Pensioenakkoord

Datum laatste wijziging: 20 mei 2021  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Akkoord verhoging AOW-leeftijd 2010
  2. Problemen
  3. Pensioenakkoord sociale partners juni 2011
  4. Tegemoetkomingen
  5. Tegengestelde meningen
  6. Akkoord over pensioen zware beroepen
  7. Eerste Kamer stemt in met Pensioenakkoord
  8. AOW-wet leidt tot ruim half miljoen minder AOW-ers in 2025
  9. Beperking aftrek pensioenopbouw stimuleert economie
  10. Grote zorgen over tempo aanpassing pensioenregelingen
  11. Ingangsdata AOW en pensioenrichtleeftijd verhoogd
  12. Kabinet haalt AOW-taboe van tafel: pensioenleeftijd kan minder snel stijgen
  13. AOW-leeftijd in 2024 niet omhoog
  14. Pensioenakkoord gloort, al weer?
  15. Voorlopig pensioenakkoord mei 2019
  16. Commissie-Dijsselbloem ligt dwars
  17. Stemmen de vakbonden voor of tegen het pensioenakkoord?
  18. Gevolgen pensioenakkoord volgens de Pensioenfederatie
  19. Pensioenakkoord maatschappelijke en economische wins
  20. Verdere Europese renteverlaging
  21. De baby’s van 2019 krijgen pas op 75-jarige leeftijd AOW
  22. Werknemer kan deel van pensioen straks in 1 keer opnemen
  23. FNV wil geen pensioenkorting
  24. Vier gesprekslagen
  25. Pensioenakkoord gaat werkgevers veel geld kosten
  26. Keerzijde pensioenakkoord
  27. Pensioenen omlaag, dan hogere AOW
  28. FNV stellig: Pensioenkorting moet echt van tafel
  29. Pensioenakkoord, in oktober 2019 stapje verder
  30. Na 45 jaar zorg, pensioen mogelijk
  31. Eerste wetgevingspakket uitwerking pensioenakkoord in internetconsultatie
  32. Pensioenfondsen met dekkingsgraad minimaal 90 procent gespaard in 2020
  33. Het pensioenakkoord geeft MKB zorgen
  34. Mogelijk meer tijd nodig voor uitwerking pensioenakkoord
  35. Pensioenen koppelen aan de beurs
  36. Gesprekken uitwerking pensioenakkoord afgerond
  37. Hoofdlijnen van het pensioenakkoord juni 2020
  38. Pensioenakkoord brengt historische omslag
  39. Pensioenakkoord funest voor arbeidsmobiliteit
  40. FNV stemt in met uitwerking pensioenakkoord
  41. Gepensioneerden verlangen compensatie n.a.v. pensioenakkoord
  42. Koolmees verandert niets aan compensatieregeling
  43. Brief Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen m.b.t. Pensioenakkoord
  44. Zware beroepen eerder met pensioen
  45. Pensioenakkoord: wat werkgevers moeten doen
  46. Lage rente en de toekomst van pensioenen
  47. Wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’
  48. Eerste Kamer stemt in met onderdeel uitwerking pensioenakkoord
  49. Eerste Kamer wil minder complexe uitvoering bedrag ineens
  50. Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden gepubliceerd
  51. Aftopping is bedreiging voor het Pensioenakkoord
  52. FNV vindt uitspraken minister Koolmees in pensioendossier onacceptabel
  53. Overgang nieuw pensioenstelsel vertraagd
  54. Kabinetsreactie onderzoek pensioen na 45 dienstjaren
  55. Nieuwe pensioenwet uiterlijk 1 januari 2023 van kracht
  56. Nieuwe keuzemogelijkheden bij aanvullend pensioen
  57. Geen publiek gefinancierd pensioen na 45 werkjaren

Akkoord verhoging AOW-leeftijd 2010

Werkgevers-, werknemersorganisaties en het kabinet praten sinds 2010 over een nieuw pensioenstelsel. In het voorjaar 2010 werd een akkoord bereikt over geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Kern van het akkoord was dat in 2011 zowel de AOW- als de pensioenleeftijd stijgt naar 66 jaar. In 2025 wordt het waarschijnlijk 67 jaar. De leeftijd stijgt mee met de levensverwachting en iedere vijf jaar wordt bekeken of hij verder moet verschuiven. Mensen kunnen er volgens het akkoord nog steeds voor kiezen om op hun 65e met pensioen te gaan, maar dan leveren zij wel 6,5 procent AOW in. Volgens het akkoord stijgt de AOW wel meer mee met de lonen dan nu. In hoeverre dat gebeurt, is nog niet duidelijk.

Bij de uitwerking begonnen de problemen:

Problemen

Aan het voorstel de huidige pensioenrechten over te hevelen kleven grote juridische haken en ogen. De vraag is of de pensioenrechten kunnen worden gewijzigd van harde nominale aanspraken en pensioenuitkeringen in zachte aanspraken en uitkeringen. Dat moet mensen nog steeds grote zekerheden over hun pensioen bieden, al is dat minder dan nu. Het wijzigen van bestaande rechten zou kunnen leiden tot succesvolle claims van belanghebbenden op grond de niet te vervreemden eigendomsrechten als vastgelegd in het EU-Verdrag. Het probleem is dat de oude en de nieuwe pensioenrechten in één pensioensysteem bij elkaar moeten worden gehouden. Dat is noodzakelijk om te voorkomen dat de oude rechten (opgebouwd tot het moment van wijziging van het pensioenstelsel) langzaam hun waarde verliezen. Een heel nieuw pensioensysteem waarin de oude rechten niet kunnen worden ondergebracht, blijkt volgens een schrijven van vakbonden geen optie.

Een andere oplossing kan zijn voor de oude rechten hogere zekerheden gaan gelden, waardoor deze rechten niet snel meer zullen worden verhoogd met indexatie. Dit zou dan voor deelnemers er toe moeten leiden dat de oude rechten vrijwillig gaan worden overgeheveld naar het nieuwe pensioencontract.

Pensioenakkoord sociale partners juni 2011

Op 10 juni 2011 bereikten de sociale partners en het kabinet in de Stichting van de Arbeid een pensioenakkoord. Kort samengevat houdt het akkoord het volgende in:
  • verhoging AOW-leeftijd: deze wordt elke vijf jaar aangepast aan de toename van de levensverwachting. De gemiddelde levensverwachting op 65 jaar van 2000-2009 wordt hiervoor als referentieperiode gebruikt. Als gevolg hiervan zal de AOW-leeftijd in 2020 stijgen naar 66 jaar. Als de levensverwachting verder stijgt ten opzichte van de referentieperiode, dan zal ook weer de AOW-leeftijd stijgen, in 2025 waarschijnlijk naar 67 jaar. Het in te dienen wetsvoorstel, dat op het pensioenakkoord zal volgen, bevat alleen de verhoging van de pensioenleeftijd naar 66 jaar. Dit zal dus moeten worden aangepast. Voor verhogingen naar 67 jaar of nog hoger, zullen dus nieuwe wetsvoorstellen nodig zijn;
  • eerder of later met pensioen: het is mogelijk om tegen een kortingspercentage eerder met pensioen te gaan dan de gestelde AOW-leeftijd. Ook is het mogelijk om langer door te weken. Bij eerder stoppen met werken geldt een korting van 6,5%, bij langer doorwerken een opslag van 6,5%. Een half jaar eerder of later ingaan van het AOW-pensioen is ook mogelijk en leidt tot een korting of verhoging van 3,25%. Eerdere opname van de AOW is niet mogelijk als de AOW plus het aanvullend pensioen nog recht geeft op bijstand gedurende de (vervroegde) pensioenperiode;
  • risico's eerder of later met pensioen: voor het eerder laten ingaan van AOW-pensioen geldt als voorwaarde dat daardoor geen recht zal ontstaan op een bijstandsvoorziening. Aan het uitstellen van het AOW-pensioen zit het risico dat de nabestaande van degene die het AOW-pensioen geheel heeft uitgesteld, zonder dat een verzoek tot betaling van het AOW-pensioen is ingediend, geen recht heeft op een overlijdensuitkering;
  • AOW-uitkering: vanaf 2013 gaat de AOW-uitkering niet alleen omhoog met de indexatie van de lonen, de AOW-uitkering zal extra stijgen met jaarlijks 0,6 procent, dat is bij het huidige AOW-bedrag van € 710, € 4,26 per maand bruto. Dat moet ook mensen met een laag inkomen in staat stellen ervoor te kiezen eerder met pensioen te gaan;
  • ouderenkorting: de financiering van de extra verhoging van het AOW-pensioen met 0,6% in de periode 2013 tot en met 2028 wordt gevonden in de afbouw van de ouderenkorting. De afbouw van de ouderenkorting loopt van 2020 tot en met 2028 en bedraagt € 71 per jaar (in prijzen 2011). Verder komt vanaf 2020 een nieuwe inkomensafhankelijke ouderenkorting specifiek gericht op lage inkomens. Deze heffingskorting bedraagt € 300 en wordt vanaf een inkomen van € 18.000 geleidelijk afgebouwd met 5% van het inkomen tot op nihil bij € 24.000. De alleenstaande-ouderkorting1 blijft wel volledig intact;
  • AOW-toeslag: waarschijnlijk vanaf 1 augustus 2011 wordt de AOW-toeslag die een 65-plusser voor de jongere weinig of niet verdienende partner kan aanvragen lager als het gezamenlijke inkomen meer is dan € 30.000 bruto per jaar. De korting bedraagt 10 procent, ofwel ongeveer € 70 bruto per maand. Per 2015 vervalt de AOW-toeslag voor alle partners waarvan de oudste na 2015 65 jaar wordt (dit laatste was al eerder bij wet geregeld):
  • de verlengde WW-uitkering voor oudere werklozen (IOW) blijft tot 2020 open als een bruggetje naar hun pensioen, omdat de kansen voor oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt nog altijd klein zijn;
  • verhoging pensioenrichtleeftijd: in de fiscale regelgeving voor pensioenen wordt de pensioenrichtleeftijd aangepast. Deze richtleeftijd staat op dit moment op 65 jaar en wordt in 2013 verhoogd naar 66 jaar, in 2015 verder verhoogd naar 67 jaar en ten slotte wordt deze richtleeftijd op vergelijkbare wijze als de AOW-leeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting;
  • opbouwruimte lijfrente: in lijn met de aanpassingen voor werknemerspensioen (tweede pijler), wordt ook de opbouwruimte in de derde pijler (lijfrenten) aangepast. Voor werknemers gaat het daarbij om de extra lijfrentepremieaftrek wegens pensioentekort. In verband daarmee wordt in de eerste plaats het maximale premiepercentage voor pensioenopbouw in de derde pijler verlaagd. In 2013 wordt dit percentage verlaagd van 17% naar 16,5% en in 2015 van 16,5% naar 16%. Vervolgens wordt dit premiepercentage steeds met 0,5%-punt verlaagd voor ieder jaar dat de pensioenrichtleeftijd met een jaar wordt opgehoogd. Naast de aanpassing van het maximumpremiepercentage zal bij de derde pijler ook rekening worden gehouden met het bedrag waarmee de AOW in de periode van 2013 tot en met 2028 wordt verhoogd;
  • fiscale oudedagsreservee: voor zelfstandigen (ZZP-ers) komt een beperking in de opbouw van de oudedagsvoorziening, de fiscale oudedagsreserve. Naast de inperking van de premieruimte in de derde pijler vindt een verlaging van het maximale dotatiepercentage voor de fiscale oudedagsreserve plaats. Het maximale dotatiepercentage gaat in 2013 omlaag van 12% naar 11,7% en in 2015 van 11,7% naar 11,4%. Daarnaast gaat het maximumdotatiepercentage met 0,3%-punt omlaag in ieder jaar dat de fiscale pensioenrichtleeftijd met een jaar wordt verhoogd;
  • behoud oudere werknemers: in CAO’s worden concrete afspraken gemaakt over duurzame participatie en inzetbaarheid van (oudere) werknemers. Het wordt daardoor voor oudere werknemers makkelijker gemaakt om door te werken;
  • vernieuwing pensioencontracten: deze contracten worden vernieuwd, mede op basis van nadere onderzoeken naar het omgaan met reeds opgebouwde rechten en de ontwikkelingen in EU-verband;
  • het financieel toetsingskader voor bestaande en nieuwe pensioencontracten (o.a. de buffereisen) zal worden verbeterd en uitgebreid;
  • het fiscale Witteveenkader (dat normen geeft voor een fiscaal zuiver pensioen) wordt aangepast, zie alinea Fiscaal maximum lager;
  • er komt een mobiliteitsbonus om daarmee de mobiliteit binnen ondernemingen maar ook daarbuiten of zelfs sector-overstijgende mobiliteit van werknemers te bevorderen. Het streven is om in 2012 de eerste stap te zetten.
  • de bedoeling is dat de klassieke indexering vervangen wordt door een methodiek, die gekoppeld wordt aan de AEX. Zie ook subrubriek Indexatie (pensioenen).
1Alleen het recht om de alleenstaande AOW te ontvangen, is al genoeg om ook de alleenstaande ouderenkorting te kunnen krijgen. Daarmee bedoelt de Belastingdienst dat je de alleenstaande AOW niet eens hoeft aan te vragen, om toch deze ouderenkorting te krijgen. Dat is een belangrijk detail, want dan ben je niet verplicht om de alleenstaande AOW te kiezen. Dat is niet voor ieder paar gunstig. (Bron en meer: Plusonline, 14 apr. 2017)

Tegemoetkomingen

  • In vervolg op de doorrekening van het pensioenakkoord door het CPB is eind juni 2011 besloten dat mensen - die vanaf 2020 op hun 65e met pensioen willen gaan en door de te betalen AOW-premie te maken krijgen met een koopkrachtdaling - in het begin iets meer AOW krijgen en in de jaren erna wat minder. De verhoging compenseert de te betalen AOW-premie.
  • Om de bonden een handreiking te doen en de Tweede Kamer te overtuigen, kondigde de minister eind juni 2011 in een brief aan de Tweede Kamer de volgende wijzigingen aan ten opzichte van het akkoord dat de sociale partners in juni sloten:
    • Wijziging van de pensioenpremies kan alleen na onderhandelingen tussen CAO-partijen binnen het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het is dus niet meer aan de pensioenfondsbesturen om hierover te besluiten. Hierdoor blijven de pensioenpremies stabieler en hebben werknemers meer zekerheid over hun pensioen¹.
    • Ook werknemers met lage inkomens of zware beroepen moeten financieel in staat worden gesteld om eerder te stoppen met werken. Om dit te bereiken, stelt de minister een aantal maatregelen voor:
    • Werknemers die na hun 61e doorwerken, ontvangen een werkbonus van maximaal € 2.350 per jaar. Mensen met een lager inkomen krijgen een hogere bonus dan mensen met een hoger inkomen. Op deze manier kunnen werknemers met een lager inkomen sparen voor vroegpensioen.
    • De levensloopregeling blijft vanaf 2012 open voor werknemers die aan het einde van het jaar ten minste € 3.000 op hun levenslooprekening hebben staan.
  • In tegenstelling tot wat in het Regeerakkoord was afgesproken, mogen werknemers (een deel van) het geld dat zij sparen in de nieuwe vitaliteitsregeling ook inzetten om met deeltijdpensioen te gaan of eerder te stoppen met werken.
¹ Pensioenfonds ABP gaat de premies in 2012 verhogen en beschouwt het korten van de pensioenen als 'een reële optie'. De maatregelen zijn nodig om de dekkingsgraad, die nu met 94 procent onder de norm ligt, op peil te brengen. Dat maakte het grootste pensioenfonds van Nederland bekend. De premieopslag gaat van 1 naar 3 procent. De pensioenen moeten in 2013 mogelijk met ongeveer een half procent worden verlaagd.
  • Bij de invulling van het nieuwe pensioencontract zal het kabinet erop letten dat de risico’s evenwichtig worden verdeeld over de verschillende generaties.

