningen aan bedrijven en overheden, maar slechts laag renderende leningen aan overheden verstrekken. Dit schetst onterecht een buitengewoon pessimistisch beeld van onze pensioenfondsen.

Rekenregels zijn van Haagse makelij

Onze regering wijst de ECB als schuldige aan, maar gaat gemakshalve voorbij aan haar eigen majeure rol in de pensioenmalaise. Hoewel de Nederlandse pensioenfondsen veruit het grootste pensioenvermogen in de Eurozone beheren en álle landen in de Eurozone met hetzelfde ECB-beleid te maken hebben, heeft alléén Nederland in zijn wetgeving voor pensioenfondsen gekozen voor een rekenrente die het aanvullend pensioen van werknemers en gepensioneerden – zijnde de crediteuren van pensioenfondsen – doet verdampen. Gepensioneerden voelen dat al tien jaar lang in hun portemonnee; werknemers komen na hun pensionering van een koude kermis thuis. In alle andere landen van de Eurozone worden pensioenen gewoon geïndexeerd. Deze ondermijning van ons unieke pensioenstelsel en van de pensioenvoorziening van degenen die daarvoor werken en gewerkt hebben, moet een halt worden toegeroepen.
Pensioenakkoord lost pensioenprobleem niet op. Sociale partners hebben over de zo urgente aanpassing van de rekenrente helaas niets afgesproken in hun onderhandelingen met minister Koolmees over een Pensioenakkoord. Van alle vier vooraf door de vakbonden gestelde eisen is aanpassing van de rekenrente ergens in het proces verweesd geraakt. In plaats daarvan kwam het advies van de Commissie Parameters onder leiding van oud PvdA-minister Dijsselbloem om de rekenrente voor pensioenfondsen nog verder te verlagen in plaats van te verhogen, waardoor de werkelijke rendementen nog hoger en de reserves nog groter moeten worden, kortingen versneld gaan plaatsvinden en indexering een utopie is geworden. Zelfs nu de schijnzekerheid van een gegarandeerd pensioen is losgelaten in het Pensioenakkoord moet de reeds extreem lage rekenrente nog verder omlaag, aldus de Commissie Dijsselbloem. Het advies was helaas niet tegen dovemansoren gericht en werd direct overgenomen door minister Koolmees en toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) (Klaas Knot) en wordt per 2021 ingevoerd.

Rekenrente in strijd met Art.126 Pensioenwet, dat uitgaat van marktwaardering

Extreem lage rekenrente niet logisch

De logica daarvan is ver te zoeken. Bij het vaststellen van de premie die u moet betalen als u pensioen opbouwt, wordt ervan uitgegaan dat die premie rendabel wordt belegd. Tot 2007 werd de premie berekend op basis van een verwacht rendement van 4% en daarna daalde dat geleidelijk tot iets meer dan 2,5%. Als u altijd pensioenpremie heeft betaald met een ingebouwd verwacht rendement van 2,5 tot 4% en als het pensioenfonds altijd een gemiddeld rendement heeft gerealiseerd van méér dan 4%, dan zou u mogen verwachten dat u krijgt wat u is beloofd. Als voor de berekening van de verplichtingen van pensioenfondsen dezelfde rekenrente zou worden gehanteerd als voor het vaststellen van de premie (2,5% dus), is er ook niets aan de hand. Dan stijgen de reserves van onze pensioenfondsen naar 25 tot 30% en dan krijgt u jaarlijks de prijsstijgingen gecompenseerd. Maar een dergelijke aanpassing wil onze regering niet, zogenaamd omdat een hoger rekenrendement voor het pensioenvermogen jongeren zou benadelen. Dat is echter alleen maar waar als het werkelijk behaalde rendement lager is dan die 2,5%. En als dat zich werkelijk zou voordoen, kan het rekenrendement ook weer aangepast worden. De regering houdt de deur van de rekenrente echter stevig op slot en de vakbonden hebben het Pensioenakkoord niet benut om die deur te openen.

Meten met twee maten

De Nederlandse pensioenwetgeving is niet alleen onlogisch, maar ook onevenwichtig. In tegenstelling tot onze pensioenfondsen die onder nationaal toezicht staan en hun verplichtingen moeten berekenen met de extreem lage rekenrente van DNB, mogen verzekeraars in ons land hun verplichtingen wel berekenen met de veel hogere Europese rekenrente van EIOPA. Hierdoor behalen verzekeraars een fors concurrentievoordeel bij het aanbieden van pensioenvoorzieningen.

Nederlandse pensioenwetgeving in strijd met Europese richtlijn

En tenslotte beschouwen eisers de keuze van onze regering om van pensioenfondsen te eisen dat zij met de extreem lage rekenrente hun verplichtingen berekenen voor de komende zestig jaar (!) onwettig. Nederlandse pensioenfondsen moeten voldoen aan Europese regels voor bestuur, governance, communicatie en beleggingsbeleid, vastgelegd in de IORP II-richtlijn. De Nederlandse pensioenwetgeving is volgens Stichting PensioenBehoud, KBO-Brabant en de derde partij in strijd met deze Europese richtlijn. Daarop zal de bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat zich richten.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met mr. Erik Daae, voorzitter Stichting PensioenBehoud, telefoon 06 53 16 16 56, e-mail voorzitter@stichtingpensioenbehoud

Gevecht om de hoogte van de rekenrente pensioenfondsen

Midden 2019 - met de naderende verlaging van pensioenen in het vooruitzicht - is de discussie over de hoogte van de rekenrente* van de pensioenen verhevigd.

