Premiebasissysteem (beschikbaar premiestelsel)

Datum laatste wijziging: 25 december 2019  |  Trefwoorden: , , ,

Inhoud

  1. Defined benefit en Defined contribution systemen
  2. Beschikbaar premiestelsel
  3. Cijfers
  4. Pensioen moeilijk in te schatten
  5. Eisen fiscus
  6. Flexibiliteit
  7. Voor- en nadelen
  8. Oudere werknemers moeten meer premie betalen
  9. Lage rentestand voor beschikbaar premiestelsel anno 2011/2012 catastrofaal
  10. Werkgevers voor beschikbaar premiestelsel enthousiast
  11. Collectief beschikbaar premiepensioen
  12. Pensioenknip
  13. Opkomst premiebasisregeling
  14. Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen
  15. Knelpunten premieovereenkomsten
  16. Naslag
  17. Pensioenuitkering beschikbare premieregeling daalt sterk
  18. Pensioenknip weer terug
  19. Zelf kiezen voor premiepensioen
  20. Initiatiefvoorstel verbeterde premieregeling aangenomen
  21. Wet verbeterde premieregeling
  22. Besluit verbeterde premieregeling wijzigt
  23. Pensioenuitkering BPR opnieuw fors gedaald
  24. Nieuwe goedkeuringen voor beschikbare premieregelingen
  25. Maximum opbouwpercentages 2018
  26. Een of twee franchises voor premieregelingen?
  27. DC-regeling maakt kwalitatieve inhaalslag
  28. Lage rente neemt hap uit verwacht pensioen
  29. Pensioenregeling met beschikbare premie leidt tot leeftijdsdiscriminatie
  30. Evaluatie Wet verbeterde premieregeling
  31. Pensioenen beschikbare premieregeling geslonken

Defined benefit en Defined contribution systemen

De regelingen eind- en middelloon waren alle pensioenbasissystemen (Defined benefit (DB)), dat wil zeggen de werknemer krijgt een pensioen waarvan de omvang wordt bepaald door zijn laatste of gemiddelde salaris. Met andere woorden, de werkgever belooft, ongeacht de economische ontwikkeling, een vast pensioen*. Een (collectief) premiebasissysteem (Defined contribution (DC)) kent een andere insteek, de werkgever stelt jaarlijks een bepaald percentage van het inkomen beschikbaar, waarvan later een pensioen wordt ingekocht. Er is dus eerder sprake van premietoezeggingen door de werkgever dan van pensioenovereenkomsten. Omdat de hoogte van het toekomstige pensioen mede afhankelijk is van het te behalen rendement op de ingelegde gelden, levensverwachting en rentestand, bestaat over de hoogte van de pensioenuitkering geen zekerheid**. Het risico ligt bij de deelnemers i.c. de werknemers en oud-werknemers.

* Defined benefit wordt ook wel 'Vaste-opbrengstenregeling' genoemd.

** Hoewel in de minderheid komen beschikbare premieregelingen met gegarandeerde uitkering voor.

Beschikbaar premiestelsel

De meeste gangbare regeling van dit premiebasissysteem is het beschikbaar premiestelsel (BPS) ook wel beschikbare premiesysteem genoemd. In dit systeem wordt een premietoezegging gedaan in plaats van een pensioenovereenkomst. Met de jaarlijks beschikbaar gestelde premies bouwt de werknemer een pensioenkapitaal op waarmee op de pensioendatum zijn pensioen wordt aangekocht. De hoogte van het pensioenkapitaal op de pensioendatum is afhankelijk van de ingelegde beschikbare premies en de behaalde rendementen.

In de praktijk wordt jaarlijks een vaste premie (vast bedrag of vast percentage) bijgedragen in de pensioenverzekering. De premie wordt meestal uitgedrukt als percentage van het pensioengevend inkomen (jaarsalaris inclusief dertiende maand en vakantietoeslag, verminderd met een AOW-franchise). Voor bijvoorbeeld een werknemer, die bij aanvang van de regeling een leeftijd van 40 jaar heeft, bedraagt het premiepercentage maximaal 15% van het pensioengevend inkomen.

NB: In de praktijk blijken nog andere pensioenovereenkomsten voor te komen waarbij een pensioenkapitaal is verzekerd. Het gaat hierbij om de zogeheten kapitaalverzekeringen met pensioenclausule. Ook deze pensioenovereenkomsten zijn gebaseerd op het opgebouwde kapitaal op pensioeningangsdatum. Met dat kapitaal kan de werknemer een pensioen aankopen tegen de dan geldende verzekeringstarieven.

Cijfers

NB: Uit het Nationaal Beloningsonderzoek 2014 bleek dat 91% van de deelnemende organisaties een pensioenregeling heeft. Te verdelen in middelloonsysteem 44%, premiebasissysteem 43% en eindloon 4%.

Pensioen moeilijk in te schatten

Stijgende lonen betekenen bij het beschikbaar premiestelsel dus hogere premies. Hierdoor wordt de inkomensval na pensionering verminderd (maar die kan voor een werknemer toch nog vrij fors zijn als bijvoorbeeld de belegging van de beschikbare premies geen goed rendement oplevert). Wel loert bij deze regeling het gevaar dat met het vorderen van de leeftijd van de werknemer hij voor een premie steeds minder pensioen kan inkopen, immers de premie kan steeds minder lang rente opbrengen. Toch blijken pensioenfondsen met een redelijke beschikbare premie tot goede pensioenuitkomsten te komen, zij het dat de uiteindelijke pensioenuitkering zich moeilijker laat schatten.

Eisen fiscus

De fiscus stelt als eis dat het beschikbaar premiestelsel gericht moet zijn op een tijdsevenredige opbouw van het pensioen dat na 35 jaar opbouw niet meer dan 70% van het loon op dat tijdstip bedraagt. Dit betekent dat in een beschikbaar premiestelsel de opbouw gericht moet zijn op ten hoogste 2% per dienstjaar gemiddeld.

Flexibiliteit

Van alle systemen is het beschikbaar premiestelsel voor de werknemer de meest flexibele regeling en maximaal individueel. Desgewenst kan de werknemer, binnen limieten, onder meer zelf bepalen (een deel van) de gestorte premie(s) te beleggen in aandelen. Vaak maken werkgevers hierover collectieve afspraken met pensioenfondsen of verzekeraars.

Voor- en nadelen

Het voordeel voor de werkgever van deze regeling is onder meer gelegen in de goed budgetteerbare kosten en de begrijpelijkheid van het stelsel. Er wordt immers geen rekening gehouden met diensttijd en leeftijd van de werknemer. Vaak biedt een premiebasisregeling de werknemer keuzemogelijkheden tussen verschillende pensioenpakketten. Voorts ondervangt de beschikbare premieregeling het nadeel bij een dalend salaris, zoals zich dat bij een eindloonregeling voordoet. De beschikbare premie daalt weliswaar, maar dit heeft geen invloed op het verleden.

Oudere werknemers moeten meer premie betalen

Bij de invoering van deze regeling zijn ouderen door de kortere opbouw in het nadeel, zij moeten een hogere premie betalen.

Lage rentestand voor beschikbaar premiestelsel anno 2011/2012 catastrofaal

Deelnemers aan het beschikbaar premiestelsel hebben in 1990 of daarna een beschikbaar premiestelsel afgesloten, de rente was toen circa 7% was. Anno 2011/2012 is de rentestand 2%, kunstmatig in stand gehouden door onder meer de DNB om het bedrijfsleven in staat te stellen vooral internationaal te kunnen concurreren. De Volkskrant berekende dat zodra pensioengerechtigden in 2011/2012 met pensioen gaan, zij voor elke destijds aangekochte € 1.000 pensioen, in plaats van € 100 bruto per maand nog maar circa € 65 overhouden (bericht 24 januari 2012: 'Pensioenkorting van 30 procent').

NB: Anders dan in andere landen zijn in Nederland degenen - die met pensioen gaan volgens het beschikbaar premiestelsel - verplicht direct vanaf het 65-ste jaar het kapitaal te gebruiken voor de aankoop van een pensioen. Vaak is het wachten tot de rente hoger is, niet toegestaan. En soms kan het wel, zie onderstaande alinea Pensioenknip.

Werkgevers voor beschikbaar premiestelsel enthousiast

Zowel bij grotere als kleinere bedrijven is het premiebasissysteem favoriet. Vanuit het bedrijf geredeneerd is dit logisch, zij willen ieder jaar voor de pensioenen een min of meer vast bedrag uitgeven, maar niet voor verrassing komen te staan. Vallen de resultaten voor de gepensioneerden later tegen, dat kan niet op de werkgever worden verhaald. Andersom is ook waar, zijn de pensioenen meer waarop werknemers destijds rekenden (hoe hoger de rentestand des te groter is het te behalen rendement) dan gaat met meerdere naar de gepensioneerde werknemers en niet naar de werkgever.

Collectief beschikbaar premiepensioen

Een variant is het collectief beschikbaar premiepensioen. Daarbij doet de werkgever geen vaste pensioenovereenkomst, maar garandeert hij alleen een pensioenpremie. Mochten de beleggingsresultaten tegenvallen, dan kan het fonds de pensioenen verlagen. Akzo, DSM en SNS Reaal hebben/hadden een dergelijke regeling. De risico's voor de hoogte van het pensioen liggen vooral bij de deelnemers.

Pensioenknip

Werknemers met een beschikbare premieregeling die in 2010 met pensioen gaan, ontvangen a.g.v. de kredietcrisis vaak een laag pensioen. Dit komt omdat de waarde van zijn in aandelen belegde pensioenkapitaal sterk is gedaald. Daar komt bij dat de hoogte van de rentestand is gedaald, ook dit heeft een negatief effect op de hoogte van het te kopen pensioen.
Om deelnemers in zo’n situatie enigszins tegemoet te komen, is in 2009 de pensioenknip geïntroduceerd. Deze knip maakt het mogelijk om de pensioenaankoop te spreiden. Deze spreiding stelt de deelnemer in staat een deel van zijn pensioenkapitaal aan te houden, in de hoop dat de waarde hiervan in de komende jaren stijgt. Hierdoor krijgt de deelnemer de kans om mee te profiteren van een mogelijk herstel.

Uit de evaluatie (2013) van staatsecretaris Klijnsma blijkt dat het gebruik van de regeling Pensioenknip zeer beperkt is. Minder dan 1 procent van de werknemers die gebruik had kunnen maken van de regeling Pensioenknip, heeft hier daadwerkelijk voor gekozen. Het gaat om in totaal ongeveer 100 personen. Ook blijkt dat deelnemers tot nu toe geen financieel voordeel van de regeling Pensioenknip hebben kunnen ervaren.
Daarnaast is het pensioenknippen complex, adviesgevoelig en leidt het gesplitst aankopen tot extra uitvoeringskosten voor de verzekeraar die uiteindelijk drukken op het rendement van de uitgestelde waarde. Het behalen van een hoger pensioen wordt hierdoor moeilijk.
Dit betekent dat vanaf 1 januari 2014 geen gebruik meer kan worden gemaakt van de mogelijkheid om het pensioen te splitsen. De regeling Pensioenknip blijft in stand tot 1 januari 2019 voor de huidige gebruikers. (Bron: Rijksoverheid, 4 nov. 2013)

Opkomst premiebasisregeling

De middelloonregeling is na de eindloonregeling, in een rap tempo aan het verdwijnen. Steeds meer risico wordt bij de deelnemers neergelegd zoals ook in het pensioenakkoord is overeengekomen. De laatste 10 jaar is de premieregeling enorm in opkomst. Bij een dergelijk systeem is het de werkgever die enkel een premie beschikbaar stelt aan de deelnemers. Het rente- en beleggingsrisico komt dan bij deze deelnemers te liggen. De introductie van de Premiepensioeninstelling (PPI)*, een nieuw, kostenefficiënt en transparant pensioenvehikel past hier goed bij. Werkgevers dienen zich hierbij te realiseren dat een wijzigingen van het pensioensysteem, nogal wat voeten in de aarde heeft en tijdig met alle stakeholders (belanghebbenden) moet worden besproken. (Bron: Adviescentrumpensioenen)

* Zie Ouderdomspensioen.

Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen

Per 1 januari 2015 dienen beschikbare premieregelingen op twee punten te zijn aangepast.
  • Ten eerste zal op grond van de aangepaste wetgeving de premiestaffel aangepast moeten worden aan de nieuwe fiscale maxima.
  • Ten tweede zal de pensioenregeling, indien deze gebaseerd is op bruto premiestaffels, gewijzigd dienen te worden in een netto beschikbare premieregeling. Voor de werkgever heeft deze tweede wijziging tot gevolg dat alle kosten (administratiekosten, consultancykosten en risicopremies) volledig voor zijn rekening komen, waar voorheen deze kosten gezamenlijk met de werknemer konden worden gedragen. Om de kosten voor de werkgever niet te laten stijgen, zal daarom in veel gevallen ook een aanpassing in de eigen bijdrage van de werknemer noodzakelijk zijn.

Knelpunten premieovereenkomsten

Het huidige wettelijke kader voor premieovereenkomsten vormt een hindernis om tot een optimaal pensioenresultaat voor de deelnemer te komen. Een deelnemer aan een premieovereenkomst is verplicht om uiterlijk op de pensioeningangsdatum het opgebouwde pensioenkapitaal om te zetten in een pensioenuitkering. De beleggingshorizon van een deelnemer wordt op deze manier onnodig verkort, omdat in de uitkeringsfase geen beleggingsrisico meer genomen kan worden.

Staatssecretaris Klijnsma schreef aan de Tweede Kamer een brief met daarin een aantal voorstellen om premieovereenkomsten te verbeteren. De kern daarvan is dat een hoger pensioen en daarmee verbetering van koopkracht voor deelnemers kan worden gerealiseerd door ook na de pensioeningangsdatum bij premieovereenkomsten (deels) beleggingsrisico te nemen. Daarnaast bevat de hoofdlijnennota voorstellen om de gevolgen van het nemen van risico’s voor de deelnemer te beperken. Deelnemers aan een premieovereenkomst krijgen voorts de keuze tussen een reeds bestaande zekere pensioenuitkering of een risicodragende pensioenuitkering. (Bron: Brief SZW, 20 dec. 2014)

Naslag

Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.

Pensioenuitkering beschikbare premieregeling daalt sterk

De pensioenuitkering van de gemiddelde beschikbare premieregeling is in het vierde kwartaal van 2014 met maar liefst 18 procent gedaald.

Dat blijkt uit de Pensioenvergelijker van Aon Hewitt. Voor jongere werknemers is de daling het grootst: een 25-jarige zag zijn pensioenuitkering met 27 procent dalen. Deze sterke daling is het gevolg van veranderde wetgeving en een verdere daling van de marktrente. Voor een 40-jarige met een modaal inkomen daalde de maandelijkse pensioenuitkering in een jaar tijd met 221 euro. (Bron: Accountant, 31 mrt. 2015)

Pensioenknip weer terug

Het kabinet gaat de zogenoemde ‘pensioenknip’ herinvoeren om te voorkomen dat aanstaande gepensioneerden er sterk in koopkracht op achteruit gaan. Die toezegging deed staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer.

Nederlanders die bij een verzekeraar een premieregeling hebben lopen en op één moment hun levenslange pensioenuitkering moeten kopen, zitten met de handen in het haar als zij binnenkort de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Zij moeten dan namelijk hun pensioen kopen tegen de rente van dat moment en die is nu erg laag. Hun pensioen valt daardoor flink lager uit dan verwacht.

Om dit – in jargon – ‘pensioenkeurslijf’ te doorbreken, belooft Klijnsma nog voor het zomerreces te regelen dat een pensioen voor twee jaar kan worden aangekocht. Na die twee jaar kan dan de rest van het pensioen worden aangeschaft in de hoop dat dan de rente weer is gestegen. (Bron: FD, 16 jun. 2015)

Zelf kiezen voor premiepensioen

Mensen die pensioen opbouwen via een premie- of een kapitaalovereenkomst mogen binnenkort zelf kiezen of ze een vast of een flexibel pensioen willen ontvangen. Hierdoor hoeven ze niet meer verplicht hun opgebouwde pensioenkapitaal op een vast moment om te zetten in een levenslang vast pensioen.
Een ruime meerderheid in de Tweede Kamer heeft daarmee ingestemd. De nieuwe wet gaat naar verwachting op 1 juli 2016 in.

Ongeveer 1 miljoen mensen hebben een premie- of kapitaalovereenkomst. Dit aantal neemt de laatste jaren snel toe. Op dit moment is deze groep mensen verplicht hun opgebouwde kapitaal op de pensioendatum om te zetten in een vast, gegarandeerd pensioen. Een dergelijk pensioen wordt sterk bepaald door de rentestand op het moment van pensionering. De historisch lage rente vertaalt zich op dit moment in lage pensioenen. (Bron: Min.SZW, 10 mrt. 2016)

NB: De op 11 maart 2016 aangekondigde renteverlaging van de Europese Centrale Bank (ECB) naar 0 procent voorspelt weinig goeds.

Initiatiefvoorstel verbeterde premieregeling aangenomen

De Eerste Kamer heeft op 14 juni 2016 het Initiatiefvoorstel verbeterde premieregeling aangenomen. Het voorstel strekt tot een verbetering van het als te beperkend ervaren wettelijk kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten (premieregelingen).

Door de voorgestelde wijzigingen kan pensioenkapitaal dat in het kader van een premieregeling is opgebouwd, in de uitkeringsfase (deels) risicodragend worden belegd. Doorbeleggen leidt naar verwachting tot een hoger pensioenresultaat en maakt het pensioen minder afhankelijk van de rentestand op de pensioeningangsdatum.

Het initiatiefvoorstel treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. (Bron: Accountancyvanmorgen, 16 jun. 2016)

Wet verbeterde premieregeling

Gegeven maxima van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen mogen worden overschreden wegens aanpassing van op beschikbare-premiestelsel gebaseerd ingegaan pensioen aan omstandigheid dat opgetreden ontwikkeling van levensverwachting, behaalde sterfteresultaten of behaalde beleggingsresultaten tot hogere uitkeringen leiden dan op ingangstijdstip van pensioen uitgangspunt was. Ingangsdatum: 1 september 2016. (Bron: Staatsblad, 2016, 248)

Besluit verbeterde premieregeling wijzigt

Met de invoering van Wet verbeterde premieregeling wordt ook het Besluit aangepast. Het gaat om het volgende:
  • bescherming oudere deelnemers tegen beleggingsrisico;
  • overgangsrecht afstemming beleggingen op voorlopige voorkeur
  • wat staat er in de Wet / Besluit verbeterde premieregeling?
(Bron: OverSalaris, 14 sep. 2016)

Pensioenuitkering BPR opnieuw fors gedaald

De pensioenuitkering van de gemiddelde beschikbare premieregeling is in het tweede kwartaal van 2016 met 6% gedaald. Dit volgt na een daling met 10% in het eerste kwartaal. Een 40-jarige werknemer met een modaal inkomen kan nu 687 euro per maand aan pensioen tegemoet zien; begin 2016 was dit nog 818 euro per maand, aldus de Pensioenvergelijker van Aon Hewitt. In Nederland bouwen naar schatting ruim één miljoen werknemers een pensioen op met een beschikbare premieregeling. (Bron: VVP, 11 okt. 2016)

Nieuwe goedkeuringen voor beschikbare premieregelingen

Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft onlangs twee besluiten uitgebracht met betrekking tot beschikbare premieregelingen. Het eerste (actualiserings)besluit bevat naast de nieuwe fiscaal maximale beschikbare premiestaffels die vanaf 1 januari 2017 van toepassing zijn, enkele tegemoetkomingen voor premieovereenkomsten op basis van de kostprijs van een fiscaal maximaal middelloonpensioen. Het tweede besluit bevat een goedkeuring voor het omzetten van een vaste in een variabele pensioenuitkering voor pensioengerechtigden die tussen 1 januari 2014 en 8 juli 2015 met pensioen zijn gegaan. (Bron en meer: PwC, 6 feb. 2017)

Maximum opbouwpercentages 2018

Zie subrubriek Pensioenen opbouwpercentage (tabellen).

Een of twee franchises voor premieregelingen?

Per 1 januari 2018 moeten de pensioenregelingen worden aangepast aan een pensioenleeftijd van 68 jaar. Bij een beschikbare premieregeling is het partner- en wezenpensioen vrijwel altijd meeverzekerd op eindloonbasis, naast het beschikbare premiedeel. Omdat deze regeling uit verschillende delen bestaat wordt deze ook wel een combinatieregeling genoemd.

Tot 2018 een tijdelijke tegemoetkoming geldt dat voor het partner- en wezenpensioen dezelfde AOW-franchise mag worden gehanteerd als voor het beschikbare premiedeel. Deze tijdelijke tegemoetkoming loopt echter af en er is nog niets geregeld voor de situatie vanaf 2018.

Als er niets verandert, zal de franchise per 1 januari 2018 in de meeste beschikbare premieregelingen omhoog moeten (naar de franchise die bij een eindloonregeling hoort). Deze situatie roept volgens pensioenadviseur De Bruijn1 (Eric de Bruijn Pensioenconsultancy) een aantal vragen op:
  • Kunnen pensioenuitvoerders wel in hun product twee franchises aan?
  • Houden pensioenuitvoerders in hun voorstellen hier al rekening mee of gaat men gewoon uit van de franchise voor het beschikbare premiedeel?
  • Wat zijn de gevolgen voor de werknemers? Een verhoging van de franchise kan leiden tot een lager partner- en wezenpensioen. Instemming van de deelnemers is dan vereist?
  • Hoe communiceert de werkgever dit aan de werknemers?
1 Volgens De Bruijn ligt de oplossing voor de hand: "Houd het simpel. Laten we naar één franchise gaan."

(Bron: De Bruijn & VVP, 28 jul. 2017)

DC-regeling maakt kwalitatieve inhaalslag

Pensioenopbouw op basis van een beschikbare premieregeling (DC) kan tegenwoordig kostenneutraal een middelloonregeling vervangen.

In de eerste plaats kon in DC-regelingen minder fiscaal aftrekbare premie worden ingelegd. Maar door de introductie van marktrentestaffels, in combinatie met de langdurig lage rente, kon een DC-regeling met de kostprijs van een middelloonregeling op de markt worden gebracht, stelt Jeroen Koopmans van Lane Clark & Peacock in het artikel.
Ten tweede heeft de Wet Verbeterde Premieregeling ervoor gezorgd dat er na de pensioendatum kan worden door belegd. In een gemiddeld scenario leidt dit tot een 15 tot 20% hogere pensioenuitkering, stelt Paul Kullen van Willis Towers Watson.
En tot slot zijn gemiddeld genomen de uitvoeringskosten van een DC-regeling sterk afgenomen door de introductie van de ppi, waar inmiddels bijna 600.000 werknemers nu een pensioen opbouwen. (Bron: Findinet, 3 mei 2018)

Lage rente neemt hap uit verwacht pensioen

Duizenden werknemers die individueel pensioenvermogen opbouwen, stevenen af op grote financiële tegenvallers na hun pensionering. Hoewel hun pensioenpot jaar in jaar uit beter gevuld raakt, wordt hun pensioenperspectief steeds slechter. Door de dalende rente wordt hun jaarlijks een lager pensioen in het vooruitzicht gesteld. De afgelopen jaren zijn tienduizenden werknemers die met pensioen gingen al met een veel lager pensioen geconfronteerd.

Het drama speelt zich in stilte af onder de werknemers met premieregelingen waarbij zij door beleggingen individueel pensioenvermogen opbouwen. Dat kapitaal wordt kort voor hun pensionering omgezet in een levenslange uitkering. De dan geldende rentestand is bepalend voor de hoogte daarvan. Werkgevers sluiten dergelijke regelingen af als er in hun bedrijfstak geen verplichte pensioenregeling in de CAO staat. (Bron en meer: De Volkskrant, 20 aug. 2018)

NB: Lees ook kritiek op het bovenstaande verslag van Findinet 'Het artikel in de Volkskrant afgelopen dinsdag over de teleurstellend lage pensioenuitkeringen in veel DC-regelingen is ‘faliekant onjuist’.

Pensioenregeling met beschikbare premie leidt tot leeftijdsdiscriminatie

Onderdeel van de beoogde pensioenregeling is een keuzebudget waarbij deelnemers kunnen kiezen voor een lagere pensioenopbouw en een hoger netto salaris. Als zij daarvan gebruik maken zullen deelnemers van verschillende leeftijden met dezelfde pensioengrondslag een verschillend bedrag krijgen als extra salaris. Dat komt doordat het bedrijf de beschikbare premie baseert op een van de fiscale staffels, waarbij de premie stijgt met het toenemen van de leeftijd.

Het bedrijf vraagt het College om te beoordelen of dit onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Nee dus, zegt het College, omdat hier sprake is van verboden onderscheid op leeftijd. (Bron: College voor de Rechten van de Mens, 13 sep. 2019)

Evaluatie Wet verbeterde premieregeling

Op 11 november 2019 schreef minister Koolmees een brief naar de Tweede Kamer over de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling (Wvp), die sinds 1 september 2016 geldt. Met de Wvp hebben deelnemers de mogelijkheid gekregen om te kiezen tussen een variabele uitkering met doorbeleggen na pensioendatum of een vaste uitkering zonder doorbeleggen. De vaste uitkering is daarbij vrijwel altijd de standaardoptie (ook wel default genoemd).

Voornaamste conclusie van de evaluatie is dat het belangrijkste doel van de wet, het in de praktijk de keuze geven voor een variabele uitkering is gehaald. De meeste deelnemers kiezen nu in de praktijk nog voor een vaste uitkering. Circa 95% van de aangekochte uitkeringen in 2018 betrof bijvoorbeeld een vaste uitkering.

De minister noemde ook een aantal nog te realiseren verbeteringen waaraan in de komende periode gewerkt zal worden. (Bron: Pensioen Federatie, 15 nov. 2019)  

Pensioenen beschikbare premieregeling geslonken

In twee jaar tijd is de gemiddelde pensioenuitkering van de beschikbare premieregeling (ook DC-regeling genoemd, waarbij de uitkering niet vaststaat) bijna 5 procent geslonken. Een 40-jarige werknemer met een modaal inkomen zag de pensioenuitkering in deze regeling dalen van 856 euro naar 818 euro per maand. De huidige lage rentestanden zijn de oorzaak. Het verschil met een pensioenuitkering via de middelloonregeling (DB-regeling) is groot: uitgaande van 3% rekenrente kan dezelfde 40-jarige werknemer met een modaal inkomen en een middelloonregeling op dit moment een pensioenuitkering van 1.019 euro per maand tegemoetzien. Zo’n 1 op de 7 werknemers heeft een DC-regeling en dit aantal zal als gevolg van het pensioenakkoord verder toenemen.

Dat blijkt uit de Pensioenvergelijker (4 dec. 2019) van Aon, wereldwijd adviseur op het gebied van risico-, pensioen- en gezondheidsoplossingen. De Pensioenvergelijker is een index waarmee Aon ieder kwartaal de potentie van beschikbare premieregelingen peilt.