Tegengestelde meningen

Een grote meerderheid van de werkgevers omarmt de kern van de afspraken in het nieuwe pensioenakkoord. Het stabiel maken van de pensioenpremie, het mee-ademen van de pensioenleeftijd met de levensverwachting en het aanpassen van de pensioenuitkomst aan de ontwikkelingen op de financiële markten, wordt door de bevraagde werkgevers als positief ervaren. Men vindt het nodig om pensioenregelingen betaalbaar te houden. Dat blijkt uit een recente peiling van PwC onder 80 grote Nederlandse werkgevers.

Een kleine meerderheid van de FNV-leden heeft in september 2011 ingestemd met het pensioenakkoord, dat betekent dat de AOW-leeftijd in twee stappen omhoog gaat naar 67 jaar. De twee grootste FNV-bonden, die samen wel een meerderheid van de leden hebben, maar niet de meerderheid van de stemmen in de federatieraad, hebben zich tot het laatst verzet tegen het akkoord. Deze bonden, FNV Bondgenoten en Abvakabo, kondigden aan de komende jaren een eigen koers te gaan varen. Na deze aanpassingen is het pensioenakkoord dus nipt aanvaard door de federatieraad van FNV.

De Raad van State heeft kritiek op het wetsvoorstel van het kabinet voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Volgens de Raad gaat de AOW-leeftijd te langzaam omhoog en zijn er vragen over de verdeling van de lusten en lasten tussen jongeren en ouderen. Bovendien staat de voorgestelde verhoging van de uitkering tot 2028 op gespannen voet met de overheidsfinanciën en is daarmee een schijnzekerheid.

Akkoord over pensioen zware beroepen

Minister Kamp (Sociale Zaken) heeft een akkoord met de PvdA over werknemers met zware beroepen die – ook als de pensioenleeftijd omhoog gaat in 2020 en 2025 – op hun 65e willen stoppen met werken.
De PvdA wil dat deze groep er qua inkomen vanaf 2020 niet al te sterk op achteruit gaat. In plaats van het definiëren van ‘zware beroepen’ heeft de minister gekozen voor een inkomensgrens. Want: ‘Tot deze groep behoren veel mensen met een lang arbeidsverleden in een laagbetaalde baan’, aldus Kamp.
De inkomensgrens ligt op 150% van het wettelijk minimumloon, momenteel rond de € 27.500 per jaar bruto. Mensen die onder deze grens verdienen kunnen straks in totaal maximaal € 17.400 sparen om op hun 65e te stoppen. Als de AOW-grens in 2020 omhoog gaat naar 66 jaar en mensen stoppen toch op hun 65e met werken, scheelt ze dat voor de rest van hun leven 6,5% AOW en in 2025, als de pensioenleeftijd naar 67 gaat, wordt dat twee maal 6,5%. Dat gat kunnen ze vrijwel geheel goedmaken uit het gespaarde bedrag. Het inkomensverlies moet beperkt blijven tot maximaal 3% bij twee jaar eerder stoppen met werken.
De kosten van de aanvullende werkbonus worden geraamd op circa € 125 mln. De dekking komt uit de regelingen van het Vitaliteitspakket (Bron: Bouwend Nederland, 6 dec 2011).

Eerste Kamer stemt in met Pensioenakkoord

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 10 juli 2012 aangenomen. De 1e verhoging van de AOW-leeftijd met 1 maand gaat in per 1 januari 2013.

De AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog:
  • In 2013: met 1 maand.
  • In 2014: met 1 maand.
  • In 2015: met 1 maand.
  • In 2016 met 2 maanden.
  • In 2017 met 2 maanden.
  • In 2018 met 2 maanden.
  • In 2019 met 3 maanden en daarmee naar 66 jaar.
  • In 2023: naar 67 jaar.
  • Vanaf 2024: gekoppeld aan levensverwachting*
* Als de startleeftijd omhoog gaat, wordt dat vijf jaar tevoren aangekondigd.

Ongeveer 80.000 ouderen die nu met VUT of prepensioen zijn, hebben in de komende jaren één tot drie maanden geen inkomen. Door de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd krijgen zij te maken met een inkomensgat omdat zij niet langer zullen kunnen doorwerken. Minister Kamp schat dat maximaal 5.000 mensen onvoldoende spaargeld hebben om het inkomensgat te overbruggen. Zij kunnen een voorschot op de AOW aanvragen, in het uiterste geval kan deze categorie een beroep op de bijstand doen.

AOW-wet leidt tot ruim half miljoen minder AOW-ers in 2025

In 2025 telt Nederland naar verwachting ruim 3,8 miljoen 65-plussers. Bij ongewijzigd beleid zou daarmee het aantal in Nederland woonachtige AOW-ers met 1,1 miljoen groeien ten opzichte van 1 januari 2012.

Zoals bekend wordt de AOW-gerechtigde leeftijd de komende jaren geleidelijk verhoogd van 65 jaar nu naar 67 jaar in 2023. Daarna wordt de AOW-leeftijd even snel verhoogd als de levensverwachting van 65-jarigen, in veelvouden van 3 maanden. Daarmee komt in 2025 de AOW-gerechtigde leeftijd op basis van de CBS-bevolkingsprognoses naar verwachting uit op 67 jaar en 6 maanden.

Beperking aftrek pensioenopbouw stimuleert economie

De voorgenomen aanpassing van het zogenoemde Witteveenkader beperkt de fiscaal aftrekbare pensioenopbouw. Hierdoor ontstaat ruimte voor een verlaging van de pensioenpremies, die de economie een behoorlijke impuls kan geven, zo schrijft De Nederlandse Bank (DNB) in het DNBulletin.

De overheid stelt een maximum aan de aftrek van pensioenpremies via het zogenoemde Witteveenkader. In het Regeerakkoord is afgesproken dit maximum te verlagen van 2,25% per jaar nu naar 1,75% in 2015. Dit percentage geldt overigens voor middelloonregelingen. Per 2014 wordt het maximale opbouwpercentage al verlaagd naar 2,15 procent. Daarnaast zal over inkomens boven 100.000 euro niet langer fiscaal vriendelijk pensioen kunnen worden opgebouwd.

Door de beperking van het Witteveenkader valt voor circa 9 miljard aan pensioenpremies vrij. Voor zover dit bedrag niet hoeft te worden gebruikt om de pensioenpremies op kostendekkend niveau te brengen, kan het volledig worden teruggesluisd naar de werknemers. Hierdoor kan de binnenlandse economie aangejaagd worden zonder de begroting te belasten, zo meent de DNB. Een doorrekening met DELFI – het macro-economische model van DNB – toont aan dat het consumptievolume na een periode van vier jaar 2,3% hoger zou liggen, en de economie als geheel 0,6%. (Bron: Taxence, 15 mei 2013)

Grote zorgen over tempo aanpassing pensioenregelingen

Werkgeversvereniging AWVN maakt zich grote zorgen over het tempo waarin werkgevers en vakbonden (of ondernemingsraden) het eens worden over aanpassing van de pensioenregelingen. Die aanpassing is noodzakelijk omdat op 1 januari 2015 nieuwe wettelijke pensioenregels van kracht worden. Pensioenregelingen die niet tijdig zijn aangepast, verliezen allerlei fiscale voordelen.

Uit onderzoek van AWVN blijkt dat driekwart van de Nederlandse ondernemingen nog niet klaar is voor de nieuwe pensioenregels. Wel is 95 procent bezig met de gevolgen van de wijzigingen, maar de helft geeft aan dat gesprekken met vakbonden of ondernemingsraad zich nog in het beginstadium bevinden. (Bron: AWVN, 15 aug. 2014)

Ingangsdata AOW en pensioenrichtleeftijd verhoogd

De AOW-leeftijd gaat verder omhoog. In 2021 is de pensioenleeftijd nog 67 jaar, in 2022 wordt dat 67 jaar en 3 maanden. Deze verhoging raakt iedereen die geboren is na 1954. De verhoging is het gevolg van een nieuwe, hogere raming van de levensverwachting van Nederlanders, gemaakt door het CBS in 2016. Sinds 2012 schrijft de wet voor dat de AOW-leeftijd in dat geval automatisch met drie maanden stijgt. De vuistregel in de wet is dat ouderen tot hun overlijden gemiddeld achttien jaar AOW krijgen.
Verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden) gecorrigeerd oktober 2016
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Ingangsleeftijd AOW 65 + 1 mnd 65 + 2 mnd 65 + 3 mnd 65 + 6 mnd 65 + 9 mnd 66 66 + 4 mnd 66 + 8 mnd 67 67 +
3 mnd

Als gevolg van de gestegen levensverwachting zal de pensioenrichtleeftijd met ingang van 1 januari 2018 worden verhoogd van 67 naar 68 jaar. De pensioenrichtleeftijd is een rekenleeftijd die wordt gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse maximaal toegestane fiscale pensioenopbouw.

Kabinet haalt AOW-taboe van tafel: pensioenleeftijd kan minder snel stijgen

In ruil voor modernisering van het pensioenstelsel is het kabinet bereid om de AOW-leeftijd minder snel te verhogen dan gepland. De pensioenleeftijd van 67 jaar wordt dan niet in 2021 maar waarschijnlijk pas vier jaar later bereikt. Met die tegemoetkoming ter waarde van 500 miljoen euro, hoopt het kabinet met name de vakbeweging FNV over de streep te trekken. (Bron: De Volkskrant, 26 sep. 2018)

AOW-leeftijd in 2024 niet omhoog

De AOW-leeftijd gaat in 2024 niet omhoog. In 2024 hebben mensen recht op AOW met 67 jaar en drie maanden. Daarmee blijft de AOW-leeftijd gelijk in 2022, 2023 en 2024. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit vastgesteld op basis van de jaarlijkse raming van de levensverwachting door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en een wettelijk vastgelegde formule voor de vaststelling van de AOW-leeftijd. (Bron: Min. SZW, 1 nov. 2018)
 
Verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden) gecorrigeerd oktober 2018
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Ingangsleeftijd AOW 65 + 1 mnd 65 + 2 mnd 65 + 3 mnd 65 + 6 mnd 65 + 9 mnd 66 66 + 4 mnd 66 + 8 mnd 67 67 + 3 mnd 67 +
3
mnd
67 +
3
mnd

Pensioenakkoord gloort? Al weer?

Het kabinet is bereid om de stijging van de AOW-leeftijd tijdelijk stop te zetten. Daarnaast is aangeboden om mensen met zware beroepen ruimere mogelijkheden te geven om eerder te stoppen met werken.
Dat is volgens betrokkenen de inzet van de gesprekken die het kabinet nu achter de schermen voert met vakbonden en werkgevers. De afgelopen tijd is er veel informele overleggen geweest die volgens bronnen de facto zijn uitgedraaid op onderhandelingen.

Redactie: Hoe zo is kabinet bereid om mensen met zware beroepen ruimere mogelijkheden te geven?
Dat is n.b. al de afspraak die Minister Kamp bij een eerder “Pensioenakkoord” in 2011 in een brief aan de Kamer heeft aangeboden. Veel belangrijker is om de vermaledijde rekenrente FTK (Draghi-dictaat) de nek om te draaien en over te gaan op uitvoering van Art.126 van de Pensioenwet m.b.t. de bepaling van de “marktwaarde” van een fonds. Fondsen die in 10 jaar tijd qua vermogen bijna verdubbeld zijn!

Voorlopig pensioenakkoord mei 2019

Na 10 jaar debatteren, stakingen en wat al niet, is een voorlopig principeakkoord op 4 mei 2019 overeen gekomen. Naast de kabinetspartijen - VVD, D66, CDA en ChristenUnie - steunen ook de oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SGP het plan. PvdA en GroenLinks zijn onder voorbehoud enthousiast over de plannen, maar ze willen wel de uitwerking zien.

Het akkoord moet nog de goedkeuring van het FNV hebben. Het FNV-bestuur heeft gekozen om vooraf de ‘meer dan 1 miljoen’ leden te raadplegen. De leden krijgen in week 24 een brief thuis met een code en hebben tot 15 juni 2019 de tijd om daarmee online te stemmen. De uitslag van de stemming zal gelden als een advies aan het ledenparlement van het FNV. Het ledenparlement is een orgaan dat het bestuur van de vakbond controleert en bestaat uit ruim honderd ver­kozen kaderleden uit alle sectoren. Op 16 juni 2019 krijgen de miljoen leden van de FNV een brief met een code waarmee ze online aan de ledenraadpleging kunnen deelnemen.
Ook het CNV vraagt de leden om goedkeuring, maar kent geen ledenparlement.