* Pensioenfondsen moeten schatten hoeveel geld zij nu in "kas" (vermogen) moeten hebben om alle pensioenen tot in de verre toekomst uit te keren. Dit gebeurt aan de hand van de zogenoemde risicovrije rente, die wordt bepaald door de overheid en De Nederlandsche Bank. Hoe lager die rente is, hoe meer geld pensioenfondsen nu in kas moeten hebben. (Pensioen Federatie)

De huidige situatie is dat pensioenfondsen verplicht worden te rekenen met iets meer dan 1 procent, terwijl de meeste fondsen in werkelijkheid zelfs meer dan 7% opbrengst op hun beleggingen behalen. De politiek - geadviseerd door De Nederlandsche Bank - stelt dat met de 7% opbrengst niet gerekend mag worden omdat in de toekomst de rente mogelijk lager kan uitvallen. Het gevolg is dat Nederland moet uitgaan van de laagste rekenrente van Europa (19 juli 2019).

Zonder aanpassing van de rekenrente zullen kortingen op de pensioenen onafwendbaar zijn, aldus de hoogleraren Sylvester Eijffinger en Lex Hoogduin (30 augustus 2019) die stellen dat de rekenrente onnatuurlijk laag is. Oorzaken van de lage rekenrente zijn:

  • Door het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank (ECB) worden de rentes op staatsobligaties extra laag gehouden.
  • De pensioenfondsen worden gedwongen te beleggen in staatsobligaties, wat een verlagend effect heeft.
Op vragen van het CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt antwoorden de ministers Hoekstra en Koolmees dat de Europese Centrale Bank niet als enige schuldige aangewezen kan worden voor de malaise bij de pensioenfondsen. De ministers zijn het er over eens dat het monetaire beleid van de ECB een drukkend effect heeft op de rekenrente, in welke mate is niet aan te geven. (2 september 2019).

Redactie: Wij houden u van het vervolg van de veldslag op de hoogte. Wat is de reden, dat de Nederlandsche Bank (DNB) zo vasthoudt aan de rekenrente als maatstaf voor de solvabiliteit van een pensioenfonds i.p.v. de werkelijke beleggingsresultaten? Een waarom volgen Koolmees en Hoekstra de DNB zo slaafs?

Mogelijke veranderingen uit onverwachtse hoek

Cristine Lagarde, sinds juli 2011 directrice van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), zal naar verwachting in oktober 2019 worden benoemd tot voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB). Zij volgt daarmee Mario Draghi op.

In het gesprek met het Europees Parlement deed zij voorzichtige uitspraken als ''de mensen die van de ECB meer uitleg verdienen", "voor de ECB is een bredere maatschappelijke rol weggelegd bij thema’s zoals diversiteit en klimaatverandering", "ECB zich moet zich aanpassen aan de wereld om zich heen” en "Wat de ECB doet, moet niet alleen begrepen worden door beleggers, maar ook door de mensen die zij uiteindelijk dient”. Het zal nog even duren, de verwachting is dat het thema ECB-rentebeleid door haar zal worden aangeroerd.

Draghi verlaagt de rente nog verder

Mario Draghi, voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB) grijpt - een maand voor zijn aftreden (oktober 2019) - andermaal fors in om de Europese economie stimuleren. De depositorente gaat omlaag en de ECB gaat obligaties opkopen. Wat betekent dat en hoe gaat het nu verder?

De depositorente gaat nogmaals omlaag - van -0,4 procent naar -0,5 procent - en mogelijk zal de rente nog verder omlaag gaan. Voor banken betekent dat dat geld onderbrengen bij de ECB hen meer geld kost. Anderzijds, als banken van de EVB lenen, kost hen dat geen geld. En verder gaat de ECB vanaf 1 november 2019 door met het opkopen van obligaties, ditmaal voor 20 miljard euro per maand. De ECB doet dit alles omdat zij angst heeft dat de inflatie in Europa zal toenemen. Ook na november 2019 behoren nog verder gaande maatregelen tot de mogelijkheden.

Heeft Draghi gelijk of ongelijk, zeker is dat de materie ingewikkeld is. Een deskundige - Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB) - twijfelt aan de effectiviteit van het pakket aan maatregelen.

Redactie: Het is ongebruikelijk dat iemand die binnenkort zal vertrekken - in dit geval Draghi in oktober 2019 - op de valreep ingrijpende maatregelen neemt. De opvolger - waarschijnlijk mevrouw Lagarde - zadel je op met een koers waar de opvolger mogelijk heel anders over denkt.

Pensioeneffecten van de lage rente

De Pensioenfederatie vraagt in een position paper (23 september 2019) aandacht voor de brede impact van de lage/negatieve rente op het pensioenstelsel.

"De zorgen betreffen niet een deel van de pensioenfondsen, maar alle pensioenfondsen. De discussie ziet ook niet alleen op de dreigende verlagingen en het uitblijven van indexatie, hoe belangrijk dat ook is. De zorgen van de Pensioenfederatie betreffen namelijk ook de explosieve stijging van de premies en waar die niet kan stijgen een dramatische daling van de pensioenopbouw . Dit zijn grote woorden, maar de situatie is dan ook buitengewoon ernstig en bedreigend voor het pensioenstelsel, inclusief het beoogde stelsel voor de toekomst. Vooral sinds eind augustus 2019".

Ouderen nemen spaargeld op bij negatieve rente

Zes van de tien ouderen halen hun geld van de bank als de rente op spaargeld negatief wordt. Dat meldt de ANBO (september 2019), de belangenorganisatie van senioren. Sommige ondervraagde ouderen gaven al concreet aan wat ze ermee van plan zijn. Zo wil 10 procent overstappen naar een buitenlandse bank, gaat 7 procent investeren, en wil 6 procent het spaargeld gebruiken voor energiemaatregelen in en rond de woning.

ABP-baas vindt kortingen onnodig. Fondsen zijn steenrijk

Aan deelnemers is het moeilijk uit te leggen dat pensioenfondsen in economisch voorspoedige tijden pensioenen verlagen, aldus APB-baas Corien Wortmann. Ons vermogen is in de afgelopen tien jaar verdubbeld en onze deelnemers hebben daar geen cent van gezien. Dat moet veranderen in het nieuwe pensioencontract, stelt zij. Dat betekent pensioenen niet alleen berekenen op basis van de rente, maar ook op basis van (voorzichtige) rendementen. “Wij zijn dit met experts van de grote fondsen en pensioenuitvoerders aan het uitwerken. De komende weken verwachten we dat we daar de volgende stappen op kunnen zetten. Dan zullen we daar over en paar weken met sociale partners en minister over in gesprek gaan.”

