Onderzoek bedrijfsactiviteiten – wel of geen verplichte aansluiting?

Opinie  |  ma 16 jun 2025  |  Bron: Gommer Advocaten  |  Auteur: Mr. Suus van Ingen  |  Trefwoorden: , , , , , ,

Verplichtstellingsbesluit

In een recent (tussen)arrest van het Hof Amsterdam stond (wederom) het verplichtstellingsbesluit van Bpf MITT centraal. Dit betreft een discussie tussen Bpf MITT, G-Star en Bpf Detailhandel en spitst zich toe op de vraag naar de bedrijfsactiviteiten van G-Star. Én onder welk bedrijfstakpensioenfonds G-Star kwalificeert. Het Hof gelast daarom een onderzoek naar de bedrijfsactiviteiten.

Wat was er precies aan de hand?

G-Star is een bedrijf in de kledingbranche en fungeert als moedervennootschap en hoofdkantoor voor haar groep. Vanuit haar dochtervennootschappen vindt fysieke en online verkoop van kleding plaats.
Sinds 1 januari 2000 heeft G-Star een vrijstelling van deelname aan de pensioenregeling van Bpf MITT, vanwege een eigen gelijkwaardige pensioenregeling. Deze vrijstelling werd per 1 januari 2017 gecontinueerd.
G-Star heeft zich per 1 april 2019 aangesloten bij Bpf Detailhandel. Bpf Detailhandel heeft ook een vrijstelling verleend, vanwege de gelijkwaardige pensioenregeling.
In 2020 heeft Bpf MITT G-Star verzocht om een nieuwe toets van gelijkwaardigheid van de pensioenregeling. G-Star stelt echter dat haar bedrijfsactiviteiten zijn gewijzigd, waardoor zij als detailhandelsbedrijf moet worden aangemerkt.
Bpf MITT stelt dat G-Star (nog altijd) onder haar werkingssfeer kwalificeert en heeft de vrijstelling ingetrokken.

Tegen het intrekken van de vrijstelling heeft G-Star bezwaar gemaakt.

De betrokken partijen verschillen van mening over de vraag bij welk bedrijfstakpensioenfonds G-Star verplicht is aangesloten: Bpf MITT óf Bpf Detailhandel. En of sprake is van samenloop tussen de verplichtstellingsbesluiten. Én wanneer dat het geval is, welk besluit dan van toepassing is. Met andere woorden: welk verplichtstellingsbesluit is op (de werknemers van) G-Star van toepassing?

Procedure in eerste aanleg

De kantonrechter oordeelt dat G-Star uitsluitend onder de werkingssfeer van Bpf Detailhandel kwalificeert. Dit aangezien haar kernactiviteit gelegen zou zijn in de verkoop van kleding aan particulieren. De werkzaamheden die ondersteunend zijn, kunnen daar ook aan worden toegerekend. Volgens de kantonrechter is sprake van een klein onderdeel MITT-activiteiten, echter is een gelijktijdige verplichtstelling onwenselijk en niet de bedoeling van de wetgever. De kantonrechter legt de verplichtstelling van Bpf MITT dan ook beperkt uit, en leest daarin een hoofdzakelijkheidscriterium. Doordat G-Star niet hoofdzakelijk MITT-activiteiten verricht, valt zij niet onder de verplichtstelling.  Een ruime interpretatie van de werkingssfeer van Bpf MITT is in dit geval niet nodig, vanwege de verplichte aansluiting bij Bpf Detailhandel, aldus de kantonrechter.  

Omvang hoger beroep

Bpf MITT heeft hoger beroep ingesteld. De kernactiviteit van G-Star bestaat volgens Bpf MITT immers uit het ontwerpen en laten maken van kleding. Anders dan haar dochtervennootschappen is G-Star geen verkooporganisatie. De activiteiten van de overhead ondersteunen het ontwerp van kleding, en niet de verkoop daarvan.
Bpf MITT stelt dat geen sprake is van overlap met de verplichtstelling van Bpf Detailhandel, nu deze verplichtstelling niet van toepassing is. Indien en voor zover G-Star wel zelf verkoopt, is sprake van een uitzondering in verband met andere bedrijvigheid zoals volgt uit het verplichtstellingsbesluit van Bpf Detailhandel. De loonsom gerelateerd aan MITT-activiteiten zou de loonsom gerelateerd aan de detailhandel overtreffen. Indien en voor zover toch sprake zou zijn van een overlap, overweegt Bpf MITT dat haar verplichtstellingsbesluit alsnog van toepassing is.
Volgens G-Star leidt het ontbreken van een hoofdzakelijkheidscriterium bij Bpf MITT tot voortdurende discussie en overlapproblematiek voor veel werkgevers. Het is echter aan Bpf MITT om hiervoor een oplossing te vinden. G-Star stelt overwegend een detailhandelsbedrijf te zijn geworden waardoor zij onder de werkingssfeer van Bpf Detailhandel kwalificeert. G-Star koopt bedrijfsmatig kleding en verkoopt aan particulieren, en doet aan groothandel in textiel. De overhead is ondersteunend aan het detailhandelsbedrijf. De door Bpf MITT genoemde uitzondering doet zich niet voor, aldus G-Star.  
Ook Bpf Detailhandel stelt dat een dubbele aansluiting in strijd is met de wet. Een overlap kan worden voorkomen door een hoofdzakelijkheidscriterium in te lezen, of het verplichtstellingsbesluit van Bpf MITT buiten toepassing te laten op grond van het onaanvaardbaarheidscriterium. Volgens Bpf Detailhandel is detailhandel de kernactiviteit.