De inhoud van het akkoord (zie ook het SER rapport):
  • Werkgevers mogen oudere werknemers drie jaar voor hun pensionering een vertrekregeling geven. De zogeheten VUT-boete van circa € 1.100 euro per maand, het bedrag van de AOW voor alleenstaanden, vervalt. Betalen werkgevers meer dan € 1.100 dan moet daarover wel een boete worden betaald. Bij CAO kunnen afwijkende vertrekregelingen worden afgesproken, waarover geen boete hoeft worden betaald.
  • Er is geen lijst van zware beroepen. De oplossing ligt bij een salarisgrens van € 19.000 per jaar. Verdient iemand minder dan dit bedrag, dan mag hij drie jaar eerder met pensioen en ontvangt hij alsnog € 1.100 per maand. Verdient iemand meer dan dit bedrag dan mag ook hij met pensioen, maar de werkgever betaalt dan wel een ‘boete’ over het meerbedrag. Reden is dat voor mensen met hogere salarissen er geen fiscale prikkel is om eerder te stoppen, zij zullen dit uit eigen zak moeten betalen.
  • De AOW-leeftijd* wordt tijdelijk bevroren. In 2020 en 2021 blijft de AOW-leeftijd 66 jaar en vier maanden. Voor elk jaar dat Nederlanders gemiddeld langer leven, hoeven werknemers straks niet een vol jaar maar acht maanden langer doorwerken.
  • Voor zelfstandigen - thuis zorgwerkers, pakketbezorgers en sommige freelancers in de journalistiek - komt er een arbeidsongeschiktheidsverzekering dat, tezamen met belastingmaatregelen, maakt dat het voor hen aantrekkelijker wordt te sparen voor een pensioen. Zelfstandigen kunnen daar aan ontkomen als zij kunnen aantonen dat zij zelf over voldoende middelen beschikken om inkomensverlies door bijvoorbeeld ziekte te kunnen opvangen.
  • Er komen maatregelen zodat meer werkenden beter voor een pensioen kunnen sparen. Nu kunnen bijvoorbeeld uitzendkrachten pas na een half jaar sparen voor een pensioen, dat gaat veranderen.
  • Het nieuwe pensioencontract moet de komende maanden in wetgeving worden verankerd, pensioenfondsen zijn t.z.t. verplicht daarnaar te handelen. Tot die tijd zal het kabinet de regels zodanig bijstellen dat pensioenen voorlopig niet verlaagd hoeven te worden en misschien zelfs kunnen worden verhoogd. Of dit ook geldt voor pensioenfondsen die er slecht voorstaan, is onduidelijk. NB: De kans op kortingen op de pensioenen wordt kleiner. Afgesproken is dat een korting niet meer nodig is als het pensioenfonds een dekkingsgraad heeft van 100 of meer. Dit geldt momenteel voor de overgrote meerderheid van de fondsen.
  • De doorsneepremie moet volgens het kabinet worden afgeschaft. Door deze premie betalen jongeren op dit moment in verhouding te veel premie en oudere werknemers te weinig. Er komt voor iedereen gelijke premie en leeftijdsafhankelijke opbouw.
  • Het kabinet trekt 7 miljard euro uit voor eenmalige kosten en vier miljard euro structureel om de AOW jaar in jaar uit eerder uit te betalen dan gepland.
* Voorstel AOW-leeftijd t/m 2021
Verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden)
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Ingangsleeftijd AOW 65 + 1 mnd 65 + 2 mnd 65 + 3 mnd 65 + 6 mnd 65 + 9 mnd
66
66 + 4 mnd 66 + 4 mnd 66+ 4
mnd
? ? ?

? Afhankelijk van gemiddeld jaar langer leven.

Zie tevens het nieuwsbericht van het Min. SZW d.d. 5 mei 2019.

Om deze bovengenoemde maatregelen te kunnen financieren, zijn er forse bijstellingen nodig in de rijksuitgaven, gedacht wordt onder meer aan bezuinigingen Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl)*

*De Wtl bestaat uit drie tegemoetkomingen voor werkgevers en heeft als doel om medewerkers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen of te houden. De Wtl vervangt de premiekortingen arbeidsgehandicapte werknemer en premiekortingen oudere werknemer door (1) het Loonkostenvoordeel (LKV). Daarnaast bestaat de Wtl uit (2) het Lage-inkomensvoordeel (LIV) en (3) het jeugd-LIV.

Commissie-Dijsselbloem ligt dwars

Op 11 juni 2019 adviseerde commissie-Dijsselbloem de spelregels van de pensioenfondsen strikter te maken. Het kabinet en De Nederlandsche Bank namen het advies over. Anders gezegd, de zogeheten rekenrente zal omlaag moeten gaan. Daarmee worden de rendementen van pensioenfondsen voorspeld. Een verlaging van de rekenrente betekent dat er lagere rendementen worden verwacht, en de pensioenfondsen dus minder mogen uitkeren. Terwijl in het voorlopig pensioenakkoord was afgesproken dat de pensioenen niet gekort gaan worden, en waar mogelijk zelfs omhoog gaan.

De FNV vreest dat de verlaging van de rekenrente hun leden een duwtje kan geven om tegen het akkoord te stemmen, blijkt uit een interne mail die de NOS heeft gelezen. Uit een peiling onder vakbondsleden van EenVandaag blijkt dat het er om gaat hangen: de groep die voor het akkoord is, is ongeveer even groot als de groep die van plan is om tegen te stemmen.

Stemmen de vakbonden voor of tegen het pensioenakkoord?

Het CNV bijt de spits af. Het CNV schaart zich definitief achter het pensioenakkoord. Het algemeen bestuur volgt daarmee de uitslag van de ledenraadpleging. 79 procent van de CNV-leden stemt in met het akkoord dat moet leiden tot een nieuw pensioenstelsel. Van de ruim 260.000 leden hebben er zo'n 40.000 een stem uitgebracht. CNV-voorzitter Arend van Wijngaarden is daar tevreden over. "Een prima opkomst. Deze uitslag is representatief voor wat onze leden er van vinden.'' (Bron: NOS, 15 juni 2019)

En ook de leden van de FNV en het ledenparlement hebben zich in meerderheid geschaard achter het pensioenakkoord. Dat maakte bondsvoorzitter Han Busker zaterdagmiddag 15 juni bekend nadat het zogeheten ledenparlement van de vakbeweging in Apeldoorn had gestemd. Het parlement heeft in de beslissing de uitslag van het onlinereferendum onder de leden mee laten wegen. Ruim 75 procent van de 375.000 uitgebrachte stemmen werd uitgebracht vóór het akkoord. 37 procent van de circa 1 miljoen FNV-leden bracht in totaal een stem uit.

NB: Wat betreft de uitwerking is er nog veel te doen, maar de hoofdlijnen zijn vastgesteld.

Gevolgen pensioenakkoord volgens de Pensioenfederatie

Pensioenfederatie, de koepel van pensioenfondsen, plaatst een aantal kanttekeningen bij het nieuwe pensioenstelsel, onder meer (juni 2019):
  • De rekening ligt vooral bij de werkenden. Een dertiger kan er tot wel 15 procent in pensioen op achteruit gaan in het nieuwe stelsel. Voor ouderen is het nieuwe systeem over het algemeen juist gunstiger. Gepensioneerden gaan er in het nieuwe systeem bijna altijd op vooruit.
  • Deelnemers rond de 45 jaar hebben de pensioenpot in de afgelopen jaren gespekt met hun lang renderende premies. worden ineens niet meer gesponsord worden door de jonge werknemers. Fondsen moeten met tientallen miljarden schuiven om hen eenmalig te compenseren.
  • Een fonds dat goed bij kas zit, kan benadeelden veel gemakkelijker compenseren dan een fonds dat maar net genoeg vermogen heeft.
  • Het scheelt of een fonds veel jonge deelnemers heeft of juist veel ouderen. In dat laatste geval zet een verhoging van de pensioenpremie minder zoden aan de dijk dan bij een fonds met veel jonge deelnemers.
  • Het stelsel sterk afhankelijk van de economie. Bij een gunstige economie is er relatief weinig aan de hand. Belanden we daarentegen met z'n allen in een recessie, waarbij de rente ook nog eens laag blijft, dan zal dat een flink gat slaan in vrijwel alle pensioenen.
  • Of en hoe eventueel getroffen deelnemers gecompenseerd gaan worden, is nog niet duidelijk. In het pensioenakkoord staat alleen dat er ‘evenwichtig en adequaat’ gecompenseerd moet worden. 
  • De kans dat de pensioenen gekort worden in het nieuwe stelsel, is tweemaal zo groot als nu. Gemiddeld zal er eens in de drie jaar een korting moeten worden doorgevoerd. Daar staat tegenover dat de andere twee jaren de pensioenen juist (extra) verhoogd kunnen worden.
  • De Pensioenfederatie is bang dat pensioenfondsen straks in rechtszaken betrokken worden bij claims van werknemers die menen dat ze niet genoeg gecompenseerd zijn. Het Kabinet, werkgevers en vakbonden, partijen die het pensioenakkoord sloten, zijn afwezig.

Pensioenakkoord maatschappelijke en economische winst

Hans de Boer, voorzitter VNO-NCW: 'Het belangrijkste is dat de maatregelen voor jong en oud zekerheid en duidelijkheid geven hoe onze samenleving omgaat met de vergrijzing en de oudedagsvoorziening. Dat is maatschappelijke en economische winst die polder en politiek nu gezamenlijk leveren. Het kabinet trekt substantiële middelen uit voor alle maatregelen en dit kan alleen vanwege het feit dat we een zeer concurrerende economie hebben en houden.'

Jacco Vonhof, voorzitter MKB-Nederland: 'Ik ben blij dat we na lang onderhandelen tot een akkoord zijn gekomen waarbij goed rekening is gehouden met mkb-ondernemers en hun medewerkers. Polder en politiek hebben hun verantwoordelijkheid genomen. Met de afspraken verstevigen we weer het vertrouwen van mensen in het pensioenstelsel.' (Bron VNO-NCW, 5 jun. 2019)

Verdere Europese renteverlaging

Kort na het pensioenakkoord (zie boven) komt op 16 juni 2019 president Mario Draghi met de mededeling dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente verder gaat verlagen. Daarmee worden het groeiende protectionisme, tegenvallende economie bestreden en de aanhoudende lage inflatie in positieve zin beïnvloedt. Geen woord van Draghi dat de maatregel het Nederlandse pensioenakkoord in de wielen rijdt. Eerder had Draghi al verkondigd dat de rente nog zeker tot zomer 2020 op het huidige lage niveau blijft.

De baby’s van 2019 krijgen pas op 76-jarige leeftijd AOW

Een rekensommetje tussendoor. Volgens het recente pensioenakkoord stijgt tot 2022 de AOW-leeftijd niet. Vanaf 2022 stijgt de AOW-leeftijd in hetzelfde tempo als de levensverwachting op 65-jarige leeftijd. Het CBS rekende uit dat volgens de bevolkingsprognose de levensverwachting tussen 2022 en 2060 met ruim vier jaar stijgen. De AOW-leeftijd zal dus vanaf 2022 ook met ruim vier jaar stijgen, tot ruim 71 jaar in 2060. Wat de bevolkingsprognose vanaf 2060 zal zijn, heeft het CBS nog niet berekend. Stel dat de levensverwachting vanaf 2060 gelijk zal zijn als daarvoor, dan zullen de baby's die in 2019 zijn geboren, in 2084 (zij zijn dan 65 jaar) nog ongeveer 11 jaar moeten werken ((2060-2022).

Werknemer kan deel pensioen straks in één keer opnemen

Eén van de plannen uit het pensioenakkoord is dat werknemers straks bij pensionering maximaal 10% in 1 keer mogen opnemen. Dit bedrag kunnen zij dan bijvoorbeeld gebruiken om hun hypotheek af te lossen, een auto te kopen of een mooie reis te maken. Er komt geen verplicht bestedingsdoel.

Het kabinet wil dat mensen meer keuzemogelijkheden krijgen voor het opnemen van hun pensioen. In een brief aan de Tweede Kamer lichtte minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit onlangs toe. Het opnemen van het bedrag is alleen mogelijk op de datum waarop het pensioen ingaat. Dit kan dus niet al tijdens de opbouwfase van het pensioen. Voor individuele aanvullende pensioenvoorzieningen (de zogenoemde derde pijler, verzekeringsmaatschappij) gaat straks een vergelijkbare opnamemogelijkheid gelden.

Extra voorwaarde

Wel geldt als voorwaarde dat de pensioenuitkering die overblijft na opname van het bedrag boven de afkoopgrens uit de Pensioenwet, dan wel de Wet verplichte beroepspensioenregeling moet liggen. Op die manier wil het kabinet voorkomen dat mensen met een beperkt pensioen na opname van het bedrag mogelijk helemaal geen pensioenuitkering meer overhouden.

Wetsvoorstel in 2020 naar de Tweede Kamer

Minister Koolmees gaat de komende tijd samen met de sociale partners aan de slag met de uitwerking van de maatregelen uit het pensioenakkoord. Hij verwacht het wetsvoorstel waarin de opnamemogelijkheid is geregeld medio 2020 naar de Tweede Kamer te sturen.

Redactie: Moet de deelnemer bij de opname van 10% een gezondheidsverklaring inleveren? Stel voor dat de gepensioneerde nog maar 1 jaar te leven heeft, terwijl bij het pensioen met een gemiddelde levensverwachting van 20 jaar na pensionering wordt gerekend?

FNV wil geen pensioenkorting

Dankzij het pensioenakkoord gelden na het nu minder strenge eisen voor de buffers van pensioenfondsen. Toch hoor je nu dat misschien kortingen nodig zijn. De FNV vindt van niet (18 juli 2019).

‘Het huidige pensioencontract is verschrikkelijk afhankelijk van de rente. De beleggingsrendementen zijn goed, de pensioenvermogens zijn hoog. Alleen vanwege de rente zouden we dan moeten korten. Terwijl er in de economie een hoop geld is.’ In de praktijk maken de fondsen nog steeds goede rendementen. De FNV vindt de huidige rekenrente daarom geen goede voorspeller en pleit voor een andere rekenrente. Bijvoorbeeld de lange termijnrente die in de rest van Europa wordt gebruikt.