Ze treedt naar buiten omdat de baas van de Nederlandse Bank - Klaas Knot - eerder deze week de indruk wekte dat de pensioenen er treurig bijstaan. Volgens Wortmann staan niet de pensioenen er treurig bij, maar de regels. (Bron: ABP, 27 sep. 2019)

Redactie: Al jaren geleden schreef de redactie dat voorgenomen kortingen absurd waren in relatie tot de beleggingswinsten van de pensioenfondsen, maar ook omdat de DNB niet alleen toezicht uitoefent op de pensioenfondsen, maar ook de regels voor ging schrijven, terwijl Art. 126 van de pensioenwet n.b. zegt dat van de "marktwaarde" uitgegaan moet worden om de verplichtingen naar de toekomst vast te stellen. Zie ook

Prominente Nederlanders willen versoepeling pensioenregels

De pensioenregels moeten snel versoepeld worden, staat in een brief (oktober 2019) aan de Tweede Kamer die is ondertekend door veertig voormalige topmanagers uit het bedrijfsleven, oud-bestuurders van pensioenfondsen en economen. De discussie over de pensioenen lijkt inmiddels nauwelijks meer bij te dragen aan de oplossing van het probleem.

De prominenten hekelen de thans gehanteerde rekenregels die gebaseerd zijn op een onjuiste rekensystematiek. Verwezen wordt naar het akkoord dat de vakbeweging, werkgevers en kabinet sloten om te komen tot een nieuw stelsel van pensioenaanspraken en het veranderen van rekenregels.

De redactie van HR-kiosk schrijft dit al jaren. Jammer dat prominenten nu eerst wakker worden. Lees ook

Rekenrente is geen gevolg van lage rente ECB

Andere landen binnen de EU hanteren ook een rekenrente. Er is echter geen enkel land in de EU dat met zo'n lage rekenrente rekening houdt als Nederland. Waarom houden Knot en Koolmees daar zo aan vast en waarom vindt Dijsselbloem dat we nog lager moeten gaan zitten?
Zie hieronder de rekenrente in andere landen en realiseer je dat geen enkel ander land zulke mooie rendementen maakt met zijn pensioengeld, als Nederland.
Land Percentage rekenrente
Spanje 4,2
Luxemburg 3,7
Italie 3,4
Duitsland 3,3
Verenigd Koninkrijk 3,1
Cyprus 2,8
Finland 2,8
Belgie 2,7
Portugal 2,0
Zweden 1,6
Denemarken 1,4
Nederland 1,2

Aanbevelingen AFM over communicatie bij verlagen pensioen 

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) vindt het belangrijk dat pensioenfondsen hun deelnemers en pensioengerechtigden zo persoonlijk mogelijk informeren als zij pensioenverlagingen doorvoeren. Verdere aanbevelingen:
  • Vertel een eerlijk verhaal. Het alleen wijzen op externe factoren als de lage rentestand is niet evenwichtig, als de verlaging (ook) het gevolg is van gemaakte beleggingskeuzes en de hoogte van premies.
  • Vermijd moeilijke termen, iedereen moet kunnen begrijpen waar het om gaat.
  • Geef aan of een verlaging definitief is of niet.
  • Om deelnemers en pensioengerechtigden te stimuleren om actie* te ondernemen, moeten de pensioenfondsen een gedragsdoel koppelen aan informatie over verlagingen.
* Redactie: Het woord actie kan beter worden vermeden. Het kan alles betekenen: van het op nette wijze informatie inwinnen om iets te begrijpen tot het in elkaar slaan van mensen en/of gebouwen/goederen vernietigen.

Pensioen voor werkenden in 2020 duurder

Een grote groep werknemers en werkgevers gaat in 2020 toch meer betalen voor pensioen, ondanks de oproep van minister Wouter Koolmees om premies niet te laten stijgen.

Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek (2019) van het FD en PensioenPro naar de ontwikkeling van pensioenpremies. Wanneer premies stijgen, gaat dat ten koste van loon van werknemers of bedrijfswinsten. Daarnaast kiezen steeds meer fondsen ervoor om minder pensioen te beloven voor de ingelegde premie, werknemers zijn dan in feite ook duurder uit.

Cijfers dekkingsgraad 2020

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in de eerste helft van maart 2020 teruggelopen van 95% naar 85%. Paniek op de beurs als gevolg van het coronavirus (COVID-19) zorgde voor donkerrode cijfers en een vlucht naar safe havens, waardoor de rente verder daalde.

Op 9 maart kwam de hele swapcurve onder 0 te liggen en de aandelenkoersen belandden in een vrije val. Het coronavirus houdt wereldwijd de economie in zijn greep en hoe groot de economische schade uiteindelijk wordt, is nog onduidelijk. (Bron: Aon, 1 apr. 2020)

Pensioenfondsen krabbelen op na dieptepunt eind maart. De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in april opgelopen van 85% naar 90%. Na een opleving van de rente in maart daalde deze in april naar rond de 0%. De aandelenkoersen daarentegen begonnen aan een sterk herstel, na de enorme verliezen van maart. (Bron: Aon, 1 mei 2020)

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in mei opgelopen van 90% naar 92%. Na de daling in april krabbelde de rente wat op in mei. Het ingezette herstel van de aandelenkoersen zette door, maar de vastrentende waardenportefeuille daalde iets in waarde door de licht gestegen rente. (Bron: Aon, 2 jun. 2020)

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juni gestegen van 92% naar 93%. Het herstel van de aandelenmarkten zette verder door, maar de rente daalde wat. Dit vlakte het positieve effect van de aandelen deels af.