De uitleg van de werkingssfeer

Het Hof verwijst eerst naar het doel van een verplichtstelling, namelijk het voorkomen van concurrentie met betrekking tot pensioen én het tot stand brengen van een uniforme pensioenvoorziening in de bedrijfstak. Een verplichtstelling draagt daarnaast bij aan een (goede) pensioenopbouw voor een grote groep werknemers.
Een werkgever is wettelijk verplicht tot naleving van de statuten en reglementen van een bedrijfstakpensioenfonds, waaronder betaling van pensioenpremie en aanmelding van werknemers. Een bedrijfstakpensioenfonds is echter altijd verplicht tot nakoming van pensioenverplichtingen jegens de deelnemers. Ongeacht of voor deze deelnemer pensioenpremie is betaald. Dit is een risico voor het bedrijfstakpensioenfonds.
De werkingssfeer van een verplichtstellingsbesluit bepaalt welke activiteiten van een werkgever daaronder vallen. Dit moet duidelijk omschreven zijn, zodat het voor werkgevers en werknemers duidelijk is of zij onder de verplichtstelling vallen. De uitleg van een verplichtstellingsbesluit vindt plaats aan de hand van de cao-norm. Dit betekent een uitleg naar objectieve maatstaven. De bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst, zijn in beginsel van doorslaggevende betekenis. Een niet kenbare partijbedoeling kan daarin niet worden betrokken.
Voor de uitleg van een werkingssfeerbepaling in een verplichtstellingsbesluit, noemt het Hof vervolgens een aantal aanknopingspunten. Waaronder de werkingssfeer van een verplichtstelling van deelname in een bedrijfstakpensioenfonds voor een andere bedrijfstak.

Vaststelling en toerekening bedrijfsactiviteiten G-Star

Of een onderneming onder de werkingssfeer kwalificeert, vraagt om een vaststelling van de bedrijfsactiviteiten. Een samenloop van verplichtstellingsbesluiten is onwenselijk en volgens het Hof in strijd met het wettelijk systeem.
Volgens het Hof staat vast dat G-Star MITT-activiteiten verricht. Hierdoor kwalificeert zij onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van Bpf MITT. Dit is door partijen ook niet ontkend.
De vervolgvraag is of G-Star tevens kwalificeert als werkgever in de detailhandel. En of de detailhandel in loonbedrag wordt overtroffen door het loonbedrag van andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid. In dat geval is de verplichtstelling van Bpf Detailhandel niet van toepassing. Bpf MITT heeft de kwalificatie van enkele activiteiten van G-Star betwist, waaronder de toerekening van de overhead.
Volgens het Hof verricht G-Star (ook) bedrijfsactiviteiten die onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van Bpf Detailhandel vallen. Het Hof kan uit het door G-Star toegestuurde overzicht echter geen (duidelijke) verdeling in loonbedrag afleiden. Daarnaast oordeelt het Hof reeds dat verkoop via een derde niet onder de werkingssfeer van Bpf Detailhandel kwalificeert.   
Het Hof overweegt vervolgens dat G-Star als hoofdkantoor ook ondersteunende activiteiten verricht voor de groep/haar dochtervennootschappen. Voor de vaststelling van de detailhandelsactiviteiten moet echter enkel worden gekeken naar de ondersteunende activiteiten ten behoeve van G-Star zelf.
Beoordeeld dient te worden hoeveel werknemers ondersteunende activiteiten verrichten ten behoeve van de detailhandel van G-Star. Deze werknemers en de daaraan gekoppelde loonsom kan aan de detailhandel worden toegerekend. Uit het overzicht van G-Star volgt echter niet duidelijk welke activiteiten precies door de overhead worden verricht. Daarvoor is een nadere toelichting vereist. Het Hof stelt partijen in de gelegenheid hiervoor een deskundige aan te dragen.
Door de deskundige dient te worden geoordeeld over de jaarlijkse loonsom gemoeid met groothandelsactiviteiten, hoeveel werknemers direct werkzaamheden verrichten ten behoeve van de exploitatie van de e-store en diens loonsom (detailhandel), hoeveel werknemers ondersteunende activiteiten verrichten ten behoeve daarvan, en welke werkzaamheden door de afdelingen binnen de overhead worden verricht. In afwachting van het oordeel van de deskundige houdt het Hof voorlopig iedere beslissing aan.

Conclusie

Het is voor nu wachten op het uiteindelijke oordeel van het Hof over de bedrijfsactiviteiten van G-Star, en het antwoord op de vraag onder welk verplichtstellingsbesluit zij kwalificeert. Ook is het wachten op duidelijkheid met betrekking tot de overlap in de werkingssfeer van de betrokken bedrijfstakpensioenfondsen. En de vervolgvraag wat dit voor G-Star betekent gezien haar (eerdere) vrijstelling van deelname gezien de eigen gelijkwaardige pensioenregeling.
Het verplichtstellingsbesluit van Bpf MITT, en het daarin ontbreken van een verplichtstellingsbesluit, blijft zo voer voor discussie. Dit terwijl veel werkgevers zich geconfronteerd zien met deze problematiek. En een verplichtstelling een duidelijke afbakening vereist. Een periodieke toets van de bedrijfsactiviteiten is en blijft aangewezen, maar in ieder geval bij een wijziging van bedrijfsactiviteiten. De arbeidsvoorwaarde pensioen blijft zo een aandachtspunt voor iedere HR-afdeling!

Suus van Ingen - Gommer Advocaten - Tilburg
 

Mr. Suus van Ingen

Mr. Suus van Ingen Meer info