Vier gesprekslagen

De organisatie van de uitwerking van het pensioenakkoord telt vier lagen waarin kabinet en sociale partners gaan samenwerken. Van boven naar onder ziet dat er naar alle waarschijnlijkheid als volgt uit:
  • Het hoogste orgaan is het zogeheten Bestuurlijk overleg (escalatieoverleg), met daarin de minister en de bestuurlijke top van werkgevers en werknemersorganisaties. Dit overlegorgaan kijkt toe op de monitoring en de uitwerking van het gehele pensioenakkoord en is beschikbaar voor escalatie als de stuurgroep er niet in slaagt overeenstemming te bereiken.
  • Daarna komt de 'stuurgroep' in beeld, die besluiten kan nemen over het pensioencontract en de transitie afschaffing doorsneesystematiek langs de lijnen van de geformuleerde doelen. De stuurgroep kijkt ook naar het totale proces rond het pensioenakkoord. Zij wordt periodiek geïnformeerd ook over zaken als de AOW, een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de zzp'ers en het aanvalsplan ter bestrijding van werknemers zonder pensioen.
  • Er komt een zogeheten voorbereidingsgroep, die met een gedragen advies aan de stuurgroep zal komen over de output die verschillende technische werkgroepen op bijvoorbeeld de ondergenoemde thema's leveren.
  • De feitelijke uitwerking wordt gedaan in diverse technische werkgroepen met deskundigen (werkverbanden) die per onderdeel met concrete voorstellen zullen komen, bijvoorbeeld over de contracten, passende rekenregels of de afschaffing van de doorsneeopbouw.
(Bron en meer: Vakcentrale voor Professionals (voorheen Vakcentrale MHP), 17 jul. 2019)

Pensioenakkoord gaat werkgevers veel geld kosten

Volgens de afspraken in het pensioenakkoord komt er een gelijke premie voor alle werknemers en bouwen ouderen minder pensioen op dan jongeren. De premie die werknemers tot 45 jaar in het nieuwe stelsel gaan betalen wordt geheel ingezet voor hun eigen pensioen. Volgens het akkoord moeten 45-plussers daarvoor worden gecompenseerd. Een stelregel is dat werkgevers straks 18%-20% premie per werknemer gaan betalen, terwijl ze nu een staffel hanteren die loopt van grofweg 4% voor jongere medewerkers tot en met 30% voor oudere medewerkers.

Het Centraal Planbureau (CPB) rekende eerder uit dat de compensatie in totaal circa 50 miljard euro zal bedragen. Hoe de compensatie moet worden geregeld is nog onduidelijk. De wet- en regelgeving moet in 2022 gereed zijn.

Keerzijde pensioenakkoord

Eerder stoppen betekent voor veel mensen een (aanzienlijk) lager aanvullend pensioen. De Volkskrant (12 augustus 2019) noemt drie elementen die een rol spelen:
  • een werknemer die eerder stopt, legt minder geld in de pensioenspaarpot
  • hij moet tijdens zijn pensioen langer putten uit een minder gevulde pot
  • het pensioenfonds loopt beleggingsrendement mis
Op verzoek van de Volkskrant rekende pensioenfonds PGB uit wat het financiële verschil is voor een werknemer die 63 is en in de zomer van 2022 met pensioen gaat. Voor het pensioenakkoord had deze werknemer moeten doorwerken tot het voorjaar van 2023. Nu mag hij acht maanden eerder stoppen. De werknemer werkt fulltime, verdient bruto 50 duizend euro per jaar en bouwt per jaar 1,8 procent pensioen op. Door het mislopen van inleg en het uitsmeren van het pensioen daalt zijn jaaruitkering met 860 euro bruto. Dat is 17 duizend euro als hij nog twintig jaar leeft.

Pensioenen omlaag, dan hogere AOW

Iedereen die maar een klein beetje van pensioen begrijpt, weet dat bevriezing van de AOW-leeftijd en daarmee ook een vaste ingangsdatum van pensioenen, in principe leidt tot een verlaging van de pensioenuitkeringen. Mensen worden nog steeds ouder, wat betekent dat uit een en dezelfde pensioenpot meer maanden/jaren pensioen moet worden betaald. Dat weet ook de FNV.

Niettemin is het de FNV die twee maanden na het pensioenakkoord met het voorstel komt de AOW te verhogen als compensatie voor lagere pensioenen. Als excuus mag worden vermeld dat begin juli 2019 bleek dat een aantal pensioenfondsen een dekkingsgraad heeft die lager is dan 100%. Terzijde, er zijn ook pensioenfondsen die geen financiële problemen hebben. (Volgens de rekenrenteregels van de DNB en het kabinet)

Medio augustus komt het kabinet weer bijeen. Er moet wel wat gebeuren wil minister president Rutte weer de bekende leus 'Vrijwel iedereen gaat er volgend jaar op vooruit' laten horen.

Tenslotte de werkgevers

VNO-NCW & MKB Nederland wijst er op, dat in het recent gesloten Pensioenakkoord versoepelingen zijn afgesproken, waardoor minder snel en minder hard hoeft te worden ingegrepen. In het huidige stelsel is het mogelijk dat fondsen al moeten korten bij een dekkingsgraad onder de ca. 105 procent. In het nieuwe stelsel is dat pas bij dekkingsgraden onder de 100 procent. Vanaf september 2019 gaan de werkgroepen en stuurgroep voor de uitwerking van het nieuwe pensioenstelsel van start en dan zal de dekkingsgraad zeker ook worden meegenomen. Partijen betrokken bij Pensioenakkoord moeten niet overhaast te werk gaan en nu niet snel nieuwe beslissingen nemen.

Opmerking redactie: Zodra de rente die banken in rekening wordt gebracht of beurzen een daling laten zien, wordt meteen de relatie gelegd, dat dit ook ten koste zou moeten gaan van de dekkingsgraad van de pensioenen, terwijl over een langere termijn de pensioenfondsen nog steeds een behoorlijk rendement maken, waardoor het vermogen van menig pensioenfonds in 10 tot 15 jaar is verdubbeld. De rekenrente blijft dus uiterst discutabel instrument.

FNV stellig: Pensioenkorting moet echt van tafel

Vakcentrale FNV wil dat minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken voorkomt dat pensioenen worden gekort. „Hier hebben wij niet voor getekend", zegt FNV-voorzitter Han Busker. Hij doelt daarmee op het eerder door de FNV getekende akkoord, waarin staat dat de kans op kortingen 'substantieel kleiner' wordt. Door strengere rekenregels en dalende dekkingsgraden dreigt het tegendeel te gebeuren. Als minister Koolmees niet voorkomt dat pensioenen worden gekort, wordt het moeilijk het pensioenakkoord overeind te houden, stelt Busker. (Bron: MetroNieuws, 12 sep. 2019)

Pensioenakkoord, in oktober 2019 stapje verder

In een brief aan de Tweede Kamer van 7 oktober 2019 heeft minister Koolmees de volgende fase ingezet:

AOW leeftijd

Het kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de stijging van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Dit betekent dat elk jaar levenswinst wordt vertaald in gemiddeld 8 maanden langer doorwerken en gemiddeld 4 maanden langer AOW-pensioen. Deze aangepaste koppeling gaat na 2024 ook gelden voor de pensioenrichtleeftijd, waardoor ook deze minder snel zal stijgen. Om dit te bereiken moeten de AOW en fiscale wetgeving gewijzigd worden, de Tweede Kamer zal in zomer 2020 worden geïnformeerd over de voortgang.

Dienstjaren

De sociale partners en het kabinet gaan onderzoeken of het mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren, bijvoorbeeld 45. Het voornemen is om dit onderzoek in 2020 af te ronden.

Zware beroepen

In 2020 moet het onderzoek worden afgerond om te zien of het mogelijk is het moment van uittreden te koppelen aan het uitoefenen van een zwaar beroep. Minister Koolmees heeft eerder al in de Kamer laten doorschemeren om mensen met een zwaar beroep na 45 dienstjaren met pensioen te laten gaan.

Vernieuwing tweede pijlerpensioen*

In de afgelopen maanden heeft de wijze waarop het pensioenakkoord zal worden uitgewerkt een concrete vorm gekregen. De uitwerking wordt aangestuurd door een stuurgroep bestaande uit het kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. De stuurgroep streeft ernaar om de uitwerking uiterlijk in april 2020 af te ronden, eind 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitwerking.

* Het pensioenstelsel is op drie pijlers gebaseerd: 1. Algemene Ouderdomswet (AOW), 2. bedrijfspensioenregelingen en 3. vrijwillige particuliere (individuele) pensioenvoorzieningen.

Nabestaandenpensioen

De SER heeft in haar advies ‘Naar een nieuw pensioenstelsel’ gewezen op het feit dat ook het nabestaandenpensioen past in de voorgestelde wijzigingen. Aan de Stichting van de Arbeid is hierover advies gevraagd dat eind 2019 wordt verwacht. De kabinetsreactie, begin 2020, wordt aan de Tweede Kamer gemeld.

Redactie: Opmerkelijk is dat minister Koolmees zich op het glibberige terrein van de zware beroepen begeeft. In subparagraaf ''Zware beroepen" is te lezen hoe andere landen daarmee worstelden, kunnen we wat van leren.

Na 45 jaar zorg, pensioen mogelijk

Vakbonden en werkgevers in de VVT-sector (verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg) hebben op 10 oktober 2019 een onderhandelingsresultaat afgesloten voor de gehele sector. Als eerste CAO in Nederland is opgenomen dat je na 45 jaar werken in deze sector met pensioen kan. Ook heeft 90 procent van de 400.000 werknemers in de VVT-sector een vast contract voor augustus 2021.

Het onderhandelingsresultaat wordt binnenkort ter stemming voorgelegd aan de leden van FNV Zorg & Welzijn. Zij hebben het laatste woord. Er werken 400.000 mensen in de VVT-sector.

Redactie: Het bij CAO invoeren dat werknemers na 45 jaar een zwaar beroep te hebben uitgeoefend pensioen zullen ontvangen is al arbitrair, maar tegelijkertijd een AOW-uitkering krijgen, is verre van zeker. Een pensioen is immers het bedrijfspensioen + AOW. In oktober 2019 is deze CAO wat de AOW betreft een voorbarig besluit. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet CAO-'s goedkeuren. Kan / durft minister Koolmees deze vervroegde toekenning van AOW af te keuren?

Eerste wetgevingspakket uitwerking pensioenakkoord in internetconsultatie

Het eerste wetgevingspakket in het kader van de uitwerking van het pensioenakkoord gaat op 19 november 2019 in internetconsultatie. Het kabinet wil met het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel. Zo krijgen deelnemers het recht om bij pensionering eenmalig een bedrag ineens op te nemen. Ook krijgen werknemers die niet gezond kunnen blijven doorwerken de mogelijkheid om - in overeenstemming met hun werkgever - drie jaar vóór hun AOW-leeftijd te stoppen met werken. Ten slotte wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld van vijftig naar honderd.

Het streven is om de vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen per 1 januari 2021 in werking te laten treden. De beoogde datum van inwerkingtreding van de keuzemogelijkheid bedrag ineens is 1 januari 2022.  (Bron: Min. SZW, 19 nov. 2019)

Pensioenfondsen met dekkingsgraad minimaal 90 procent gespaard in 2020

De pensioenen van 8 miljoen Nederlanders worden per 1 januari 2020 niet gekort. De Minister van Sociale Zaken - Wouter Koolmees - heeft het meetmoment een jaar opgeschoven. Pensioenfondsen die een actuele dekkingsgraad hebben van minimaal 90 procent krijgen van de minister vrijstelling tot minstens 31 december 2020. De huidige uitwerking van het pensioenakkoord is volgens Koolmees niet gebaat bij overhaaste besluiten.

Het pensioenakkoord geeft MKB zorgen

Een meerderheid van de werkgevers in het MKB maakt zich zorgen over het pensioenakkoord, blijkt uit divers onderzoek. De zorgen worden mede gevoed omdat een op de drie werkgevers in het MKB (tot 49 werknemers) zegt geen kennis te hebben van de inhoud van het Pensioenakkoord.

De regeling die mogelijk in 2022 ingaat, leidt niet direct tot een kostenverhoging. Wel zullen pensioenpremies voor de oudere werknemer lager uitvallen. Grotere ondernemingen zullen dit wellicht compenseren, bij de MKB is daar geen geld voor.

De werkgever en wellicht ook werknemers zullen deskundigen om advies vragen. De vraag is wie betaalt wat?

Mogelijk meer tijd nodig voor uitwerking pensioenakkoord

De uitwerking van het Pensioenakkoord is complex en dat betekent dat we nauwgezet in beeld moeten hebben hoe een nieuw pensioenstelsel concreet gaat uitpakken voor de deelnemers. Een compleet beeld hebben we op dit moment nog niet en daar zit voor ons de crux op dit moment. We weten gewoon nog niet wat de implicaties zijn van wat er nu ligt. Kortom, het is nog geen gelopen race. (Bron: Vakcentrale voor professionals (VCP), 13 mei 2020)

Pensioenen koppelen aan de beurs

De rendementen op de beurs worden in hoge mate bepalend voor de hoogte van pensioenen. De kans op mee- of tegenvallers wordt groter, maar moet met schokdempers worden opgevangen. Een direct verband tussen salaris en uitwerking verdwijnt in de nieuwe pensioenplannen. Tot nu toe was het salaris het ijkpunt voor de pensioenhoogte. Nu wil men overstappen naar een premiecontract. De betaalde premie en de beleggingsopbrengsten bepalen dan de pensioenhoogte.

Na een jaar sleutelen zijn vakbonden, werkgevers en kabinet het hier over in grote lijnen eens. Het nieuwe stelsel dat nu op tafel ligt moet een einde maken aan de discussies over de slechte situatie van de pensioenfondsen waardoor zij niet aan eerder beloofde aanspraken van hun deelnemers kunnen voldoen. Ook hoeft er straks niet meer voortdurend over de ‘rekenrente’ of het al of niet verlagen van de pensioenen te worden onderhandeld.

Er moeten nog vele berekeningen worden gemaakt, de verwachting is dan ook dat het nieuwe pensioencontract - ingelegde premie, plus rendementen van de pensioenen, plus levensverwachting - nog jaren zal duren. Het eerder door de FNV genoemde Casino-akkoord wordt vervolgd. (Bron: IEX en andere, 22 mei 2020)

Gesprekken uitwerking pensioenakkoord afgerond

Het kabinet en sociale partners hebben de gesprekken over de uitwerking van het pensioenakkoord afgerond, op basis van de doelen uit het vorig jaar afgesloten pensioenakkoord. Zo worden pensioenaanspraken losgelaten en vervalt de noodzaak voor het gebruik van rekenrente en dekkingsgraden. De betrokken partijen leggen de uitwerking op korte termijn voor aan hun achterban. De uitwerking wordt daarna vastgelegd in een hoofdlijnennotitie die minister Koolmees voor de zomer naar de Tweede Kamer stuurt.