De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, daalde verder naar 96%. Deze dekkingsgraad ligt boven het aangepaste tijdelijke wettelijk vereiste minimum van 90%. Echter, de hogere dekkingsgraden van voor de coronacrisis zullen in dit gemiddelde nog vervangen worden door de huidige lagere dekkingsgraden. Het is nog maar zeer de vraag of alle fondsen uit de gevarenzone zijn eind 2020. (Bron: Aon, 1 jul. 2020)

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juli stabiel gebleven op 93%. Het herstel van de aandelenmarkten zette verder door, maar de rente daalde ook. Dit vlakte het positieve effect van de aandelen grotendeels af. (Bron: Aon, 3 aug. 2020)

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in augustus gestegen van 93% naar 96%. Dit herstel is met name een gevolg van een rentestijging, maar ook het herstel van de aandelenmarkten zette verder door. De rente liep iets op vanwege tekenen van voorzichtig economisch herstel door oplopende groeiverwachtingen, zoals weergegeven in de zogenoemde inkoopmanager indices. Per saldo steeg de risicovrije rente over de eerste 30 jaar met gemiddeld 10 basispunten sinds vorige maand. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, bleef stabiel op 1,9%. Door de rentestijging nam de waarde van de verplichtingen af met ongeveer 2,5%. (Bron: Aon, 1 sep. 2020)


De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is teruggelopen van 96% in augustus naar 95% in september. De meevaller van ongeveer 2% door de nieuwe Prognosetafel die het Actuarieel Genootschap vorig maand publiceerde, is hierin al meegenomen. Deze meevaller wordt teniet gedaan door een verder dalende rente en de aandelenkoersen die onder druk staan. (Bron Aon, 2 okt. 2020)

NB: Er hoeft niet gekort worden als pensioenfondsen eind 2020 minimaal een dekkingsgraad van 90 procent hebben. Dat onderstreepte minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken nog eens tijdens het debat in de Tweede Kamer over het pensioenakkoord.

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in oktober gedaald van 95% naar 94%. De verder dalende rente zorgde voor een toename van de verplichtingen. Toenemende spanningen zorgden daarnaast voor een daling van de aandelenmarkten.

De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, is stabiel gebleven op 95%. Deze dekkingsgraad ligt boven het aangepaste tijdelijke wettelijk vereiste minimum van 90%. De hogere dekkingsgraden van voor de coronacrisis zullen echter in dit gemiddelde nog vervangen worden door de huidige lagere dekkingsgraden. Het blijft daardoor de vraag of alle fondsen uit de gevarenzone zijn aan het eind van het jaar. (Bron: Aon, 2 nov. 2020)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in november gestegen van 95% naar 100%. Positief vaccinnieuws leidde tot forse stijgingen op de aandelenmarkten. Ook de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen leidde tot optimisme op de aandelenbeurzen. Daarnaast steeg de rente en dat leidde tot een afname van de verplichtingen.(Bron: Aon, 1 dec. 2020)

Rekenrente wankelt

De pensioenonderhandelingen krijgen een onverwachte wending. De onderhandelaars sturen aan op een grote uitruil waarbij minister Koolmees (Sociale Zaken) bereid is de rekenrente af te schaffen en vakbonden pensioenzekerheden opgeven. (Bron: In het Nieuws, 26 feb. 2020, wordt vervolgd)

NB: Het is maar een theoretische exercitie, benadrukken betrokkenen. Toch laten vakbonden, werkgeversorganisaties en minister Koolmees (Sociale Zaken) een plan voor een nieuw pensioenstelsel doorrekenen, waarbij pensioenen veel minder afhankelijk zijn van de rente. Nadeel is echter dat werknemers daarvoor in de plaats minder zekerheid krijgen over wat ze straks op hun oude dag ontvangen bovenop hun AOW. Daar moet niet te lichtzinnig over worden gedacht. Bron: (AD, 27 feb. 2020)

Uitbetaling van pensioenen vindt ondanks coronavirus gewoon doorgang

Economische ontwikkelingen zoals de lage rentestand, handelsconflicten en nu het coronavirus zijn van grote invloed op de financiële positie van de pensioenfondsen. De kans op verlagen in 2021 is nog steeds aanwezig. Het is echter nog te vroeg om hier iets over te kunnen zeggen. Daarvoor is de situatie eind van het jaar bepalend. (Bron en meer informatie: Pensioenfederatie, 13 mrt. 2020)

Corona-crisis toont noodzaak andere rekenrente

De Vakcentrale voor Professionals (VCP) maakt zich grote zorgen over de pensioenen. Door de economische gevolgen van corona-uitbraak zijn de beurzen hard onderuit gegaan, waardoor pensioenfondsen minder kunnen uitkeren. Volgens de VCP is nu het moment om de lage rekenrente die pensioenfondsen moeten gebruiken los te laten. “Gepensioneerden en werknemers zijn de dupe. We moeten toe naar een realistische rente”, zegt VCP-bestuurder Ruud Stegers.

Volgens VCP-bestuurder Ruud Stegers raakt het kant noch wal om vast te houden aan een rentesysteem waarmee op basis van de rentestand van vandaag voorspellingen worden gedaan over te behalen rendementen voor de komende veertig jaar. Dat wordt nu eens te meer duidelijk. “Beleggingen kunnen stijgen of dalen, dat snapt iedereen. Maar dat pensioenfondsen langjarig met extreem lage rendementen moeten rekenen begrijpt niemand. De eerdere keus van de Minister Koolmees en de DNB om daaraan vast te houden, lijkt nu duur betaald te worden.” (Bron: VCP, 3 apr. 2020)

Veel pensioenen zullen komende jaren nog niet stijgen

Ook als de FNV zaterdag instemt met de uitwerking van het pensioenakkoord zal het nog jaren duren voordat pensioenen weer zullen stijgen. In het nieuwe pensioenstelsel wordt de kans op indexatie weliswaar groter, maar het duurt nog tot 2026 tot alle fondsen over zijn, aldus minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken. (Bron: AD, 1 jul. 2020)

Gevolgen van COVID-19 niet in de sterftecijfers verwerkt

De COVID-19 pandemie heeft in de eerste maanden van 2020 geleid tot extra overlijdensgevallen. Het is nog onzeker wat de impact van de COVID-19 pandemie op lange-termijn sterfteprojecties zal zijn. Het Actuarieel Genootschap heeft daarom besloten de prognose, die gebaseerd is op informatie tot 1 januari 2020, niet aan te passen voor mogelijke impact van COVID-19.