Het stelsel wordt transparanter en persoonlijker, en sluit beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Ook biedt het nieuwe stelsel eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen en blijven premies voor ondernemers stabiel. Ook kunnen zelfstandigen gemakkelijker pensioen opbouwen. Gegeven de zeer uitzonderlijke economische situatie heeft het kabinet toegezegd de vrijstellingsregeling van vorig jaar ook in 2020 in te zetten. Dat betekent dat pensioenfondsen met een dekkingsgraad boven 90% de pensioenen niet hoeven te verlagen. Daarvoor telt de dekkingsgraad van 31 december 2020.

Voor zware beroepen is er extra geld om eerder met pensioen te gaan. 'De bouwvakker kan zo makkelijker eerder stoppen met werken. De minister is met 200 miljoen extra over de brug gekomen waardoor er nu onder andere een miljard beschikbaar is voor mensen met een zwaar beroep. Voor veel van onze leden komt dit als geroepen,' stelt Patrick Fey, vicevoorzitter van het CNV en pensioenonderhandelaar.

Met de uitwerking van de eerder gemaakte afspraken zetten kabinet en sociale partners gezamenlijk een belangrijke stap richting een toekomstbestendig pensioenstelsel dat werkt voor alle deelnemers, jong en oud. Een stelsel met draagvlak onder alle betrokken partijen.

(Bron: Min SZW, 12 jun. 2020)


Hoofdlijnen van het pensioenakkoord

De Tweede Kamer heeft een aantal documenten over de technische uitwerking van het pensioenakkoord van juni ontvangen. Als die plannen doorgang vinden, gaan álle pensioenregelingen op de schop.

Het huidige pensioenstelsel stamt uit de jaren 50 van de vorige eeuw. Sommigen vinden dat het pensioen daarom ingrijpend moet veranderen.. Door alle veranderingen in de bevolkingsopbouw, economie en arbeidsmarkt worden de pensioenen in de praktijk al jaren niet of nauwelijks meer verhoogd en is er soms zelfs sprake van kortingen, premieverhogingen en opbouwverlagingen.
Redactie: Je kunt je ook afvragen of het niet indexeren nu een gevolg is van het verouderde systeem of van het hanteren van een kunstmatige (gekunstelde) rekenrente, die in geen enkele verhouding staat met de werkelijke rendementen.
In het Pensioenakkoord is echter geen enkele aandacht voor:
  • Betrouwbare data invoer en validatie. Nog teveel informatie raakt zoek of is in het verleden al zoek geraakt.
  • De veel te hoge administratieve kosten
  • De woekerwinsten die beleggers nu maken
De pensioencommunicatie moet een duidelijk verband aantonen tussen het probleem met het huidige pensioenstelsel en de voorgestelde oplossingen. De vraag is of minister Koolmees daarin zal slagen.

Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd

In juni 2019 heeft het kabinet met werkgevers- en werknemersorganisaties een pensioenakkoord bereikt over een toekomstbestendig nieuw pensioenstelsel. Een aantal maatregelen rondom de AOW zijn diezelfde maand nog uitgewerkt in de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd en per 1 januari 2020 van kracht geworden. De uitwerking van het nieuwe pensioenstelsel had echter heel wat meer voeten in de aarde.

Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord

Een vol jaar na het pensioenakkoord zijn de partijen tot een technische uitwerking gekomen, die is vastgelegd in de hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord. De achterban van alle betrokken partijen moet hier nog mee instemmen, pas dan kunnen de afspraken worden uitgewerkt in wetgeving. Het kabinet wil het wetsvoorstel begin 2021 indienen bij de Tweede Kamer, zodat het per 2022 kan ingaan. Als dat lukt, kunnen de nieuwe regels uiterlijk per 1 januari 2026 gaan gelden voor álle pensioenregelingen.

Voorwaarden voor nieuwe pensioenregeling

De plannen uit de hoofdlijnennotitie zijn behoorlijk ingrijpend. Om de overstap in goede banen te leiden, waren in het pensioenakkoord al een aantal voorwaarden geformuleerd waar het nieuwe stelsel aan moet voldoen. Zo moet het ouderdomspensioen levenslang blijven, moeten de premies en uitkeringen zo stabiel mogelijk zijn en mag er geen sprake zijn van een versobering. En pensioenuitvoerders moeten voldoende ruimte houden om beleggingsrendementen te boeken.

Nieuw pensioencontract met premie als uitgangspunt

Om aan al deze eisen te voldoen, wordt er een nieuw pensioencontract geïntroduceerd waarin niet de uitkering maar de premie het uitgangspunt is. Daarbij worden de bestaande pensioenaanspraken en -uitkeringen zo veel mogelijk meegenomen. Ook gaat het fiscale kader op de schop en komt er een uitgebreid transitieplan. Deze maatregelen moeten zorgen voor een pensioenstelsel dat minder rentegevoelig is, meer op de persoon is toegesneden en weer een paar decennia meekan.

Nieuw pensioencontract rekent af met vaste premie

Werknemers krijgen als gevolg van het pensioenakkoord een nieuw pensioencontract, blijkt uit de 'Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord' van 22 juni 2020. Dit contract maakt een einde aan de vaste premie voor alle pensioendeelnemers.

Het nieuwe pensioencontract houdt in dat sociale partners in sectoren of ondernemingen, of de beroepsvereniging bij een beroepspensioenregeling, een pensioendoelstelling afspreken, deze vastleggen en afspraken maken over de premie die nodig is om deze pensioendoelstelling te halen. De deelnemers krijgen een premie toegezegd als arbeidsvoorwaardelijke pensioentoezegging.

Direct inzicht in het pensioenvermogen

In plaats van de jaarlijkse vaste pensioenopbouw van de ‘doorsneesystematiek’, die door de meeste pensioenfondsen in Nederland wordt gehanteerd, wordt voor iedere deelnemer een persoonlijk vermogen geadministreerd, gereserveerd voor de uitkering. Deelnemers hebben straks direct inzicht in hoeveel vermogen er beschikbaar is voor hun pensioenvoorziening.

Afschaffing van de doorsneesystematiek

Het nieuwe pensioenakkoord maakt een einde aan de zogenoemde doorsneesystematiek. Daarin wordt uitgegaan van een tijdsevenredige pensioenopbouw. Bij de doorsneesystematiek betalen alle deelnemers in een pensioenfonds dezelfde premie en krijgen daar dezelfde pensioenopbouw voor terug, ongeacht leeftijd of geslacht. Discussies over de verdeling van het collectieve fondsvermogen tussen generaties zijn daarmee verleden tijd. Deelnemers bouwen straks op jonge leeftijd meer pensioen op dan nu het geval is. Naarmate zij ouder worden, bouwen zij minder op. Jongere deelnemers kunnen meer risico dragen dan oudere deelnemers en gepensioneerden, omdat zij nog een groot deel toekomstige pensioenopbouw moeten opbouwen. De verwachting is dat over de hele levensloop hetzelfde pensioen kan worden bereikt.

Kwetsbaarheden van het huidige pensioenstelsel

De reden voor de introductie van een nieuw pensioenstelsel is dat de afgelopen jaren veel kwetsbaarheden van het huidige pensioenstelsel aan het licht kwamen. Denk hierbij onder andere aan de dalende rente die van grote invloed is op de pensioenkosten, de stijgende leeftijdsverwachting, de hoge pensioenleeftijd en dreigende pensioenkortingen.
Redactie: De dalende rente is echter nauwelijks van invloed geweest op de rendementen op lange termijn van de pensioenfondsen. De stijgende levensverwachting is ondervangen door de pensioengerechtigde leeftijd stelselmatig te verhogen en pensioenkortingen waren vrijwel alleen het gevolg van een opgedrongen rekenrente door de DNB en Ministerie.

Pensioenakkoord verplicht werkgevers tot transitieplan

Het pensioenakkoord heeft tot gevolg dat alle bestaande pensioenregelingen wijzigen. Werkgevers zijn wettelijk verplicht om voor deze overstap naar een nieuwe pensioenregeling een zogenoemd transitieplan op te stellen. Dit transitieplan is een belangrijk document voor de instemming van de OR met de wijziging van de pensioenovereenkomst.

De praktische uitvoering van de vele wijzigingen als gevolg van het pensioenakkoord, vragen om een zorgvuldige voorbereiding. Het kabinet heeft daarom in de hoofdlijnennotitie Pensioenakkoord de periode 2022-2026 aangemerkt als transitieperiode. Dit betekent dat alle wet- en regelgeving voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel op 1 januari 2022 van kracht moet worden. Daarna krijgen de sociale partners tot 1 januari 2026 de tijd om met de werkgevers en pensioenuitvoerders afspraken te maken over de nieuwe pensioenregeling en over een compensatieregeling voor werknemers die door de overgang naar de nieuwe pensioenregeling worden benadeeld.

Transitieplan pensioen bevat verplichte onderdelen

Een wettelijk verplicht onderdeel van deze transitiefase is het transitieplan. In dit plan moet de werkgever alle keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de nieuwe pensioenregeling opnemen. Het plan vormt daarmee een verantwoording voor de overstap op het nieuwe pensioencontract. Is de werkgever aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, dan is niet de werkgever, maar zijn de partijen die destijds de pensioenregeling overeenkwamen verplicht om zo’n transitieplan op te stellen. De hoofdlijnennotitie Pensioenakkoord beschrijft een aantal verplichte onderdelen van het transitieplan:
  • Het gekozen pensioencontract. Wat er gebeurt met bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten, inclusief onderbouwing.
  • Een overzicht van de effecten per leeftijdsgroep van de overstap op een (nieuwe) premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premies.
  • De gemaakte afspraken over de compensatie voor deze leeftijdsgroepen.
  • Een financieringsplan voor de compensatie. Hierbij is kostenneutraliteit voor werkgevers en pensioendeelnemers het uitgangspunt. Bij onvoorziene omstandigheden moeten de genomen en arbeidsvoorwaardelijke besluiten opnieuw tegen het licht worden gehouden.

Instemmingsrecht medezeggenschap op pensioenovereenkomst

Volgens de hoofdlijnennotitie hebben de ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging (PVT) of personeelsvergadering (PV) instemmingsrecht op de wijziging van de pensioenovereenkomst als er geen vakbonden betrokken zijn bij het opstellen van de pensioenregeling. Omdat het transitieplan de verantwoording voor de overstap vormt, stuurt de bestuurder het mee als onderdeel van de instemmingsaanvraag. Het transitieplan is ook een belangrijk document voor de opdrachtaanvaarding van de pensioenuitvoerder.

Meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken

Onderdeel van het pensioenakkoord is de mogelijkheid om een deel van het pensioen ineens op te nemen en gunstigere fiscale regels voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) en verlofsparen. Deze regels moeten ervoor zorgen dat werknemers gezond de pensioendatum kunnen halen.

Als partijen hebben ingestemd met de uitwerking van het pensioenakkoord, zal minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wetsvoorstel voor wijziging van de Pensioenwet naar de Tweede Kamer sturen, waarin afspraken zijn uitgewerkt rondom verlofsparen, regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) en de mogelijkheid om een deel van het pensioen ineens op te nemen. Eerder stond er al een conceptwetsvoorstel online.

Uitbreiding naar 100 weken verlofsparen

Het fiscaal gefaciliteerd opsparen van extra bovenwettelijk ‘vakantieverlof en compensatieverlof’ is op dit moment mogelijk tot maximaal 50 weken. Onderdeel van het pensioenakkoord is dat dit maximum fiscaal verruimd wordt naar 100 weken. Een werknemer kan dat verlof tussentijds opnemen. Daarnaast kan hij dat verlof bijvoorbeeld ook gebruiken om 2 jaar eerder te stoppen met werken. De uitbreiding zou vanaf 2021 in werking moeten treden.

Geen boete bij eerder stoppen met werken

Een ander onderdeel is dat werknemers eerder kunnen stoppen met werken met financiële hulp van de werkgever. De hoofdregel is dat de fiscus een dergelijke bijdrage van de werkgever belast met een fiscale boete van maar liefst 52%. Dat is de zogenoemde RVU-boete (Regeling vervroegde uittreding). In het pensioenakkoord staat dat werkgevers tijdelijk (van 2021 tot en met 2025) niet meer te maken krijgen met deze extra heffing als zij een vroegpensioenregeling voor hun bedrijf of sector maken. Hiervoor gaan (waarschijnlijk) de volgende voorwaarden gelden:
  • de werknemer stopt maximaal drie jaren voor de AOW-leeftijd met werken;
  • de werkgever geeft een vergoeding van maximaal € 21.200 per jaar (gekoppeld aan de AOW-uitkering voor een ongehuwde);
  • die vergoeding mag ook ineens (€ 63.600) verstrekt worden.

Mogelijkheid voor opname 10% pensioenbedrag

In het huidige pensioenstelsel is de hoofdregel dat een deelnemer de totale waarde van het pensioen moet gebruiken voor een levenslange pensioenuitkering. In het pensioenakkoord is een versoepeling van deze regel opgenomen. Straks mag een deelnemer op de pensioendatum maximaal 10% van de waarde van het pensioen ineens opnemen. Er is geen verplicht bestedingsdoel. De Belastingdienst gaat de opname van de waarde van het pensioen wel fiscaal belasten. Daarnaast zullen er voorwaarden verbonden zijn aan de opname.

AOW-leeftijd in 2025 hangt af van pensioenakkoord

In de uitwerking van het pensioenakkoord is een totaalpakket aan maatregelen afgesproken waarmee de oudedagsvoorziening in Nederland wordt verbeterd. Onderdeel daarvan zijn afspraken over de verdere ontwikkeling van de AOW-leeftijd.

De hoogte van de leeftijd waarop iemand recht krijgt op een uitkering van de Algemene ouderdomswet (AOW), is gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Als de levensverwachting met een jaar toeneemt, stijgt ook de AOW-leeftijd met een jaar. Die een-op-een-koppeling werd door velen als onhoudbaar beoordeeld. Daarom is in het pensioenakkoord afgesproken dat het kabinet de AOW-leeftijd tijdelijk bevriest en daarna minder snel laat stijgen. Een deel van de afspraak is al per 1 januari 2020 in werking getreden met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd.

Langzamere stijging AOW-leeftijd na 2025?