In de AG 2020 prognose is geen rekening gehouden met de impact van COVID-19. Omdat nog onduidelijk is wat de effecten van COVID-19 op kortere en lange termijn zijn, ziet het Actuarieel Genootschap de AG 2020 prognose op dit moment als de beste inschatting voor de toekomst. Wel zijn er gevoeligheidsscenario’s doorgerekend, waarin de waargenomen overlijdensgevallen in 2020 zijn meegenomen. Daaruit blijkt dat de waargenomen oversterfte in 2020 de levensverwachting voor mannen met circa een half jaar zou verlagen en voor vrouwen met een kwart jaar. Bij een nieuwe opleving van COVID-19, met bijbehorende oversterfte nemen deze verschillen toe. (Bron: PWC, 22 sep. 2020)

Remt hoger sterftecijfer de stijging van de AOW-leeftijd?

De pensioenleeftijd loopt op de korte termijn mogelijk minder hard op. Door de coronacrisis overlijden er dit jaar meer mensen dan doorgaans het geval is, wat mogelijk een negatief effect heeft op de gemiddelde levensverwachting.
Het sterftecijfer over 2020 is mede van invloed op de raming voor de levensverwachting voor 65-jarigen en de koppeling met de AOW-leeftijd die in november dit jaar wordt gemaakt.

Bijna 9000 personen meer overleden

Naar schatting overleden in de eerste helft van 2020 bijna 9.000 personen meer dan verwacht, mede door corona.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die met de cijfers kwam, is het nog te vroeg om conclusies te trekken. Het precieze effect van de hogere sterfte door corona op de levensverwachting dit jaar is nog niet bekend.

Coronapandemie mogelijk van invloed op levensverwachting

Zo zou het ook kunnen dat er snel een medicijn op de markt komt, waarmee de problemen snel voorbij kunnen zijn. Ook zijn de economische effecten van lockdown maatregelen op de levensverwachting niet te verwaarlozen, aldus het CBS.
Overigens wordt de raming in november voor 65-jarigen, die bepalend is voor de ontwikkeling van de AOW-leeftijd, niet gebaseerd op alleen dit jaar. Het gaat volgens het CBS altijd om een meerjarige trend. "Het zou kunnen dat de coronacrisis van invloed zal zijn op de stijging van de pensioenleeftijd. Maar we weten het gewoon nog niet", verduidelijkt het statistiekbureau.
Bij een toename van de sterfte in de laatste maanden zal de levensverwachting met enkele maanden dalen. In het meest ongunstige scenario, als er een tweede golf komt die dubbel zo veel sterfte veroorzaakt als de eerste golf, zal de levensverwachting mogelijk met ongeveer een jaar dalen naar het niveau van 2010.
Het verleden toont aan dat ingrijpende gebeurtenissen zoals de Spaanse griep en de Tweede Wereldoorlog vorige eeuw ook negatief uitpakten voor de levensverwachting. Maar daarna was ook snel sprake van herstel naar het oude niveau.
De levensverwachting nam vorig jaar toe met vier maanden tot 80,5 jaar voor mannen, en met drie maanden tot 83,6 jaar voor vrouwen. De toename in 2019 was hoger dan gemiddeld in de zeven jaren daarvoor. In 2010 was de levensverwachting van mannen gemiddeld 78,8 jaar en voor vrouwen 82,7 jaar.

AOW-leeftijd stijgt tot 67 in 2024

Afgelopen jaar besloot het kabinet Rutte-III dat de pensioenleeftijd in de jaren tot 2024 in stappen stijgt naar 67 jaar. Dat schema ziet er als volgt uit:
Na 2024 zal de pensioenleeftijd verder stijging via een koppeling aan de levensverwachting. Per jaar dat de levensverwachting stijgt, zal de AOW-leeftijd met 8 maanden toenemen.

Redactie: is een bijstelling van de pensioenleeftijd ook al vanwege het nieuwe Pensioenakkoord niet wenselijk. Eerder of later met pensioen kan toch in de hoogte van de uitkering worden verrekend of in de te betalen premie worden verdisconteerd?#Hoger sterftecijfer

Pensioenen vrijwel zeker niet verlaagd

De regels voor pensioenfondsen worden in de aanloop naar het nieuwe stelsel versoepeld, daardoor hoeven de pensioenen de komende jaren minder snel te worden verlaagd. Dat zou blijken uit een conceptvoorstel waarin de regels staan waaraan fondsen moeten voldoen bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Elk fonds moet ergens in de komende jaren overstappen naar dat nieuwe systeem, in elk geval vóór 2026. Daarbij zou een dekkingsgraad van 95 procent al voldoende zijn om niet te hoeven korten. Dat betekent dat een fonds voor elke euro die het nu en later verwacht te moeten uitkeren aan pensioenen, maar minimaal 95 cent aan vermogen hoeft te hebben.

Als de dekkingsgraad naar 90 procent daalt, moeten pensioenfondsen volgens de Volkskrant een plan opstellen, waarin zij duidelijk maken hoe zij alsnog op 95 procent komen. Verder zou een pensioenfonds bij een dekkingsgraad van 105 procent de pensioenen van de deelnemers mogen verhogen. Die grens ligt nu op 110 procent. (Bron: NOS e.a., 8 dec. 2020)

Grote pensioenfondsen hoeven pensioenen niet te verlagen

De grote pensioenfondsen ABP en PFZW hoeven hun pensioenen dit jaar niet te verlagen. Beide fondsen hebben volgens de eerste berekeningen een dekkingsgraad die hoger is dan de vereiste 90 procent. Bij ambtenaren- en lerarenfonds ABP was dit ruim 92 procent, bij zorgfonds PFZW ruim 91 procent. (Bron: AD, 4 jan. 2021)

Cijfers dekkingsgraad 2021

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in januari stabiel gebleven op 100%. Ook de aandelenmarkten bleven vrijwel stabiel en de vastrentende waarden leverden door een rentestijging wat in. De verplichtingen daarentegen daalden door de gestegen rente, maar deze daling bleef beperkt door de gedaalde Ultimate Forward Rate (UFR).

Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risico-, pensioen- en gezondheidsoplossingen, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt. (Bron: Aon, 3 feb. 2021)

Dekkingsgraden pensioenfondsen namen een vlucht in februari. De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in februari gestegen van 100% naar 104%. De combinatie van stijgende rente en aandelenkoersen leidde tot dalende verplichtingen en extra vermogen. Het is ruim een jaar geleden dat deze dekkingsgraad dit niveau had. (Bron: Aon, 2 mrt. 2021)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad* van de Nederlandse pensioenfondsen is in maart gestegen van 104% naar 108%. De combinatie van stijgende rente en aandelenkoersen leidde tot dalende verplichtingen en extra vermogen. Met de stijgingen van februari en maart zitten de dekkingsgraden flink in de lift. (Bron: Aon, 7 apr. 2021)

Dekkingsgraden pensioenfondsen stegen in april verder door. De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad* van de Nederlandse pensioenfondsen is in april gestegen van 108% naar 109%. Vooral de stijgende rente leidde tot dalende verplichtingen. Met de stijgingen van februari, maart en april zitten de dekkingsgraden flink in de lift. (Bron: Aon, 3 mei 2021)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is gestabiliseerd op een niveau van 109%. De rente bleef in mei nagenoeg stabiel en ook in de beleggingsportefeuille veranderde er weinig. Na de vlucht van de dekkingsgraden in het eerste deel van dit jaar, lijken deze nu te stabiliseren. (Bron: Aon, 3 jun. 2021)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juni licht gestegen van 109% naar 110%. De rente bleef in juni nagenoeg stabiel, maar de beleggingsportefeuille noteerde flinke rendementen. Na de stabilisatie vorige maand lijken de dekkingsgraden wederom de weg omhoog gevonden te hebben. (Bron: Aon, 5 jul. 2021)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in juli gedaald van 110% naar 108%. De rente daalde in juli fors maar de beleggingsportefeuille behaalde niettemin een positief rendement. Na stijgende dekkingsgraden in de eerst helft van 2021 zien we dat deze in juli een neerwaartse beweging maken. (Bron: Aon, 2 aug. 2021)

De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is in augustus gestegen van 108% naar 109%. De rente bewoog nauwelijks en de beleggingsportefeuille behaalde een positief rendement. De stijging van de eerste helft van dit jaar wordt hiermee opgepakt, na een terugval in juli. (Bron: Aon, 1 sep. 2021)
 

ABP verlaagt pensioenen in 2021 niet

ABP hoeft de pensioenen in 2021 niet te verlagen. Dat is de uitkomst van de rekensom die we volgens de regels uit de Pensioenwet hebben gemaakt. Deze berekening wordt het herstelplan genoemd. De kans dat het ABP in 2022 of de jaren daarna de pensioenen wel moeten verlagen, blijft bestaan. (Bron: ABP, 2021)

Pensioenen hebben droge voeten

Beleggingen en rente. Die zorgen ervoor dat bijna alle grote pensioenfondsen boven water staan. Hun dekkingsgraad is net hoger dan 100 procent. Maar reken voorlopig nog niet op een hogere pensioenuitkering. (Bron: ORNet, 23 juli 2021
 

Hoe pensioenen weer volledig geïndexeerd kunnen worden

door Arno Eijgenraam,actuaris en lid van het Actuarieel Genootschap.

Berekeningen moeten altijd betrouwbaar zijn

In onze beroepsregels staat kort gezegd dat onze berekeningen altijd betrouwbaar moeten zijn, wat daarvan ook de consequenties zijn. Ik heb uit vakmatige interesse geanalyseerd hoe het nu zat met de rekenrente, zekerheid en het beheren van risico’s. Daarbij ontdekte ik dat de huidige manier van rekenen vaktechnisch gezien fout is.  
Als je zo’n fout op school maakt, dan krijg je een onvoldoende, maar dan heeft verder niemand daar last van. Maar deze fout had gevolgen voor miljoenen mensen. Daarom ben ik opgestaan om de fout te herstellen.  Ik maak u graag deelgenoot van wat ik ontdekt heb en hoe ik denk dat op te lossen. En dat is niet, om misverstanden te voorkomen, om voor een of de andere doelgroep tot een zo gunstig mogelijke uitkomst te komen. 

De modelfout in het Financieel ToetsingsKader voor pensioenfondsen 

Het Financieel ToetsingsKader (FTK) is het rekenmodel van het zojuist afgeschafte pensioenstelsel. Het bevat onder andere de risicovrije rente als rekenrente en stringente regels om te mogen indexeren. 
Het FTK is begin deze eeuw ontwikkeld bij de Pensioen- & Verzekeringskamer, die in 2004 is opgegaan in De Nederlandsche Bank (DNB). Het is gebouwd door mensen die ervaring met en kennis van modellen voor beleggingsfondsen en optiehandel hebben.  
Zij gebruikten deze kennis en ervaring bij het bouwen van het FTK. In die tijd was dat behoorlijk innovatief. Maar er kleefde een groot nadeel aan deze aanpak: de modelbouwers maakten de begrijpelijke, maar uiteindelijk desastreuze fout om het verschil in karakter tussen pensioenfondsen (en verzekeraars) en beleggingsfondsen te miskennen.  
Een in het oog springend verschil in karakter is bijvoorbeeld het feit dat een beleggingsfonds elke dag een koers moet publiceren, terwijl een pensioenfonds een horizon van tientallen jaren heeft. Daarnaast zijn bij een beleggingsfonds alle verplichtingen hard, terwijl een pensioenfonds ook zachte verplichtingen kent, waarvan de indexatieambitie de belangrijkste is.  
De basis voor het FTK-model wordt gevormd door de theorie van de marktwaardering. Om die uit te leggen maak ik onderscheid tussen waarde en prijs. De waarde van een belegging is de opbrengst die een belegger uit de belegging verwacht te ontvangen, gecorrigeerd voor de tijd die hij op zijn geld moet wachten en voor de onzekerheid dat hij die opbrengst ook daadwerkelijk gaat krijgen. Waarde is dus een subjectief begrip. De prijs is gewoon de beurskoers.  