Het kabinet wil met ingang van 2025 de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting versoepelen. Het is de bedoeling om een jaar extra levensverwachting te vertalen in acht maanden verhoging van de AOW-leeftijd. Maar dan moet het pensioenakkoord wel worden doorgevoerd. Anders geldt nog steeds de huidige een-op-een-koppeling. Deze wijziging moet minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog in een apart wetsvoorstel uitwerken. Omdat het wetsvoorstel nog bij de Tweede Kamer moet worden ingediend, heeft de minister de AOW-leeftijd voor 2025 eerder al vastgesteld op basis van de huidige wetgeving: 67 jaar en 3 maanden. Als de afspraak uit het pensioenakkoord wet is geworden, is de AOW-leeftijd in 2025 67 jaar.

Ook in 2021 uitzondering voor pensioenkortingen

Het kabinet en de sociale partners hebben afspraken gemaakt over de uitwerking van het pensioenakkoord. Daarbij heeft het kabinet toegezegd om (onder voorwaarden) pensioenfondsen ook dit jaar niet te verplichten de pensioenen te verlagen.

Momenteel is er een zeer uitzonderlijke economische situatie. Mede door de coronacrisis is de dekkingsgraad (tool) van veel pensioenfondsen flink gedaald. Op basis daarvan heeft het kabinet aangegeven de vrijstellingsregeling van vorig jaar ook dit jaar weer in te zetten, op voorwaarde dat de sociale partners instemmen met de gemaakte pensioenafspraken. Pensioenfondsen met een dekkingsgraad boven de 90% hoeven dan de (aanspraken op) pensioenen niet te korten. Peildatum voor die dekkingsgraad is 31 december 2020. Pensioenfondsen met een lagere dekkingsgraad lopen dus wel het risico aan het einde van het jaar over te moeten gaan tot pensioenverlagingen.

Stabiele pensioenpremie en pensioenopbouw

In een toelichting op de uitwerking van het pensioenakkoord wordt ook aangestipt dat het logisch is dat sociale partners afspreken de pensioenpremie en pensioenopbouw in ieder geval het komende jaar zo veel mogelijk stabiel te houden. Het voorkomen van pensioenkortingen en het stabiel houden van de pensioenopbouw en -premie moet zorgen voor ‘evenwicht tussen alle generaties, werkenden en gepensioneerden’. De veranderingen zijn voorlopig dan beperkt voor organisaties.

Andere regels onder nieuwe pensioenstelsel

Het voorkomen van pensioenkortingen biedt rust voor de verdere uitwerking van de afspraken uit het pensioenakkoord. In het nieuwe pensioenstelsel hoeven pensioenfondsen niet langer te sturen op een bepaalde dekkingsgraad. Daarnaast hoeven zij niet meer een vaste pensioenuitkering te beloven. De pensioenuitkeringen kunnen sneller omhoog bij economische voorspoed en ook weer sneller omlaag als de rendementen op bijvoorbeeld beleggingen van de fondsen tegenvallen. Om grote aanpassingen te voorkomen, is er een solidariteitsreserve bedacht.

Solidariteitsreserve als kussen tegen pensioendompers

In het nieuwe pensioenstelsel krijgen alle deelnemers in feite een persoonlijk potje. Maar om al te grote schokken op de financiële markten op te vangen is er ook een verplichte gezamenlijke voorziening: de solidariteitsreserve.

In het pensioenakkoord is afgesproken dat het voor deelnemers duidelijker moet zijn wat zij zelf aan pensioen kunnen verwachten. Daarom bouwt elke deelnemer een ‘voor uitkering gereserveerd vermogen’ op binnen het pensioenfonds. Dit potje wordt gevuld met premies, rendementen op beleggingen en eventuele bijdrage uit de zogeheten ‘solidariteitsreserve’.

Niet ‘onnodig veel geld’ in reserve

De solidariteitsreserve wordt straks in het nieuwe pensioenstelsel verplicht voor elk pensioenfonds. Het is een gezamenlijke reserve van alle deelnemers, en is bedoeld om de risico’s tussen generaties te delen. In slechte economische jaren kan het fonds tegenvallers in de beleggingen dempen met geld uit de reserve.
Het pensioenfonds mag bij de invulling van de reserve kiezen waar zij nadruk op legt. Maar het fondsbestuur moet vooraf met de sociale partners afspraken maken over 4 zaken: het vullen van de reserve, regels voor uitdelingen, de gewenste omvang van de reserve én hoe de reserve ‘significant bijdraagt aan de intergenerationele risicodeling en solidariteit’.
Bij de invulling moet het fonds wel binnen bepaalde kaders blijven. Zo mag de reserve niet hoger zijn dan 15% van het totale fondsvermogen. Deze grens zorgt er volgens het kabinet voor dat de reserve wél stabiliteit brengt, maar dat er ook weer niet onnodig veel geld ‘in de reserve achterblijft dat niet ingezet kan worden voor verhoging van de pensioenen’.

Regels voor het vullen van de solidariteitsreserve

Ook aan het vullen van de reserve zijn regels gesteld. De pot kan namelijk gevuld worden met premies of geld uit ‘overrendement’, of een combinatie van die twee. Er mag niet meer dan 10% van de premiegelden naar de solidariteitsreserve stromen, en ook maar maximaal 10% van het overrendement. Dit is het rendement dat nog ‘over’ is nadat er genoeg rendement is behaald om het renterisico voor deelnemers af te dekken. Bij de start van de solidariteitsreserve mag het pensioenfonds ook uit het bestaande vermogen putten.
Het kabinet wijst er op dat vullen uit het overrendement betekent dat álle deelnemers meebetalen. Dus ook gepensioneerden en ‘slapers’: deelnemers die wel een pensioenpotje hebben opgebouwd, maar inmiddels zijn overgestapt naar een ander fonds. Vult een fonds de reserve met premiegeld, dan betalen alleen actieve deelnemers daar aan mee.

Uitdeelregels voor lange tijd vastleggen

Naast regels voor vullen zijn er ook voorwaarden voor uitdelingen uit de reserve, die wettelijk worden vastgelegd. Die regels moeten evenwichtig, transparant en vooraf vastgesteld zijn. De regels moeten voor ‘lange tijd’ worden vastgesteld. Op die manier wordt voorkomen dat het geld uit de reserve toch anders wordt besteed dan was bedacht.

Communicatie pensioenakkoord moet begrijpelijk zijn

Veel werknemers vinden hun pensioen maar ingewikkeld. Daarom is goede communicatie hierover belangrijk. In de uitwerking van het pensioenakkoord is goede en heldere communicatie – de zogenoemde uitlegbaarheid – zelfs één van de criteria. Deze uitlegbaarheid moet bijdragen aan de acceptatie van de veranderingen uit het akkoord. Dat blijkt uit de Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord.
Zo moet de pensioencommunicatie een duidelijk verband aantonen tussen het probleem met het huidige pensioenstelsel en de voorgestelde oplossingen. Verder moet de communicatie aansluiten bij de behoefte van werkgevers en werknemers om vooral te weten wat het nieuwe akkoord voor hen gaat betekenen. Op deze manier moet weerstand worden voorkomen. In de hoofdlijnennotitie staat ook dat het belangrijk is dat de pensioencommunicatie aansluiting zoekt bij de belevingswereld van werkgevers en werknemers. Voor een goede uitleg is er een lijst opgesteld met gangbare pensioentermen en een zo begrijpelijk mogelijk verhaal over het ‘wat’ en ‘waarom’ van de termen.

Pensioencommunicatie kan beter, regels gaan veranderen

De verplichtingen met betrekking tot pensioencommunicatie zijn (met name) vastgelegd in de Pensioenwet. Per 1 juli 2015 zijn die verplichtingen uitgebreid door de Wet pensioencommunicatie. Begin dit jaar bleek uit een evaluatie van deze wet dat de informatievoorziening over pensioen beter kon. Daarom gaan de wettelijke regels voor pensioencommunicatie veranderen.

Nieuwe premiegrens en compensatie voor 35-plussers

In het pensioenakkoord met een verdere uitwerking in de Hoofdlijnennotitie is opgenomen dat de pensioenopbouwgrens gaat vervallen. De pensioenuitkering is straks ook niet meer het uitgangspunt maar de pensioenpremie. In de plaats van de opbouwgrens komt er daarom een premiegrens die kan lopen van 30% tot 33%. Ook komt er een compensatieregeling omdat de doorsneesystematiek gaat verdwijnen.
 
De pensioenpremie moet stabieler en beter voorspelbaar worden, daarom is in de hoofdlijnennotitie besloten dat alle pensioendeelnemers een vlakke premie gaan betalen. Dit wil zeggen dat zij onafhankelijk van hun leeftijd allemaal hetzelfde premiepercentage betalen. Hiervoor gaat wel een plafond gelden. De premiegrens zal tussen de 30% en maximaal 33% liggen. Voor de bepaling van de premiegrens kijkt men naar het verwachte rendement. Bij een premiegrens van bijvoorbeeld 44% hoort een rendement van 0,5%. Bij een rendement van 3,5% komt de premiegrens uit op 17%. De verwachting is dat de premiegrens voor nu wordt gesteld op 33%, hierbij hoort een rendement van 1,5%. Voor de eerste keer zal de premiegrens in principe voor 10 jaar gelden, dus van 2026 tot 2036. Hierna zal dit 5 jaar zijn.

Compensatie voor 35-plussers

Door het verdwijnen van de doorsneesystematiek wordt de pensioenopbouw leeftijdsonafhankelijk. De (doorsnee)premie blijft dus wel gelijk, maar de pensioenopbouw wordt dan ongelijk. Jongere mensen krijgen hierdoor meer pensioen voor hun premie, oudere mensen juist minder. Hierdoor loopt de groep van 35-plussers een flink bedrag aan pensioenvermogen mis. Hiervoor komt een budget neutrale compensatieregeling van € 1 miljard voor tien jaar om nadelige effecten op te vangen.

Uniformering partnerpensioen in zicht

In het pensioenakkoord is ook afgesproken dat er straks één uniform partnerpensioen komt voor alle pensioenregelingen. Alle pensioenregelingen moeten hierop dus worden aangepast. Voortvloeiend uit de afspraken in het pensioenakkoord heeft de Stichting van de Arbeid (StvdA), een overlegorgaan van werkgevers en werknemers, op 17 juni 2020 advies uitgebracht over het nabestaandenpensioen. Daaruit volgt een aantal wijzigingen:
  • De hoogte van het pensioen is nu vaak 49% van de pensioengrondslag (pensioengevend salaris minus franchise). Dat wordt bij uniformering maximaal 50% van het salaris. De onduidelijkheid van de franchise wordt zo weggenomen en ook voor de lage en middeninkomens komt er een goede dekking. (Temeer omdat vrijwel voor iedereen de ANW is vervallen, tenzij deze verzekering vrijwillig is afgesloten).
  • Het maakt niet meer uit hoelang iemand in dienst geweest is: de koppeling hoogte pensioen en aantal dienstjaren wordt losgelaten. Dit zorgt voor veel meer duidelijkheid voor de werknemer en voor een betere aansluiting bij baanwisseling.
  • Ongeacht het moment van overlijden van de partner, zal het pensioen levenslang worden uitgekeerd.
  • Het pensioen wordt op risicobasis verzekerd, zodat voor iedereen duidelijk is hoe hoog de dekking van het nabestaandenpensioen is: namelijk de genoemde 50% (maximaal) van het salaris.
  • Het wezenpensioen bedraagt maximaal 20% van het partnerpensioen en loopt tot het 25e levensjaar.

Aan het huidige partnerpensioen kleven bezwaren

De uniformering van het partnerpensioen is noodzakelijk omdat er aan het huidige partnerpensioen een aantal bezwaren kleven. Zo is het uitgangspunt nu dat de nabestaande ook recht heeft op een ANW-uitkering, terwijl dat meestal niet het geval is. Daarnaast verschilt de wijze van verzekeren per pensioenregeling. Daardoor is bijvoorbeeld een partnerpensioen niet altijd verzekerd als de werknemer uit dienst gaat, terwijl iemand hiervan vaak niet (voldoende) op de hoogte is gesteld. Ook de voorwaarden verschillen per pensioenregeling. Bij sommige pensioenuitvoerders moet de deelnemer een partner bijvoorbeeld expliciet aanmelden, soms volstaat een samenlevingsovereenkomst en soms moet er minstens zes maanden zijn samengewoond. (Bron Min. SZW 24-6-2020)

Pensioenakkoord brengt historische omslag

Als Aon zijn we verheugd dat er eindelijk duidelijkheid is gekomen over de uitwerking van het Pensioenakkoord op basis van de uitgebrachte Hoofdlijnennotitie. Leeftijdsonafhankelijke beschikbare premieregelingen worden het uitgangspunt, dus voor iedereen een gelijk premiepercentage. Het nieuwe contract vinden wij eerlijker en transparanter.

Er wordt gekozen voor een ander type contract. Wij vinden dat dit type contract beter past bij de huidige arbeidsmarkt en maatschappij. Met een ‘eigen’ pensioenvermogen wordt tegemoet gekomen aan toenemende arbeidsmobiliteit en sluit het beter aan op de ontwikkelingen binnen de maatschappij. Het pensioen gaat meebewegen met de ontwikkelingen van de economie en is daarmee toekomstbestendiger.

De contouren van het invaren zijn uitgewerkt in de hoofdlijnennotitie, maar de echte invulling daarvan moet door ieder pensioenfonds zelf verder worden opgepakt. Uit berekeningen van het CPB en de Pensioenfederatie blijkt dat de overgang naar het nieuwe systeem veelal geen nadeel maar een voordeel is.

De rendementen waarmee gerekend wordt, zullen ook behaald moeten worden om deze vooruitgang voor alle bestaande generaties te zien. Pas over 20 jaar kunnen we zeggen of de belofte dat iedereen erop vooruit gaat ook is waargemaakt. (Bron en meer: AON, 23 jun. 2020

Pensioenakkoord funest voor arbeidsmobiliteit

Minister Koolmees moet met werkgevers en werknemers terug naar de tekentafel voor een nieuw pensioenakkoord, vindt de Pensioenorde. Die ziet in het huidige akkoord een belemmering van de arbeidsmobiliteit, waarbij werkgevers mogelijk gaan kiezen voor het helemaal stoppen met pensioenregelingen.

De orde van pensioendeskundigen en -adviseurs vindt het maar vreemd dat de vakbonden hun achterban laten stemmen over het akkoord. ‘Dit blijft toch een vreemde gewaarwording, dat opeens de sociale partners aan tafel zitten en onder meer beslissingen gaan nemen over verzekerde DC-regelingen. Dergelijke pensioenregelingen zijn van toepassing voor circa 1,3 miljoen werknemers, die hierover civielrechtelijke afspraken hebben lopen met hun werkgevers.’ (Bron: AccountancyVanMorgen, 29 jun. 2020)

FNV stemt in met uitwerking pensioenakkoord

De FNV heeft op 4 juli 2020 ingestemd met de uitwerking van het pensioenakkoord. Tijdens een vergadering van het FNV Ledenparlement stemde een ruime meerderheid voor.

FNV-voorzitter Han Busker: ‘De FNV knokt voor een goed pensioen voor iedereen. Met dit pensioenakkoord zetten we daarin weer belangrijke stappen. De AOW-leeftijd gaat veel minder snel omhoog en mensen met zwaar werk kunnen eerder stoppen met werken. Het nieuwe pensioenstelsel is toekomstbestendig en zorgt ervoor dat pech- en gelukgeneraties worden voorkomen. We zijn bijzonder verheugd dat we dit voor onze leden en voor alle werkenden en gepensioneerden in Nederland kunnen regelen.’ (Bron: FNV 4 jul. 2020)

NB: Zie ook 'Overeenstemming over uitwerking pensioenakkoord', Rijksoverheid, 4 juli 2020.

Gepensioneerden verlangen compensatie n.a.v. invoering pensioenakkoord

Ouderenbond Anbo zegt in een brief d.d. 9 juli 2020 aan de Tweede Kamer dat gepensioneerden definitief een derde van hun pensioen dreigen kwijt te raken als er geen goede overgangsregeling komt.

Gewezen wordt op het feit dat de pensioenen van de meeste gepensioneerden tien of meer jaren niet zijn geïndexeerd en de vooruitzichten somber zijn, gepensioneerden dreigen tot 35 procent van hun tweede pijler pensioen te verliezen. Met een verwachte inflatie van 1,5 tot 2 procent kost dat nog eens extra 7 tot 10 procent aan koopkracht.

Koolmees verandert niets aan compensatieregeling

Minister Koolmees blijft bij de compensatieregeling zoals die tijdens de onderhandelingen over de uitwerking van het Pensioenakkoord op papier is gezet. Tijdens het debat in de Tweede Kamer over de uitwerking van het akkoord liet hij weten het VCP-plan dat tijdens de onderhandelingen op tafel kwam te complex te vinden. (Bron: VCP, 15 jul. 2020)

Brief Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen (opgericht 12 mei 1919)

Brief van de NBP aan Pensioenfonds ABP, n.a.v. het Pensioenakkoord en de rekenrente

Geachte mevrouw Wortmann-Kool,

Naar aanleiding van uw uitgebreid interview in het Financieele Dagblad op 29 juni 2020, stelt het bestuur van de NBP vast, dat u het kernprobleem niet benoemt. Door dit probleem zijn de belangen van de deelnemers en pensioengerechtigden sinds 2007 bij de invoering van de PW, Pensioenwet, geschaad.
De NBP, Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen, opgericht op 12 mei 1919, heeft als zijn primaire doel om de belangen van gepensioneerden, zowel de huidige als de toekomstige, te behartigen. Hiertoe neemt de NBP onder meer actief deel in de maatschappelijke discussie over het pensioenstelsel. In het verlengde van dat primaire doel onderzoekt het NBP-bestuur namens zijn leden de prestaties en uitingen van fondsen. Veel NBP leden zijn deelnemers of pensioengerechtigden in de ABP pensioenregeling.
In deze brief beperkt het bestuur zich tot het niet benoemde kernprobleem en de gevolgen hiervan. Het kernprobleem dat u niet benoemt is dat uw CDA-partijgenoot, voormalig minister A.J. de Geus van SZW in de periode juli 2002 tot februari 2007 diverse essentiële voorschriften uit de eerste EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW heeft omgezet. Deze essentiële voorschriften waren overigens wel op correcte wijze in 2006 in de PSW, Pensioen- en spaarfondsenwet omgezet. De PSW was van kracht van 1954 tot en met 2006. Nederland heeft ook in 2019 diverse essentiële voorschriften uit de tweede EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW omgezet. Enige essentiële onderdelen, zoals de vaststelling van de rekenrente en de beleggingen in derivaten, zijn in besluiten, te weten het FTK en nFTK, geregeld. Besluiten zijn geen formele wetten en gelden daarmee volgens vele juristen niet als omzetting van een EU Richtlijn in een nationale wet.
U was in de periode juli 2004 tot juli 2014 namens het CDA lid van het Europese Parlement, met ook pensioenen in uw aandachtsgebied. Dus u hoort deze problematiek te kennen. Doordat Nederland de eerste en tweede EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW heeft omgezet, hebben miljoenen gepensioneerden miljarden Euro’s aan pensioenontvangsten gemist. Als gevolg hiervan heeft de Nederlandse economie de afgelopen 13 jaar voor tientallen miljarden Euro’s schade opgelopen. Iedereen, die aanspraken had opgebouwd onder de PSW is door deze Nederlandse afwijking benadeeld, omdat zij van de fondsen minder hebben ontvangen op hun vorderingen op de pensioenfondsen. Zij zijn daarmee feitelijk gedeeltelijk onteigend.
De groep, die wel aantoonbaar heeft geprofiteerd van deze keuze in 2007, zijn de adviseurs en handelaars in bepaalde derivaten, die onder de beide EU Pensioenrichtlijnen niet zijn toegestaan. Deze groep heeft vele miljarden verdiend aan de Nederlandse pensioenfondsen. Geld, dat zij niet verdiend hadden, als Nederland zich aan de voorschriften van de beide EU Pensioenrichtlijnen had gehouden.

Besturen stellen te vaak zich aan de wet te houden

Besturen van fondsen stellen te vaak dat zij zich aan de wet houden en niets kunnen veranderen aan zaken zoals de rekenrente. De wet kent gradaties. De EU Pensioenrichtlijnen gaan voor op de PW en zeker voor op de besluiten FTK dan wel nFTK. Indien een EU-lidstaat de voorschriften uit EU Richtlijnen niet of onjuist in nationale wetgeving omzet, dan krijgen deze EU Richtlijnen en een rechtstreekse werking en gaan voor op de nationale wet.
Volgens veel juristen geldt dat nu ook bij de EU Pensioenrichtlijnen. Het bestuur van het ABP had niet de PW en FTK / nFTK moeten volgen, edoch de EU Pensioenrichtlijnen.
Uw bestuur kan zich thans alleen aan de wet houden door de tweede EU Pensioenrichtlijn te volgen! In de navolgende tekst wordt de oorzaak van deze Nederlandse afwijking van de beide EU Pensioenrichtlijnen benoemd en de gevolgen hiervan vermeld.

Palmnet-notities van DNB

Uit onderzoek is gebleken dat uw CDA-partijgenoot, voormalig minister A.J. de Geus voor de PW niet de voorschriften uit de eerste EU Pensioenrichtlijn heeft gevolgd, maar de uitgangspunten van DNB, zoals vastgelegd in de Palmnet notities. Deze verschenen in 2004 en zijn als bijlagen toegevoegd aan deze brief. De volgende twee uitgangspunten van DNB zijn hierin vastgelegd:

  1. Fondsen garanderen de nominale verplichtingen,
  2. Fondsen moeten deze “gegarandeerde” nominale verplichtingen op marktwaardering berekenen

Fondsen kunnen de nominale verplichtingen niet garanderen
De Hoge Raad heeft met het arrest ECLI:NL:HR:2019:2035 van 20 december 2019 het cassatieberoep van PMT tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2018:958 van 8 mei 2018 verworpen. Hierdoor blijven zowel de conclusie van de procureur-generaal mevrouw Mr. R.H. de Bock van 27 september 2019, zoals vermeld in ECLI:NL:PHR:2019:954 en dat arrest van het hof in stand.

Verzekeraars hebben geen wettelijke mogelijkheid om pensioenaanspraken en -rechten te korten, terwijl pensioenfondsen die mogelijkheid ingevolge artikel 134 van de PW wel hebben. Daarom gelden pensioenaanspraken of -rechten uit een pensioenregeling uitgevoerd door een verzekeraar als 3/5 Referentie : 20200703/2020041/WS/yp gegarandeerd, terwijl zo’n garantie bij pensioenaanspraken of -rechten opgebouwd bij een pensioenfonds niet bestaat. Het ABP volgt het verkeerde uitgangspunt van DNB door in zijn jaarverslag te schrijven dat de VPV, Voorziening Pensioen Verplichtingen, de contante waarde van de toekomstige pensioenbetalingen, voor het risico van het fonds is. Dat is onjuist! Met dit woordgebruik misleidt het ABP zijn deelnemers en pensioengerechtigden.
Het ABP garandeert wegens de kortingsmogelijkheid in artikel 134 van de PW niks en alle risico’s zijn voor rekening van de collectiviteit van de deelnemers. Dat blijkt duidelijk uit de genoemde arresten van het Hof en de Hoge Raad en uit publicaties van het AFM.
Fondsen bieden de huidige en toekomstige gepensioneerden geen garanties over de uitkeringen. Volgens beide EU Pensioenrichtlijnen zijn fondsen wel verplicht om alle toekomstige gepensioneerden een hoge mate van zekerheid te bieden.

Het Pensioenakkoord is in strijd met EU Pensioenrichtlijn

Dus het pensioenakkoord, waarbij zekerheden vervallen, is in strijd met de huidig geldende tweede EU Pensioenrichtlijn. Deze hoge mate van zekerheid wordt bereikt door het hanteren van een prudente rekenrente, die is afgeleid van toekomstige beleggingsrendementen, zie artikel 15.4.b.1 van de eerste EU Pensioenrichtlijn en artikel 13.4.b.1 van de tweede EU Pensioenrichtlijn. De gemiddelde prudente rekenrente voor premies bij de fondsen is nu circa 2,7%. Volgens de EU Pensioenrichtlijnen behoort deze rekenrente van 2,7% dan ook te worden gebruikt voor de berekening van de VPV, Voorziening Pensioen Verplichtingen.

Berekening van deze gegarandeerde nominale verplichtingen op marktwaardering

In beide EU Pensioenrichtlijnen wordt deze berekeningsmethodiek niet genoemd en is daarmee dus niet toegestaan. Deze methodiek is ook niet logisch, omdat in de EU geen gereguleerde markt bestaat, waarop fondsen hun verplichtingen geheel of gedeeltelijk kunnen verhandelen. Bovendien mogen fondsen als schuldenaren hun verplichtingen niet verhandelen, zonder toestemming van de schuldeisers / crediteuren. Verder geldt dat de schuldeisers / crediteuren, zijnde de deelnemers en pensioengerechtigden, hun pensioenaanspraken dan wel –rechten ook niet mogen verhandelen.

Tussenconclusie

De uitgangspunten van DNB, die in de PW, FTK / nFTK zijn verwerkt, zijn in strijd met de jurisprudentie en de beide EU Pensioenrichtlijnen. De heer A.J. de Geus had niet DNB moeten volgen, maar had zoals verplicht voor EU-lidstaten de EU Pensioenrichtlijnen op juiste wijze in de PW moeten omzetten.

De gevolgen van de onjuiste DNB standpunten in de PW

De rekenrente in de PSW, maximaal 4%, was afgeleid van de toekomstige beleggingsrendementen, zoals ook is bepaald in artikel 15.4.b.1 van de eerste EU Pensioenrichtlijn en artikel 13.4.b.1 van de tweede EU Pensioenrichtlijn. Indien fondsen onder de PSW overrendementen maakten, waren deze primair bestemd voor het verlenen van toeslagen op de opgebouwde aanspraken en op de ingegane pensioenen.

Overrendementen

De jaarlijkse rendementen van het ABP in de jaren 2007 – 2019 zijn bijgevoegd in een tabel in de bijlage. Indien deze tabel fouten bevat verneemt het bestuur deze fouten gaarne van u. Op basis van deze gegevens behaalde het APB in die jaren een gemiddeld jaarlijks rendement van 6,4%. Bij een rekenrente van 4%, die het ABP voor 2007 hanteerde, was de ruimte voor de jaarlijkse toeslag verlening maximaal 2,4%, het verschil tussen 6,4% en 4%. Het ABP heeft in deze 13 jaren zelden een beperkte toeslag verleend. 4/5 Referentie : 20200703/2020041/WS/yp Indien uw partijgenoot A.J. de Geus in 2007 gewoon de eerste EU Pensioenrichtlijn had gevolgd en niet de uitgangspunten uit de Palmnet notities van DNB, dan had het ABP jaarlijks voldoende financiële ruimte gehad om toeslagen op de aanspraken en de ingegane pensioenen te verlenen. Omdat Nederland in 2007 en later afweek van de EU Pensioenrichtlijnen zijn deze toeslagen niet verleend en zijn de crediteuren van het ABP feitelijk gedeeltelijk onteigend. Het ABP heeft zonder enige bezwaren te uiten, meegewerkt aan deze onteigening van de deelnemers en pensioengerechtigden in zijn pensioenregeling.

Wet Nypels-Groenman: overrendementen voor toeslagverlening

De wet Nypels-Groenman, nummer 16225, die tot gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden bij de verlening van toeslagen verplicht, is in 1992 in artikel 8 van de PSW verwerkt en in 2007 in artikel 58 van de PW. Uit de parlementaire behandeling blijkt het uitgangspunt van deze wet. Dat uitgangspunt is dat fondsen overrendementen op de beleggingen niet naar eigen inzicht mogen besteden, edoch op een evenwichtige wijze moeten toewijzen aan de groepen deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. Uw partij, het CDA, heeft de invoering van deze wet 11 jaar tegen gehouden, omdat uw partij van mening was dat een fonds naar eigen inzicht mocht beschikken over die overrendementen. In de tweede EU Pensioenrichtlijn is onder meer vermeld dat risico's en voordelen eerlijk over de generaties moeten worden verdeeld. Het fonds heeft derhalve geen vrijheid om naar eigen inzicht over de overrendementen te beschikken. Als gevolg van de onjuiste DNB standpunten, die in de PW en het FTK / nFTK zijn vastgelegd moest ook het ABP per Euro toekomstige pensioenbetaling steeds meer belegde middelen aanhouden, ongeacht de rendementen van het ABP. Het APB heeft sinds 2008 de overrendementen gebruikt om de gedaalde RTS en de invoering van buffers te betalen. Daardoor kon het ABP geen toeslagen voor de gestegen prijzen verlenen.