De prijs is een goede weergave van de waarde 

Als de waarde voor een belegger hoger is dan de prijs, dan zal hij de belegging kopen; is de waarde lager dan de prijs, dan zal hij verkopen. Als er meer beleggers zijn die willen kopen dan beleggers die willen verkopen, dan zal de prijs stijgen totdat er evenwicht is. De prijs die zo gevormd wordt, is dus gelijk aan de waarde voor de gemiddelde belegger.  
De theorie van marktwaardering gaat er nu vanuit, dat de zo gevormde prijs ook een goede weergave is van wat DE waarde van de belegging is. De gemiddelde inschatting van een groot aantal beleggers wordt namelijk als een weloverwogen inschatting gezien. Die redenering wordt ook andersom toegepast: als twee beleggingen op hetzelfde moment dezelfde uitkering geven, maar in prijs verschillen, dan is de ene belegging dus risicovoller dan de andere en uit het prijsverschil wordt afgeleid hoe risicovoller.  

Het waarderingsperspectief bij pensioenen 

Voor beleggingsfondsen is deze theorie uitermate geschikt en het is vanuit die achtergrond dan ook niet vreemd dat de bouwers van het FTK hun model voor de risico’s van pensioenfondsen op deze theorie bouwden.  
Ze definieerden een pensioen als een serie verplichte uitkeringen. De waarde daarvan is dan afhankelijk van de hoogte van de respectievelijke uitkeringen, van het risico dat de uitkering lager uitvalt en het tijdstip van de uitkering. Het gaat hier om een harde verplichting die met 100% zekerheid moet worden nagekomen en dus wordt het risico op nul gesteld. Hieruit volgt de risicovrije rente als logische rente voor pensioenfondsen. Ik noem deze methode om de rekenrente en in bredere zin de waarde van pensioenen te bepalen het waarderingsperspectief.  

Theorie van marktwaardering gaat uit van een vrije markt 

Waarom is deze methode nu fout als ze op pensioenen wordt toegepast? 
Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is in deze aanpak de indexatieambitie niet meegenomen. De theorie van marktwaardering kent alleen harde verplichtingen en kan een zachte verplichting zoals een ambitie dus niet verwerken. De modelbouwers hebben die ambitie daarom maar helemaal buiten beschouwing gelaten. In de latere wetgeving is indexatie zelfs gemodelleerd als een bedreiging van de harde verplichtingen met als gevolg dat er allerlei voorwaarden kwamen om te mogen indexeren. 
De tweede reden is fundamenteler. De theorie van marktwaardering gaat namelijk uit van een vrije markt. Dat betekent dat ervan wordt uitgegaan dat iedereen die een verschil ziet tussen waarde en prijs van een product onbelemmerd kan kopen of verkopen.  
We hebben door de dalende rekenrente het afgelopen decennium echter gezien dat de prijs van pensioen steeds hoger werd. Tegelijk hebben we gezien dat veel deelnemers – met name jongeren – het vertrouwen in het stelsel verloren. De gedachte was bij jongeren algemeen dat als zij eenmaal aan pensioen toekwamen er geen geld meer in de pot zou zitten. Dat was volkomen ten onrechte, maar het was wel de perceptie van de deelnemer.  
Voor deze deelnemers was hun pensioen dus iets waarvan de waarde (verwachte opbrengst in de toekomst) heel laag was, terwijl de prijs (het bedrag dat pensioenfondsen moeten aanhouden om de pensioenverplichting waar te maken) heel hoog was. Als de theorie van marktwerking op zou gaan, dan zouden deze deelnemers massaal de markt op gaan om hun pensioen te verkopen. Dat is niet gebeurd om de simpele reden dat dit wettelijk (en mogelijk ook contractueel) niet is toegestaan. Zowel het pensioenfonds als de deelnemer zitten dwingend aan elkaar vast en kunnen alleen onder heel stringente voorwaarden van elkaar af.  

Risicovrije rente is een ondeugdelijke rekenrente 

Met andere woorden: de basisveronderstelling van een vrije markt waarop de theorie van marktwaardering steunt gaat bij pensioenverplichtingen niet op. Bijgevolg is het waarderingsperspectief een ondeugdelijke manier om de verplichtingen van een pensioenfonds vast te stellen.  
Dat betekent dat de risicovrije rente een ondeugdelijke rekenrente is voor pensioenfondsen en dat de berekening van het Vereist Eigen Vermogen volgens de formules die er nu zijn een ondeugdelijke manier is om de risico’s van pensioenfondsen vast te stellen.  

De modelfout in de Wet toekomst pensioenen 

Na invoering van het FTK is de risicovrije rente (en bijgevolg de rekenrente voor pensioenfondsen) naar een ongekend en onverwacht lage diepte gezakt. Bijgevolg daalden de dekkingsgraden van pensioenfondsen naar een ongekend en ongewenst niveau en maakte de discussie over indexatie plaats voor een discussie over kortingen op de nominale uitkeringen en aanspraken.  
Kortingen werden echter politiek onwenselijk gevonden en er werd een oplossing gezocht. Deze oplossing werd – nog steeds denkend vanuit het waarderingsperspectief – gevonden in het verhogen van het risico. 
Immers, de waarde van een pensioen wordt binnen het waarderingsperspectief bepaald door de rekenrente en het risico. Accepteren we een risico nul dan moeten we met de risicovrije rente werken. Als het risico verhoogd wordt dan zal de rekenrente hoger kunnen zijn en zal de waarde van de verplichtingen dalen. De dekkingsgraden zullen dan stijgen en er zal ruimte komen voor indexering. Deze gedachte was de basis voor het pensioenakkoord.  