Slotconclusie

Gelet op het voorgaande is de huidige PW inderdaad een doodlopende weg wegens de inconsistenties in deze wet, ontstaan door het volgen van de onjuiste DNB standpunten. De oplossing voor het huidige probleem is niet het concept-pensioenakkoord, dat op veel punten strijdig is met de tweede EU Pensioenrichtlijn. Momenteel bestaan twee keuzes. De eerste is dat Nederland de tweede EU Pensioenrichtlijn juist omzet in de PW en fondsbesturen wachten af en volgen. De tweede is dat fondsbesturen kiezen voor hun eigen verantwoordelijkheid door zich aan de wet te houden en de voorschriften van de tweede EU Pensioenrichtlijn volgen.
Bent u, mevrouw Wortmann, bereid om met uw bestuur gevolg te geven aan deze tweede keuze? Het bestuur ziet wegens de actualiteit uw antwoord graag vóór 10 juli aanstaande tegemoet.

Met vriendelijke groet, Willem Schuddeboom Voorzitter bestuur NBP

Tabel met ABP rendementen in de jaren 2007 tot en met 2019 ABP rendementen in de jaren 2007 tot en met 2019
Jaar Jaarrendementen Conversie (*)
2007 3,8% 1,038
2008 -20,2% 0,798
2009 20,2% 1,202
2010 13,5% 1,135
2011 3,3% 1,033
2012 13,7% 1,137
2013 6,2% 1,062
2014 14,5% 1,145
2015 2,7% 1,027
2016 9,5% 1,095
2017 7,6% 1,076
2018 -2,3% 0,977
2019 16,8% 1,168
Samengesteld over 13 jaar 2,229
Jaarrendement in 13 jaar 6,4%

(*) = Voor de berekening van het gewogen jaarlijkse rendement worden de jaarrendementen eerst omgezet, daarna worden deze waarden over 13 jaar vermenigvuldigd. Dit getal wordt met een formule teruggerekend naar een gewogen jaarlijkse rendement over de periode van 13 jaar

Zware beroepen eerder met pensioen

Het kabinet wil er samen met sociale partners voor zorgen dat iedereen op een gezonde manier zijn pensioen haalt. Bijvoorbeeld door omscholing naar lichter werk. Ook krijgen mensen met zware beroepen de mogelijkheid om zelf eerder te stoppen met werken. Bijvoorbeeld door extra verlof in te zetten. Daarvoor trekt het kabinet de komende jaren € 1 miljard uit en structureel € 10 miljoen per jaar.

Voor sommige beroepen is doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar. Daarom krijgen werkgevers en werknemers de komende 5 jaar de gelegenheid om afspraken te maken over vervroegd pensioen. Werkgever en werknemers bepalen samen om welke beroepen het gaat. Het kabinet helpt hierbij door de heffing op vroegpensioen (RVU-heffing) aan te passen.

De overheid bepaalt niet wat zwaar werk is. Zwaar werk is voor iedereen anders. Alle sectoren kunnen subsidie aanvragen voor duurzame inzetbaarheid en voor eerder uittreden. Elke sector geeft zelf aan voor wie een regeling voor eerder uittreden bedoeld is. Dit is dan een specifieke groep werkenden in die sector waarvoor doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar is.

Mensen met zware beroepen moeten zelf het laatste deel van hun loopbaan kunnen inrichten. Hiervoor bestaan mogelijkheden zoals:
  • eerder stoppen met werken;
  • geleidelijk stoppen met werken, bijvoorbeeld door deeltijdpensioen;
  • een generatiepact (een vorm van arbeidsduurverkorting voor oudere werknemers);
  • pensioen eerder in te laten gaan.
Hier is subsidiegeld voor beschikbaar. Er kan ook subsidie aangevraagd worden voor financiële adviesgesprekken. In een gesprek krijgen oudere werknemers inzicht in hun situatie en mogelijkheden. Dit helpt om keuzes te maken. (Bron: Rijksoverheid, 22 jul. 2020)

Red.: Zie ook de subparagrafen Zware beroepen en Vervroegd uittreden.

Pensioenakkoord: wat werkgevers moeten doen

Het ledenparlement van vakbond FNV heeft in juli 2020 met een grote meerderheid voor de uitwerking van het vorig jaar afgesloten pensioenakkoord gestemd. Daarmee kan het kabinet nu eindelijk aan de slag gaan met de vormgeving van een nieuw pensioenstelsel. Ook werkgevers moeten aan de bak: in 2026 moeten alle pensioenregelingen zijn aangepast aan de nieuwe pensioenregels.

Voordat werkgevers hiermee aan de slag kunnen gaan, moet eerst een aantal wetten worden aangepast. Hiermee start het kabinet na de zomer. Daarna is de Tweede Kamer aan zet. Over anderhalf jaar – op 1 januari 2022 – moet de nieuwe wetgeving van kracht worden. Sociale partners krijgen dan tot uiterlijk 1 januari 2026 de tijd om hun pensioenregelingen aan te passen en over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit heet de transitieperiode. Er komen handreikingen voor werkgevers over wat daarbij komt kijken. Iedere werkgever met een pensioenregeling bij een ondernemingspensioenfonds, algemeen pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioen-instelling moet een transitieplan maken. Bij bedrijfstakpensioenfondsen doen de cao-partijen dat. Binnen de transitieperiode kunnen sociale partners op een zelf gekozen moment de overstap maken. Dit biedt ruimte voor maatwerk. (Bron en meer informatie, AWVN, 25 aug. 2020)

Lage rente en de toekomst van pensioenen

Door de lage rente zal het vermogen van pensioenfondsen minder snel groeien. Bij een langdurig lage rente is het daarom in de toekomst nodig opnieuw te bepalen of meer inleg van deelnemers nodig is en wellicht het pensioeninkomen omlaag moet worden bijgesteld. Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) en Netspar dat op 27 augustus 2020 is verschenen: ‘Lage rente en de toekomst`.

Wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen naar de Tweede Kamer gestuurd. Met het voorstel wil het kabinet meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel. De bedoeling is in 2021 de veranderingen in te voeren.

De veranderingen zijn:
  • Deelnemers krijgen het recht om bij pensionering eenmalig een bedrag ineens op te nemen van maximaal 10%.
  • Deelnemers krijgen het recht - in overleg met de werkgever - drie jaar vóór de ingangsdatum AOW-leeftijd te stoppen met werken. Hiervoor is een tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing (RVU staat voor Regeling Vervroegd uittreden) nodig.
  • Het aantal weken belastingvrij verlofsparen wordt verdubbeld van vijftig naar honderd.
Het wetsvoorstel maakt dat een aantal wetten moeten worden aangepast: Pensioenwet (PW), Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb), Wet op het financieel toezicht (Wft), Wet inkomstenbelasting 2001 en Wet op de loonbelasting 1964. (Bronnen: Rendement, AWVN e.a.: september 2020)

Eerste Kamer stemt in met onderdeel uitwerking pensioenakkoord

De Eerste Kamer heeft gisteravond het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ met algemene stemmen aangenomen. Het kabinet wil met dit wetsvoorstel, dat onderdeel uitmaakt van het pensioenakkoord, meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel. De Eerste Kamer stemde eerder al in met het wetsvoorstel dat de stijging van de AOW-leeftijd en de levensverwachting meer met elkaar in balans brengt. (Bron: Min. SZW, 13 jan. 2021)

Eerste Kamer wil minder complexe uitvoering bedrag ineens

De in het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen opgenomen keuzerecht op een eenmalige uitkering, kan in de uitvoering tot verschillende complexe situaties leiden. Daarom wil de Eerste Kamer de invoering van het bedrag ineens tot 2023 uitstellen.

In de tussentijd kan dan een alternatieve uitvoering worden gezocht die minder complex is, beter communiceerbaar en substantieel lagere uitvoeringskosten kent, en draagvlak heeft bij de uitvoeringsorganisaties. De Eerste Kamer nam op 19 januari 2021 een motie van die strekking aan. (Bron: Wolters Kluwer, 19 jan. 2012)

Redactie: De Eerste Kamer stemt in met het pensioenakkoord en een week later komt er toch nog een motie achteraan. Wij niet begrijpen.

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden gepubliceerd

Op 21 januari 2021 is de tijdelijke Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) gepubliceerd die loopt van 2021 t/m 2025. De minister stelt voor de MDIEU 964 miljoen euro beschikbaar gedurende de periode van vijf jaren.

Met de maatwerkregeling MDIEU vult het kabinet een van de afspraken in uit het Pensioenakkoord (2019) met de sociale partners, namelijk dat zoveel mogelijk mensen straks gezond werkend hun pensioen kunnen bereiken door te investeren in duurzame inzetbaarheid. Deze slag moet plaatsvinden op de werkvloer en in de bedrijfscultuur zelf. (Bron: Oval, 21 jan. 2021)

Aftopping is bedreiging voor het Pensioenakkoord

Net als bij de vorige verkiezingen in 2017 wordt de salarisgrens waarmee je belastingvrij pensioen kunt opbouwen ter discussie gesteld. De politiek begeeft zich daarmee op glad ijs en zaagt daarmee aan de poten van het nieuwe pensioenstelsel, nog voor het goed en wel van kracht is, zegt bestuurder Ruud Stegers van Vakcentrale voor Professionals (VCP).

In de verkiezingsprogramma’s lees je er vrijwel niets over, maar bij de doorberekeningen door het Centraal Planbureau bleek dat VVD en D66 voor mensen met een midden- of hoger inkomen een nare mededeling hadden. Deze partijen willen pensioenopbouw boven een bedrag van 60.000 euro uit de cao’s halen. Nu ligt die grens bij 112.000 euro. (Bron: VCP, 11 mrt. 2021

FNV vindt uitspraken minister Koolmees in pensioendossier onacceptabel

FNV vindt de uitspraken in de kamerbrief van minister Koolmees, waar hij een streep zet door het stoppen met werken na 45 jaar, onacceptabel. Hoewel er inmiddels commotie is ontstaan over het proces van de verzending – timing, versie en de brief was naar de Kamer gestuurd in plaats van de ministerraad – oordeelt de FNV hard over de inhoud van de brief. (Bron: FNV, 9 apr. 2021)

NB: Onder druk van het FNV en CNV heeft minister Koolmees zijn kamerbrief ingetrokken. (Bron: CNV, 9 apr. 2021)
Lees ook de Opinie Zwaar werk, laag loon en snel dood

Overgang nieuw pensioenstelsel vertraagd

Het Wetsvoorstel toekomst pensioenen, dat de overgang naar een nieuw pensioenstelsel moet regelen, loopt mogelijk een jaar vertraging op. Dat meldt het FD. Uitstel zou kunnen betekenen dat veel pensioenfondsen de pensioenen alsnog moeten korten. Uiterlijk op 1 januari 2026 moeten alle pensioenfondsen die overgang hebben gemaakt.

De minimale dekking moet dan 95 procent zijn van alle bestaande en toekomstige pensioenaanspraken. Maar de materie blijkt complexer dan gedacht, en de hoeveelheid reacties op de overgangswet blijkt groter dan voorzien. (Bron: OR-net, 26 apr. 2021)

Kabinetsreactie onderzoek pensioen na 45 dienstjaren

Met het afsluiten van het pensioenakkoord hebben werkgevers, werknemers en kabinet ook besproken hoe belangrijk het is dat iedereen gezond het pensioen haalt. De Aow-leeftijd gaat daarom minder snel omhoog. Ook kunnen werknemers voorlopig drie jaar eerder stoppen met werken.

Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over verlofsparen, duurzame inzetbaarheid en een leven lang leren. Ten slotte is afgesproken te onderzoeken of het mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren, bijvoorbeeld 45. Dit laatste blijkt onvoldoende oplossing te bieden aan de mensen die bereikt moeten worden. Maar het onderzoek biedt volgens het kabinet wel aanknopingspunten om dit belangrijke punt verder te brengen met de sociale partners. (Bron: Rijksoverheid, 10 mei 2021)

Nieuwe pensioenwet uiterlijk 1 januari 2023 van kracht

De nieuwe wet toekomst pensioenen treedt uiterlijk op 1 januari 2023 in werking, een jaar later dan eerder beoogd. Dat heeft demissionair minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer in een brief laten weten. Daarin geeft hij de laatste stand van zaken over de uitwerking van het pensioenakkoord.

Naar verwachting zal het wetsvoorstel begin volgend jaar naar de Tweede Kamer gaan. Als reden voor het uitstel geldt dat het verwerken van de reacties uit de internetconsultatie (800 stuks) en de procedure van toezicht- en uitvoeringstoetsen door DNB, AFM en Belastingdienst meer tijd gaan kosten. (Bron: AWVN, 10 mei 2021)

Nieuwe keuzemogelijkheden bij aanvullend pensioen

Welke keuzemogelijkheden bij een aanvullend pensioen kunnen op termijn worden toegevoegd, naast het bedrag ineens op de pensioendatum? Minister Koolmees heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over een onderzoek dat is gedaan naar nieuwe keuzemogelijkheden bij het aanvullende pensioen.

Het ministerie van Sociale Zaken heeft PwC verzocht om het onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is een literatuurstudie naar keuzevrijheid op meerdere aspecten. Het literatuuronderzoek gaat in op de meest genoemde en voor de hand liggende keuzemogelijkheden:
  1. keuze voor de pensioenuitvoerder, die in potentie beter aansluit op voorkeuren van de deelnemer;
  2. keuze voor het beleggingsprofiel met meer of minder risico of met meer of minder groen beleggen;
  3. keuze voor voortijdig aanwenden van pensioenvermogen, bijvoorbeeld voor aflossen eigenwoningschuld;
  4. keuze voor een tijdelijk lagere premie, meer inkomen nu en een lager pensioen later.
Bron: Accountancy van morgen, 14 mei 2021)

Geen publiek gefinancierd pensioen na 45 werkjaren

Het demissionair kabinet is geen voorstander van een publiek gefinancierd pensioen na 45 jaar werken. Demissionair minister van Sociale zaken en werkgelegenheid Wouter Koolmees geeft in zijn kamerbrief van 10 mei 2021 aan dat een generieke en publiek gefinancierde regeling om werkenden na 45 jaar te laten uittreden niet doelmatig, juridisch kwetsbaar en zeer moeilijk uitvoerbaar is. (Bron: PWC, 19 mei 2021)