DNB schafte solidariteit tussen generaties af  

De Nederlandsche Bank bleef echter heel recht in de leer van het waarderingsperspectief en koos voor een heel stringente uitleg. De opvatting van De Nederlandsche Bank was dat een hoger risico wél invloed zou mogen hebben op de buffers, die dan lager zouden mogen zijn, maar niet op de rekenrente. Wil men ‘bevrijd’ worden van de dagelijkse zorgen om de dekkingsgraden dan moet men overstappen op een premiestelsel en afstappen van het huidige uitkeringsstelsel. Bij een premiestelsel is immers het beschikbare vermogen bepalend voor de uitkering. Daarmee is de dekkingsgraad per definitie altijd 100%. 
In de uitwerking werd daarom gekozen voor een premiestelsel waarmee alle risico’s bij individuele deelnemers en pensioengerechtigden zouden komen te liggen. Maar gaandeweg werd daarnaast een nieuw doel geïntroduceerd: afschaffen van de solidariteit tussen generaties. Uiteraard werden hiervoor andere termen bedacht, namelijk voorkómen van herverdelingseffecten en aanpassen aan de veranderde arbeidsmarkt.   
Solidariteit (als wiskundige heb ik het liever over risicospreiding of diversificatie) levert echter welvaartswinst op. Actuarieel is het spreiden van risico’s een middel om risico’s te verlagen zonder rendement in te leveren. 
Als solidariteit welvaartswinst oplevert, dan levert het afschaffen van solidariteit dus welvaartsverlies op. Dit welvaartsverlies manifesteert zich heel concreet. Het is voor gepensioneerden in dit nieuwe stelsel namelijk onmogelijk geworden om volledige indexatie te bereiken. 
De actuaris Henk Bets heeft dit rekenkundig aangetoond en in de parlementaire discussie ingebracht. Om een inflatie van 2% met indexatie bij te houden is een belegging van 50% in aandelen nodig. In 2008 is de AEX met 52% gedaald. Als je je pensioen voor 50% daarin belegd zou hebben, zou dat dus een hap van 26% uit het pensioenvermogen hebben betekend.  
Ook al kun je dit resultaat spreiden en is dit vanaf 2009 en de jaren daarna wel weer goed gekomen, daar wil je een ingegaan pensioen niet aan blootstellen. Gepensioneerden kunnen zich dus niet voldoende risico veroorloven om het rendement te maken dat op lange termijn nodig is voor volledige indexatie. 

Het ROL-model 

ROL Pensioenfondsen is een nieuw risicomodel voor pensioenfondsen. ROL staat voor Risicobeheer Op Lange termijn.  
ROL stapt af van het waarderingsperspectief en keert terug naar wat ik het begrotingsperspectief noem, het uitgangspunt waar de rekenrente tot 2007 op gebaseerd was. Bij het begrotingsperspectief wordt de rekenrente benaderd alsof het onderdeel is van een meerjarige begroting op heel lange termijn. Met andere woorden: het gaat uit van wat er aan opbrengsten verwacht mag worden en houdt daarbij  voorzichtigheidshalve rekening met het risico dat het wat minder kan worden. 
ROL Pensioenfondsen wil vier verschillende rekenrentes introduceren, respectievelijk voor vastrentende waarden, aandelen, vastgoed en grondstoffen. Voor vastrentende waarden zal de rekenrente grofweg overeenkomen met de vaste rente; voor de andere drie zal er op basis van langjarige statistieken een verwacht rendement en een risico worden bepaald.  
De rekenrente voor het deel van de verplichtingen dat door de desbetreffende categorie gedekt wordt, zal gelijk zijn aan het verwachte rendement minus het risico. Voor verplichtingen die heel ver weg liggen, zal dat risico klein zijn, omdat het over de jaren uitmiddelt; voor verplichtingen op korte termijn zal het risico groot zijn omdat er dan minder gemiddeld kan worden. Zo zal de rekenrente voor de korte termijn dus laag zijn, waarschijnlijk zelfs negatief, maar voor de lange termijn steeds hoger.  
Welk risico acceptabel is zal de politiek moeten bepalen naar aanleiding van nog te maken berekeningen. Gedacht moet worden aan 90% of 95% zekerheid.  
Dit is overigens de zekerheid dat de premie die in één bepaald jaar wordt ingelegd, toereikend is voor de pensioenuitkering in één bepaald toekomstig jaar. Doordat het pensioen in vele jaren wordt opgebouwd en ook de uitkeringen vele jaren duren is door risicospreiding over inlegjaren en uitkeringsjaren de werkelijke zekerheid nog veel hoger. 
De buffers in dit systeem zitten al in de rekenrente. Er hoeven dus bovenop de technische voorzieningen feitelijk geen extra buffers te worden aangehouden.  

Indexatieambitie 

Een pensioenfonds moet ook een indexatieambitie formuleren. Als de dekkingsgraad op basis van dit systeem boven de 100% ligt moet het fonds indexeren volgens de ambitie, niet meer en niet minder. Voor zover de indexatie tenminste gefinancierd kan worden uit het overschot boven de 100%. Inhaalindexatie mag dus alleen als het fonds dit in de ambitie heeft verwoord. 
Is de dekkingsgraad beneden de 100%, dan maakt het fonds een tweede berekening. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een tweede rekenrente, gebaseerd op het verwachte rendement zonder aftrek voor risico. Heeft het fonds op basis van die tweede berekening voldoende middelen, dan hoeft er niet gekort te worden. Wel moeten dan de meevallers eerst besteed worden aan het aanvullen van het tekort, voordat er geïndexeerd mag worden.  

*Arno Eijgenraam schreef dit artikel als gastauteur in Wynia’s Week. Eijgenraam is actuaris en voorzitter van de stichting ROL Pensioenfondsen. Zie www.rol-pensioenfondsen.nl . 
 
Inhoudsopgave: