Pensioenverzekering

Datum laatste wijziging: 31 mei 2020  |  Trefwoorden: , , , ,

Inhoud

  1. Bedrijfspensioenverzekering
  2. Pensioenfondsen
  3. Pensioenverzekering midden- en kleinbedrijf
  4. Algemene pensioeninstelling
  5. Samengaan van bedrijfspensioenfondsen
  6. Verzekeringspolissen
  7. Garantiecontract
  8. Saldo-methode
  9. Lijfrentebanksparen
  10. Vrijstelling banksparen
  11. Multinationals worstelen met pensioen over de grens
  12. Bedrijven kopen risico's pensioen af
  13. Meer internationale pensioenfondsen naar België
  14. Zonder zeker risico geen beter pensioen
  15. Pensioenfondsen steken miljarden in economie
  16. Extra sparen voor pensioen? Stap niet naar verzekeraar
  17. Internationale Richtlijn Outsourcing
  18. Pensioenfondsen beleggen in hypotheken
  19. Nederland koploper
  20. Staatssecretaris Klijnsma laakt topbeloning pensioenbaas APG
  21. Ondernemingspensioenfondsen (OPF’n) in 10 jaar 60% gedaald
  22. Pensioensector omarmt duurzaam beleggen
  23. Gebrek aan kennis zorgt voor onnodig wantrouwen in pensioenstelsel
  24. Persoonlijke pensioenrekening voor alle Nederlanders
  25. Website governance pensioenfondsen
  26. Draagvlak pensioenstelsel weg
  27. In pensioensector wordt steeds duurzamer belegd
  28. Aegon lanceert uitkerend beleggingspensioen
  29. Wat als uw pensioenfonds wordt opgeheven?
  30. Behoefte aan Europees pensioen?
  31. Fusies mogelijk voor bedrijfstakpensioenfondsen
  32. Verzekeraars tekenen akkoord over verantwoord beleggen
  33. Fors minder pensioenfondsen
  34. Eigen tarieven en eigen levensverwachting verzekeraar bij pensioenaanbod
  35. Minister stelt zelf commissie in voor nieuwe evaluatie Kifid
  36. ABP belegt in ‘corona-obligatie’
  37. ABP wil de CO2-voetafdruk van de aandelenportefeuille verder verminderen
  38. Streefcijferregeling geldt niet voor pensioenfondsen

Bedrijfspensioenverzekering

Heeft een onderneming een pensioenregeling, dan zijn de werknemers meestal verplicht hieraan deel te nemen. In 2005 namen circa 6 miljoen werknemers deel aan een pensioenregeling die is ondergebracht bij een pensioenfonds en hebben daarnaast ruim 800.000 werknemers een pensioenverzekering met een verzekeraar¹ afgesloten. Nederland kent niet minder dan 22.000 verschillende pensioenregelingen.

¹ Een belangrijk verschil tussen een pensioenfonds en een verzekeraar is dat hoogte van het pensioen bij een verzekeraar veel onzekerder is dan bij een pensioenfonds, omdat werkgevers bij tegenvallende beleggingen niet hoeven bij te storten.

Pensioenfondsen

Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en het Fonds Zorg en Welzijn (het voormalige Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke belangen (PGGM)) zijn de twee grootste pensioenfondsen in Nederland. Hierbij zijn vrijwel alle overheids- en semi-overheidsinstellingen* van Nederland aangesloten. Het bedrijfsleven heeft zijn pensioenregelingen over het algemeen ondergebracht bij grote verzekeringsmaatschappijen, grote ondernemingen hebben als regel een eigen pensioenfonds.

* De Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) regelt het pensioen van ministers, staatssecretarissen, wethouders en andere politieke ambtsdragers.

Het aantal pensioenfondsen is afgelopen jaren verminderd, in 1997 telde Nederland 1059 pensioenfondsen, eind 2007 waren er 713, in 2014 wordt verwacht dat het aantal pensioenfondsen onder 350 zal uitkomen en daarna zet de daling door tot onder de 300 fondsen (Bron: DNB). Redenen zijn de stijging van de beleggings- en ICT-kosten en het zoeken naar efficiëntere manieren om aan alle eisen te voldoen. De pensioenverplichtingen zijn daarom ondergebracht bij een ander pensioenfonds of verzekeraar.

Er zijn in Nederland ruim 70 bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf). Deze pensioenfondsen zijn actief in een bepaalde bedrijfstak of een gedeelte daarvan. Werkgevers zijn vaak verplicht om deel te nemen aan de pensioenregelingen die deze pensioenfondsen uitvoeren. Of een onderneming verplicht moet deelnemen is afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten van de onderneming en volgt uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Blijkt later dat een onderneming alsnog onder een Bpf valt, kan dit met terugwerkende kracht worden geëist, als regel een dure aangelegenheid! Een net gestarte werkgever kan via het Ondernemingsplein (fusie Kamer van Koophandel en Syntens) - via het invullen van SBI-code (Standaard Bedrijfsindeling 2008) - zien onder welk pensioenfonds hij valt.

Pensioenverzekering midden- en kleinbedrijf

Werkgevers uit het midden- en kleinbedrijf hebben collectieve pensioenen voor ruim 900.000 deelnemers geregeld bij verzekeraars en dat aantal neemt nog toe. Dit meldt De Nederlandsche Bank in het Statistisch Bulletin van september 2010. Net als pensioenfondsen bieden ook verzekeraars collectieve pensioenregelingen** aan. Er zijn veel overeenkomsten met de regelingen bij de pensioenfondsen, maar ze zijn over het algemeen wel soberder. De risico’s liggen in veel gevallen meer bij de werknemers. Vooral bij kleine bedrijven kunnen die minder gespreid worden (bijna 90% van de regelingen is afgesloten door ondernemingen met minder dan 50 werknemers). Kleine bedrijven kiezen relatief meer voor een type contract waarbij de hoogte van de pensioenuitkering in grote mate afhankelijk is van het rendement op de ingelegde gelden.

** Pensioenregeling van een werkgever die geldt voor alle voor werknemers.

Algemene pensioeninstelling

Het is vanaf 1 juli 2009 mogelijk om in Nederland een nieuw soort uitvoerder van pensioenen op te richten: de algemene pensioeninstelling (api). Een Algemene Pensioeninstelling is een nieuw model voor pensioenfondsen. Anders dan de reeds bestaande fondsen van ondernemingen of bedrijfstakken, met een beperkt mandaat, heeft een API de mogelijkheid om voor meerdere bedrijven en sectoren pensioenregelingen op te stellen en uit te voeren. Ook kunnen ze ervoor kiezen om in plaats van een bestuur bestaande uit werkgevers en werknemers, het bestuur uit louter professionals te laten bestaan. Nederlandse pensioenfondsen mogen momenteel alleen de pensioenen beheren van bedrijven met werknemers in Nederland, en dan alleen voor de binnenlandse vestigingen. Andere Europese lidstaten hebben ook dergelijke bepalingen in de wet opgenomen. Een API daarentegen mag grensoverschrijdend te werk gaan. Dat is handig voor bijvoorbeeld multinationals. Zij kunnen voor heel Europa straks hun pensioenregelingen bundelen. In Nederland kan het samenvoegen van fondsen in een API leiden tot schaalvoordelen en lagere kosten.

De API kan onder meer specifiek op de Europese markt diensten aanbieden. De Europese Unie wil met een Europese richtlijn voor pensioeninstellingen een vrije interne pensioenmarkt tot stand brengen. Door de vergrijzing is er in Europa veel aandacht voor pensioenen. Mede door de Europese richtlijn voor pensioeninstellingen wordt daarbij steeds meer gekeken naar mogelijkheden om pensioenregelingen van werknemers in andere landen te kunnen uitvoeren.

NB: Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken gaat de voor- en nadelen van de Algemene Pensioeninstelling (API) nog een laatste maal op een rijtje zetten. Dat bleek op 30 mei 2013 de Tweede Kamer. Daar wordt verondersteld dat het uitstellen van het eindoordeel zal leiden tot een definitief afstel.

Samengaan van bedrijfspensioenfondsen

Mede door de kredietcrisis 2008/2009 wordt het voor kleinere bedrijfs- c.q. ondernemingspensioenfondsen het steeds moeilijker om te voldoen aan de eisen van de Pensioenwet. Het wordt steeds moeilijker om mensen met de benodigde kennis voor bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan te vinden. Het samengaan met andere ondernemingspensioenfondsen kan dit probleem oplossen. Het is de verwachting dat de ondernemingspensioenfondsen niet de financiële risico’s willen delen. Ook als zij samengaan, zullen de financiën van de verschillende regelingen gescheiden kunnen blijven. Het aantal ondernemingspensioenfondsen is de afgelopen jaren sterk afgenomen: van 935 fondsen in 1998 naar 597 eind 1997. Voordat pensioenfondsen kunnen samengaan, moet de Pensioenwet nog worden gewijzigd.

Verzekeringspolissen

De werkgever sluit een verzekeringsovereenkomst met een verzekeraar, die in het bezit moet zijn van een daartoe vereiste vergunning op grond van de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf. Dit zijn de B-polissen die hun naam te danken hebben aan hun plaats in de PSW: artikel 2 lid 4 onder B. In de praktijk noemt men deze verzekeringen ook wel 'rechtstreekse verzekeringen' omdat zij direct door de werkgever worden gesloten ter dekking van zijn pensioenverplichting. Soms is het de werknemer die een verzekeringsovereenkomst met een verzekeraar sluit, daartoe geheel of gedeeltelijk in staat gesteld door de werkgever. Dit zijn de C-polissen die hun naam te danken hebben aan hun plaats in de PSW: artikel 2 lid 4 onder C.
Vanaf 2007 is de C-polis vervallen, oude C-polissen bleven bestaan.

Garantiecontract

De meeste werkgevers met een pensioenregeling bij een verzekeraar hebben een garantiecontract. De verzekeraar garandeert de opgebouwde pensioenaanspraken in alle situaties te zullen uitkeren. Dit betekent dat er bij deze pensioenregelingen geen sprake kan zijn van een korting van de pensioenen. Werkgevers betalen hiervoor een (garantie)prijs. Wat de gevolgen zijn voor de garantiecontracten als de pensioenleeftijd naar 66 jaar wordt opgetrokken, valt nu nog niet te overzien.

Saldo-methode

Voor iedereen en in het bijzonder voor de werknemer die via zijn organisatie niet voor pensioen kan sparen of een pensioenbreuk heeft, bestaat uiteraard de mogelijk dit zelf ter hand te nemen. Dit kan hij doen door het afsluiten van een levensverzekering, koopsompolis, lijfrenteverzekering*** en andere namen voor veredelingsproducten. Als regel zal de deelnemer het jaarlijks gestorte bedrag niet op zijn inkomstenbelasting in mindering kunnen brengen. Daar staat tegenover dat hij over de uitkering van de verzekering die hij vanaf 65 jaar zal ontvangen geen inkomstenbelasting hoeft te betalen (mogelijk wel vermogensbelasting via box 3, zie rubriek Vermogensbelasting (tabellen)). Dit wordt aangeduid als saldo-methode.
*** Met een lijfrenteverzekering betaalt men maandelijks of jaarlijks een premie. Aan het einde van de verzekerde periode ontvangt de persoon een periodieke uitkering. Dat heet een lijfrente. Wordt het bedrag in één keer betaald, dan noemt men dat een koopsom.

Lijfrentebanksparen

Sinds 1 januari 2008 mag de werknemer zijn lijfrentepolis omzetten naar een lijfrentebankspaarrekening (ook wel banksparen genoemd), zodat hij geen beleggingsrisico meer loopt. De stortingen blijven fiscaal aftrekbaar.
De bancaire varianten van de lijfrenteverzekering sluiten grotendeels aan bij de bestaande verzekeringsvarianten: de levenslange oudedagslijfrente, de tijdelijke oudedagslijfrente en de nabestaandenlijfrente. Belangrijk verschil is echter, dat de bancaire lijfrentevormen levensonafhankelijk zijn in tegenstelling tot de lijfrenten bij een verzekeraar. De duur van de uitkering is dus niet afhankelijk van het leven van de rekeninghouder.

Andere bijzonderheden zijn:
  • de levenslange oudedagslijfrente moet uiterlijk ingaan in het kalenderjaar waarin de rekeninghouder de leeftijd van 70 jaar bereikt en mag niet eerder eindigen dan wanneer de periode tussen de eerste en de laatste termijn ten minste twintig jaar bedraagt;
  • als de termijnen eerder ingaan dan in het kalenderjaar waarin de rekeninghouder 65 jaar wordt, dan wordt de minimale duur van twintig jaar verlengd met ieder jaar dat de uitkeringen eerder zijn ingegaan. Dit houdt in dat een levenslange oudedagslijfrente altijd minimaal tot de leeftijd van 85 jaar moet lopen;
  • gaat de bancaire lijfrente in in het jaar waarin de rekeninghouder 69 wordt, dan mag de levenslange oudedagslijfrente niet eerder eindigen dan in het jaar waarin de rekeninghouder 89 wordt, dus twintig jaar na de ingangsdatum. Het is mogelijk een langere uitkeringsduur overeen te komen;
  • de termijnen uit de oudedagslijfrente mogen uitsluitend toekomen aan de rekeninghouder zelf. De bank zal de rekening opheffen zodra de overeengekomen uitkeringsduur is verstreken en het tegoed op de rekening volledig is uitgekeerd. Bij opheffing van de rekening kan er dus sprake zijn van een inkomensterugval;
  • er kan ook een tijdelijke bancaire oudedagslijfrente worden afgesloten, deze moet een looptijd hebben van ten minste vijf jaar. De periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn moet dus minstens vijf jaar zijn. De eerste termijn mag niet eerder ingaan dan in het kalenderjaar waarin de rekeninghouder de leeftijd van 65 jaar bereikt en moet uiterlijk ingaan in het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 70 jaar bereikt;
  • de bancaire lijfrente kent lagere kosten, maar heeft geen verzekeringscomponent, die in geval van voortijdig overlijden het beoogde eindkapitaal bij pensionering zal uitkeren.
Of banksparen goedkoper is dan een levensverzekering is niet zeker. Een groot verschil is dat bij veel levensverzekeringen een overlijdensverzekering geïntegreerd is terwijl bij banksparen een dergelijke verzekering niet nodig is, omdat bij overlijden de rechten overgaan op de erfgenaam of wettelijke erfgenamen. Zie hieronder.

Tips voor het zo voordelig mogelijk banksparen zijn te vinden op de site van Kassa/Vara.

Vrijstelling banksparen

Je kunt een bankspaarrekening openen om te sparen voor verschillende doelen. Zo kun je banksparen voor o.a. een aanvullend pensioen, Voor deze vorm van banksparen geldt een fiscale vrijstelling. Maar hoe werken deze vrijstellingen van de Belastingdienst precies en hoe hoog zijn de verschillende vrijstellingen?

Pensioen banksparen en belasting
Bij banksparen voor een aanvullend pensioen profiteer je van twee fiscale vrijstellingen. Allereerst rekent de Belastingdienst het saldo op deze bankspaarrekening niet tot je eigen vermogen in box 3, waardoor je hierover geen vermogensrendementsheffing betaalt. Daarnaast betaal je geen inkomstenbelasting in box 1 op het moment dat je bedragen inlegt. Deze betaal je namelijk pas op het moment de bank de bedragen uitkeert.
Om te profiteren van deze vrijstellingen moet je beschikken over jaar- en/of reserveringsruimte. Dit is je pensioentekort van dit jaar plus je pensioentekorten van de afgelopen zeven jaren. Op de site van de Belastingdienst bereken je zelf je eigen jaar- en reserveringsruimte, zodat je direct weet hoeveel jij fiscaal voordelig kunt banksparen voor een aanvullend pensioen. Meer weten

Het grote voordeel van een lijfrente bankspaarrekening t.o.v. een lijfrenteverzekering is dat er bij banksparen nooit sprake is van vermogensverlies bij overlijden. Dat is bij een lijfrentepolis wel anders. Bij een verzekering kan een deel van het lijfrentekapitaal of zelfs het gehele kapitaal bij overlijden in de zak van de verzekeraar verdwijnen. Bij banksparen wordt het saldo dat op de bankspaarrekening staat altijd uitgekeerd aan de erfgenamen. Wie dat ook zijn.

Banksparen voor een lijfrente kent twee varianten:

  1. de opbouwrekening
  2. de uitkeerrekening
Voor beide varianten geldt dat uit een testament of volgens het wettelijk erfrecht blijkt wie de erfgenaam is (of erfgenamen zijn) voor het saldo op de rekening. Er is wel verschil in de afwikkeling voor een opbouw- of een uitkeerrekening.

De uitkeerrekening
Bij de uitkeerrekening gaat de uitkering gelijk in. Overlijdt de rekeninghouder van een uitkeerrekening dan gaan de uitkeringen op deze rekening door aan de erfgenaam. Uit het testament blijkt wie de erfgenamen zijn. Is er geen testament dan volgt men het wettelijk erfrecht.

Voorbeeld
De heer Jansen stort € 100.000 op een bankspaar-uitkeerrekening. De uitkering bedraagt in dit voorbeeld € 500,- per maand. Hij ontvangt deze uitkering gedurende 20 jaar. Helaas overlijdt de heer Jansen na 3 jaar. Volgens het testament is zijn vrouw zijn erfgenaam en vanaf dat moment ontvangt zij de maandelijkse uitkering en die ontvangt ze dan ook voor de resterende 17 jaar. De lopende oudedag uitkering wordt dus doorgezet. Maar helaas overlijdt ook na 5 jaar mevrouw Jansen. Volgens erfrecht zijn haar twee kinderen haar erfgenamen en zij ontvangen nu beiden € 250. En dat gedurende de resterende 12 jaar.

De opbouwrekening
Bij de opbouwrekening is alleen nog sprake van periodiek sparen. Als het lijfrentekapitaal bij banksparen op een lijfrente-opbouwrekening staat en de rekeninghouder overlijdt dan wordt de lopende opbouwrekening beëindigd. De erfgenamen moeten zich melden bij de bank en horen welke stukken de bank nodig heeft om het saldo uit te keren aan de erfgenaam. Het saldo dat wordt uitgekeerd is niet vrij te besteden door de erfgenaam. Deze moet namelijk een nabestaandenlijfrente aankopen. Deze nabestaandenlijfrente moet uiterlijk op 31 december in het tweede jaar volgend op het jaar van overlijden zijn aangekocht. Als dit later gebeurt kan de fiscus van mening zijn dat er sprake is van fiscale afkoop.

Zie verder

Multinationals worstelen met pensioen over de grens

Het grootste pensioenprobleem van Nederlandse multinationals is dat regels voor belasting en vrijstelling van pensioenpremies en pensioenuitkeringen tussen landen verschillen. Dat zei Gijs van Bussel, hoogleraar strategisch beloningsbeleid aan Nyenrode en partner bij PwC op het European Pension Debate (EPD) in Tilburg.

Hij baseerde zich op een enquête onder verantwoordelijken voor beloningsbeleid bij Nederlandse multinationals. Ook overdracht van pensioenkapitaal naar andere landen en verschillen in sociale zekerheid vinden zij problematisch. Het bedenken van nieuwe regels is volgens Van Bussel geen oplossing, omdat mensen altijd wegen zullen zoeken om die te omzeilen. Hij pleit voor flexibiliteit. (Bron: IP Nederland, 20 mrt. 2014)

Bedrijven kopen risico's pensioen af

Nederlandse bedrijven hebben het afgelopen decennium miljarden betaald om van de risico's op hun pensioenregelingen af te komen. Om niet langer op te draaien voor tegenvallers bij hun pensioenfonds, werd in totaal zo'n 3 miljard euro geïnvesteerd. Dat blijkt uit een berekening van het Financieele Dagblad. Onder meer ING, Philips en Akzo Nobel kochten risico's op pensioenfondsen af. Zij willen niet langer de rekening krijgen voor tegenvallende beleggingsrendementen of het feit dat mensen ouder worden dan verwacht.

Door de crisis is duidelijk geworden dat kosten voor pensioenregelingen fors op kunnen lopen als het economisch tegenzit. Sinds een paar jaar moeten bedrijven deze risico's op hun balans zetten. Om dit te voorkomen proberen steeds meer ondernemingen de risico's naar werknemers te verleggen. (Bron: De Telegraaf, 31 mrt. 2014)

Meer internationale pensioenfondsen naar België

Steeds meer internationale bedrijven verhuizen de activiteiten van hun Nederlandse pensioenfonds naar België. Het vestigingsklimaat is daar aantrekkelijker dan in Nederland. (Bron: Shownieuws, 5 mei 2014)

Zonder zeker risico geen beter pensioen

“Het uitbannen van alle risico’s bij pensioenen biedt werknemers en gepensioneerden slechts schijnzekerheid. Alleen door het nemen van een zeker risico zijn betere pensioenen mogelijk”, aldus Liane Den Haan - directeur Anbo - die daarmee van leer trekt tegen de regels van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken voor het nieuwe pensioenstelsel.

Klijnsma wil hogere buffers voor de pensioenfondsen en de zekerheid van een stabiel pensioen. ANBO is bang dat de zekerheid die zij werkenden en gepensioneerden voorspiegelt, een andere is dan zij beoogt. En dat kan desastreus uitpakken voor grote groepen gepensioneerden en voor de jongere generatie die nu zijn pensioen opbouwt.

Volgens ANBO is het vanzelfsprekend dat pensioenfondsen redelijke buffers aanhouden. ‘Maar waarom die in moeilijke tijden extra verhogen?’ Den Haan: “Wij bepleiten een pensioen dat kan fluctueren en gemiddeld een betere uitkomst biedt. Laat het aan de pensioenfondsdeelnemers over welk risico zij bereid zijn te nemen. En geef de fondsen daarvoor de ruimte. Want uit onderzoeken bij veertig grote pensioenfondsen, blijkt dat deelnemers wel degelijk beheerst risico willen nemen voor een beter pensioen. Kortom: Beter onzekerheid dan schijnzekerheid.” (Bron: Anbo, 16 mei 2014)

Pensioenfondsen steken miljarden in economie

Dertien pensioenfondsen en verzekeraars nemen de handschoen op en gaan bekijken hoe zij meer kunnen investeren in de Nederlandse economie. Oud-bankier Jan van Rutte maakte bekend dat het gaat om ABP, APG, PFZW, PGGM, PME, PMT, MN, Achmea, Aegon, ASR, Delta Lloyd, Nationale Nederlanden en SNS Reaal.

Gezamenlijk gaan zij de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) oprichten die investeringsprojecten voor onderwijs, zorg, woningbouw, infrastructuur, duurzame energie en MKB geschikter maakt als belegging. De instelling gaat zelf geen leningen verstrekken. Pensioenfondsen en verzekeraars hebben een vermogen van 1.400 miljard euro en zij willen een groter deel daarvan dan nu beleggen in eigen land. (Bron: NVM, 22 mei 2014)

Extra sparen voor pensioen? Stap niet naar verzekeraar

Wie zelf wil sparen voor een pensioen kan gewoon geld opzij leggen. De meeste mensen kiezen echter voor banksparen of een lijfrenteverzekering in combinatie met een periodieke uitkering. Wie kiest voor een verzekering is echter een dief van zijn eigen portemonnee. (Bron: Z24, 25 okt. 2014)

Internationale Richtlijn Outsourcing

Eind 2014 is ISO 37500:2014 ‘Richtlijn bij outsourcing’ verschenen. Deze behandelt de belangrijkste fasen, processen en ‘governance’-aspecten van outsourcing. De richtlijn is toepasbaar voor alle typen organisaties, en zal ook voor Nederlandse pensioenfondsen een goede en vernieuwende basis zijn om succesvol te outsourcen aan pensioenuitvoeringsorganisaties. (Bron: Financial Investigator, 27 nov. 2014)

Pensioenfondsen beleggen in hypotheken

APG en PGGM willen pensioenmiljarden in woninghypotheken steken, kopten de media. Bij oppervlakkige lezing leek het alsof de pensioensector voor het eerst bereid was om naar hypotheken te kijken. Niets is minder waar. Tientallen pensioenfondsen investeren via Syntrus Achmea al jaren in woninghypotheken. Met veel succes.

Het verstrekken van een staatsgarantie is niet nodig om pensioenfondsen in hypotheken te laten investeren. Via Syntrus Achmea Real Estate & Finance investeren fondsen al jaren met veel succes in de Nederlandse hypotheekmarkt. In totaal voor zo’n 2,3 miljard euro. Zonder extra garanties van de staat of ingewikkelde constructies. De gelden van de pensioenfondsen worden eenvoudig één op één geleend aan de woningkopers. Daarbij wordt een prima rendement gehaald: momenteel 200 basispunten bovenop de risicovrije rente. In de afgelopen tien jaar werd een rendement van meer dan 5% behaald op deze investeringen: fors hoger dan op staatsobligaties met een min of meer vergelijkbaar risicoprofiel. (Bron: Syntrus, jan. 2015)

Nederland koploper

We hebben het eerder gehoord, Nederland is internationaal koploper als het gaat om het voorzien van toekomstige generaties van voldoende pensioeninkomen. Maar het is van belang deze koppositie te behouden: ja, volgens Allianz International Pensions (2015) wel. Nederland staat op nummer één, gevolgd door Denemarken en Noorwegen. Indonesië, India en Maleisië scoren het slechtst.

Staatssecretaris Klijnsma laakt topbeloning pensioenbaas APG

Dick Sluimers, de topman van pensioenuitvoerder APG, verdient ruim zes ton. Dat is volgens staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken “een zeer hoog salaris”. Staatssecretaris Klijnsma zegt dat in een interview met De Telegraaf, 29 dec. 2015. Met de uitspraak wil ze de discussie op gang brengen over de beloningen in de pensioensector.

Ondernemingspensioenfondsen (OPF’n) in 10 jaar 60% gedaald

Ontwikkeling aantal pensioenfondsen in Nederland
Soort/aantal
pensioenfondsen
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
Ondernemingspensioenfonds 643 597 543 474 414 359 323 292 279 246
Bedrijfstakpensioenfonds 103 96 95 87 82 77 74 72 69 58
Beroepspensioenfonds 12 12 12 13 12 12 12 12 11 11

In het overzicht is de daling goed te zien. De verwachting is dat er uiteindelijk 100 OPF'n zullen overblijven. (Bron: Pensioen Perspectief)

Pensioensector omarmt duurzaam beleggen

De Pensioenfederatie heeft aangekondigd om te gaan onderzoeken hoe meer tastbare resultaten kunnen worden bereikt in maatschappelijk verantwoord beleggen. Volgens de toekomstverkenning is er niet alleen momentum om de lat nu hoger te leggen, maar dient dit ook het belang van zowel de samenleving, de overheid als ook de pensioensector zelf. Dat betekent dat de overheid en de sector elkaar hierin moeten versterken, maar ook elkaar scherp moeten houden door monitoring van concrete resultaten bij voorkeur middels een onafhankelijke commissie.

Als pensioenfondsen samen een meer duurzaam beleggingsbeleid ontwikkelen, zou de sector aanzienlijk meer maatschappelijke en financiële waarde kunnen creëren. Dat is de kern van de toekomstverkenning van De Groene Zaak en Sustainable Finance Lab (SFL). De Pensioenfederatie stemt in belangrijke mate in met de toekomstverkenning en onderkent de noodzaak van duurzaam beleggen. (Bron: VVP, 12 mei 2016)

Gebrek aan kennis zorgt voor onnodig wantrouwen in pensioenstelsel

Het gebrek aan kennis dat het gebrek aan vertrouwen voedt, spitst zich volgens het onderzoek met name toe op de vraag wat er met de premie van de deelnemer gebeurt. Hierover blijken volgens de Pensioenfederatie een aantal misverstanden te bestaan. Onder meer: bijna 80% van de ondervraagden is er van overtuigd dat het Nederlandse pensioenstelsel een omslagstelsel is. Dat wil zeggen dat deze werknemers denken dat van hun pensioenpremie de pensioenen van de huidige gepensioneerden worden betaald. Door dit misverstand maken vooral veel jongeren zich zorgen of er straks nog wel pensioen voor hen is. Die zorgen zijn volgens de Pensioenfederatie onnodig, omdat de premie niet wordt uitbetaald aan de huidige gepensioneerden, maar apart gezet en belegd voor de pensioenen van straks.

Persoonlijke pensioenrekening voor alle Nederlanders

Een persoonlijke pensioenrekening voor elke Nederlander. Dat is een van de aanbevelingen uit het position paper voor een toekomstbestendig pensioenstelsel van de AFM.

Met een persoonlijke pensioenrekening is eenvoudig duidelijk te maken hoeveel pensioen een deelnemer heeft opgebouwd, stelt de AMF. "Ook kan een deelnemer zijn pensioen makkelijker meenemen bij het wisselen van baan. Dit zorgt voor meer inzicht in de eigen pensioenopbouw en flexibiliteit. Het opbouwen van pensioen vindt nog wel plaats binnen een collectief. Dit maakt het mogelijk om de kosten laag te houden en een aantal risico’s samen op te vangen." Bron: VVP, 24 jun. 2016)

Website governance pensioenfondsen

Swalef Pensioenjuristen en Academie heeft de informatie website Governance gelanceerd voor bestuurders van pensioenfondsen. Monica Swalef: 'De Wet versterking bestuur pensioenfondsen trad op 1 juli 2014 in werking. In de twee jaar die volgden zijn er aanvullingen gekomen op de wet, maar er is ook veel geschreven en gediscussieerd over de wet. Erg belangrijk om overzicht te hebben en te behouden van deze ontwikkelingen. Ook de komende evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in 2017 wordt te zijner tijd uitvoerig belicht op deze website.' (Bron: VVP, 6 sep. 2016)

Draagvlak pensioenstelsel weg

Ruim zeven op de tien Nederlanders wil af van het huidige, collectieve pensioenstelsel, zo blijkt uit onderzoek van ABN Amro MeesPierson onder 1171 Nederlanders vanaf 18 jaar.

8 september 2016 Uit het onderzoek blijkt dat 42% de voorkeur geeft aan een individuele pensioenopbouw en 33% aan een combinatie van collectieve en individuele opbouw. Een kwart van de respondenten wil het collectieve pensioenstelsel in stand houden.

Masha Bril, pensioenexpert bij ABN Amro MeesPierson: "Uit het onderzoek blijkt dat onze maatschappij steeds meer op het individu gericht is. Dat solidariteit in ons pensioenstelsel door slechts weinigen nog belangrijk wordt gevonden, is daar een treffend voorbeeld van. Tegelijkertijd wil wel een overgrote meerderheid verplichtstelling van pensioenopbouw. Daarin lijkt een tegenstelling verborgen. Of wellicht ook weer niet, want mogelijk wil het individu juist verplichtstelling uit eigenbelang. Als iedereen pensioen moet opbouwen, wordt voorkomen dat het individu financieel opdraait voor de latere lasten van anderen. Aan de andere kant - hoewel de cijfers op het eerste oog dus anders lijken te beweren - is het niet per definitie ieder voor zich. Want van de ondervraagden wil 25% een collectief stelsel en 33% een deels collectief stelsel om pensioen op te willen bouwen." (Bron: VVP, 8 sep. 2016)

Redactie: Het blijkt dat veel betrokkenen reageren op onjuiste en onvolledige berichten van zogenaamde experts. Zou men de feiten beter kennen, dan zou het onderzoek vermoedelijk heel andere resultaten geven. Lees bijvoorbeeld een eerdere publicatie en vraagt u zich dan af, wie er belang bij heeft om de Pensioenfondsen te privatiseren. https://www.hr-kiosk.nl/hoofdstuk/pensioen/we-hebben-helemaal-geen-pensioenprobleem-maar-ook

In pensioensector wordt steeds duurzamer belegd

De groei manifesteert zich op verschillende vlakken, aldus DNB. "Het aantal pensioenfondsen dat duurzaam belegt neemt toe, het aanbod in duurzame beleggingsproducten groeit en de manieren waarop fondsen invulling geven aan hun (duurzame) beleggingsbeleid is aan het verbreden."

Duurzaamheid is op de agenda gekomen als onderdeel van de risicobeheersing én als goede en kansrijke investering. (Bron: DNB, 26 sep. 2016)

Aegon lanceert uitkerend beleggingspensioen

Aegon speelt op de nieuwe situatie in met het Uitkerend Beleggingspensioen. De hoogte van het pensioen wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld en is afhankelijk van het beleggingsrendement, de rente en de levensverwachting. Het pensioenkapitaal wordt belegd in een mix van drie beleggingsfondsen, waarbij ongeveer twee derde wordt belegd in zakelijke waarden, zoals aandelen en onroerend goed. Zakelijke waarden zijn risicovoller, maar bieden tegelijk meer kans op een hoger rendement.

Aegon kiest voor risicovoller beleggen om klanten een kans op een hoger pensioen te bieden. Bovendien geldt voor de meeste werknemers dat zij AOW en ander gegarandeerd pensioen krijgen. Van het totale inkomen na pensionering is dus maar een relatief klein deel afhankelijk van beleggingen. (Bron: VVP, 30 nov. 2016)

Wat als uw pensioenfonds wordt opgeheven?

Het aantal pensioenfondsen slinkt snel, in 1997 telde Nederland nog 1.060 pensioenfondsen, begin 2017 nog slechts 290. En van die 290 fondsen zijn er 30 financieel gezond. Honderdduizenden Nederlanders zijn noodgedwongen naar een ander pensioenfonds verhuisd, kort samengevat antwoorden op een aantal vragen over wat er dan met uw pensioen kan gebeuren:
  • Waarom stoppen pensioen? Als regel vanwege financiële problemen. Hoe groter hoe beter, in verhouding drukken de kosten van personeel, ict, huisvesting en administratie dan minder.
  • Wat zijn de gevolgen voor de pensioenen als een pensioenfonds wordt opgeheven? De pensioenregeling zal als beginsel ongewijzigd doorlopen.
  • Waar gaat mijn pensioen heen als een pensioenfonds stopt? Tot voor kort naar een verzekeraar of een ander (groter) pensioenfonds. Gezien de strenge financiële eisen moesten verzekeraars hogere reserves aanhouden dan pensioenfondsen. Sinds 2016 kunnen verzekeringsmaatschappijen de beheerkosten op een andere manier beperken, namelijk door samen te werken in een algemeen pensioenfonds. Dat fonds verzorgt de beleggingen, de administratie en de uitvoering van meerdere pensioenregelingen.
  • Zijn er nog andere opties als een pensioenfonds het niet meer kan bolwerken? Een fonds kan zich ook aansluiten bij een groter fonds, maar het is vaak niet zonder problemen. De financiële situatie van de twee fondsen moet min of meer gelijk zijn bij een fusie. In de praktijk houdt dat meestal in dat het fonds dat er het slechtste voor staat moet bijbetalen. Soms past het bedrijf dat zijn fonds laat fuseren met een groter fonds het verschil bij. Maar vaak ook niet en dan moeten de werknemers dat zelf doen.
  • Nog een mogelijkheid? De aantrekkelijkste, dus favoriete, manier voor werkgevers om de financiële problemen van hun pensioenfonds op te lossen is het versoberen van de pensioenregeling. Dat kan door er een zogenoemde 'beschikbare premieregeling' van te maken. Steeds meer bedrijven met kwakkelende fondsen stappen daarom over op een 'beschikbarepremiepensioen' dat geheel afhankelijk is van beleggingsresultaten. Vallen die tegen, dan hebben de werknemers pech en krijgen ze later gewoon minder pensioen. De werkgever is niet langer (mede)verantwoordelijk voor het aanvullen van tekorten. (Bron en meer uitgebreid: De Volkskrant, 27 jan. 2017)

Behoefte aan Europees pensioen?

EU-burgers moeten op eigen houtje een pensioen kunnen opbouwen, ongeacht hun woonplaats in de Europese Unie. Om daarvoor te zorgen, lanceert de Europese Commissie het Pan-Europese Persoonlijke Pensioenproduct (PEPP).

Het PEPP moet het aantrekkelijker maken voor Europeanen om zelf een aanvullend pensioen op te bouwen, in de derde pijler. Dat betekent dat EU-burgers naast de pensioenvoorziening van de staat (zoals de AOW in Nederland) en naast de pensioenopbouw van een werknemer met zijn werkgever, ook vaker zelf voor extra pensioen moeten zorgen.

Omdat de EU sterk vergrijst, komt de pensioenvoorzieningen in de Unie onder druk te staan, zegt Euro-commissaris Dombrovskis. Het PEPP moet daar een oplossing voor bieden. Het product moet een aanvulling worden op de bestaande pensioenproducten, ook die in de derde pijler. Dombrovskis onderstreept dat PEPP niet als doel heeft pensioenregelingen op nationaal niveau, via werkgevers op of individueel niveau te vervangen of gelijk te trekken.

Volgens het Verbond van Verzekeraars is de Nederlandse pensioenmarkt al zo volwassen dat consumenten hier weinig behoefte zullen hebben aan het pan-Europese pensioenproduct. (Bron: Elsevier, 29 jun. 2017)

Fusies mogelijk voor bedrijfstakpensioenfondsen

Het kabinet wil het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen makkelijker maken om te fuseren. Daarom krijgen deze pensioenfondsen de ruimte om hun pensioenvermogen na een fusie tijdelijk gescheiden te houden. Dat mag nu nog niet. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van staatssecretaris Klijnsma.
 
Bedrijfstakpensioenfondsen zijn op zoek naar schaalvergroting om hun uitvoeringkosten omlaag te brengen. Dat levert een beter pensioenresultaat op voor de deelnemers. Nu is fuseren voor bedrijfstakpensioenfondsen waar werknemers verplicht bij zijn aangesloten niet toegestaan als de dekkingsgraden van de fondsen ten tijde van de fusie te veel verschillen. Het kabinet wil deze hobbel wegnemen. verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen die willen fuseren krijgen daarom de mogelijkheid om alvast te fuseren met tijdelijk financieel afgescheiden vermogens en geleidelijk de dekkingsgraden naar elkaar toe te brengen, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan ter bescherming van de deelnemers.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. (Bron: Rijksoverheid, 7 jul. 2017)

Verzekeraars tekenen akkoord over verantwoord beleggen

De Nederlandse verzekeraars hebben na twee jaar onderhandelen afspraken met maatschappelijke organisaties en de overheid gemaakt om problemen met mensenrechten en het milieu met hun beleggingen tegen te gaan. De afspraken zijn vastgelegd in een convenant. Deelname aan het convenant is in principe vrijwillig, maar de overheid heeft als stok achter de deur in het Regeerakkoord opgenomen dat dwingende maatregelen genomen kunnen worden als een convenant niet toereikend blijkt te zijn. Een twistpunt in de onderhandelingen waren de internationale activiteiten van de bedrijven. In het compromis dat is bereikt tekenen de houdstermaatschappijen van de verzekeraars met activiteiten in het buitenland, zoals NN Group en Aegon, niet het convenant maar een intentieverklaring.

Het pensioenadviesproces bestaat uit vier wettelijk verplichte fases:
  • Inventariseren: inventariseren van het profiel van de werkgever, waaronder de financiële positie, kennis & ervaring en doelstellingen & risicobereidheid.
  • Analyseren: vertalen van de inventarisatie naar een pensioenregeling en pensioenproduct.
  • Adviseren: adviseren van een passend pensioenproduct op basis van de inventarisatie en analyse.
  • Nazorg geven: tijdig informeren over wezenlijke wijzigingen in de informatie die tijdens het adviesproces is verstrekt aan de werkgever.
(Bron; PwC, aug. 2018)

Fors minder pensioenfondsen

Aan het einde van de vorige eeuw telde Nederland nog zo’n duizend pensioenfondsen. Nu, bijna 20 jaar later, zijn er nog 230 fondsen over. Dat bleek uit cijfers van De Nederlandsche Bank (juli 2019). Van de huidige 230 fondsen hebben er al bijna 30 aangekondigd ook te gaan stoppen, om in pensioentaal te spreken "zijn in liquidatie".

Een van de belangrijkste redenen waarom pensioenfondsen stoppen, is dat het runnen van een pensioenfonds steeds ingewikkelder is geworden. De economie is complexer geworden, en daarmee ook beleggen en het beheren van de risico’s die daarbij horen.

Een andere oorzaak van de afname van het aantal pensioenfondsen is de toenemende wens om de kosten van pensioenuitvoering laag te houden. Bij kleine pensioenfondsen zijn de kosten per deelnemer vaak hoger dan bij grote fondsen.

Eigen tarieven en eigen levensverwachting verzekeraar bij pensioenaanbod

Een pensioenverzekeraar mag voor zijn pensioenaanbod afwijken van levensverwachting CBS. Twee consumenten hebben afzonderlijk bij Kifid geklaagd over de verschillen die ze van de pensioenverzekeraar kregen voor een levenslang ouderdomspensioen. Tevergeefs, zie twee recente afspraken, GC 2019-596 en 597.

Kifid benadrukt ook dat het de consumenten vrij stond om elders een pensioenuitkering aan te kopen. “Anders dan bij een pensioen gebaseerd op een middelloon- of eindloonregeling, kunnen deze consumenten bij meerdere verzekeraars een offerte opvragen en op die manier kiezen voor een verzekeraar met het voor hen meest gunstige pensioen. Hiertegenover staat de vrijheid van de verzekeraar om een aanbod te doen op basis van door hemzelf vastgestelde tarieven en uitgangspunten.”

Redactie: voortaan dus vragen of de verzekeraar afwijkt van de levensverwachting van het CBS en waarom.

Minister stelt zelf commissie in voor nieuwe evaluatie Kifid

Minister Hoekstra stelt zelf de commissie in die de nieuwe evaluatie van Kifid gaat doen. Hoekstra tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer in antwoord op vragen van SP-Kamerlid Alkaya. (Bron: VVP, jan. 2020)

ABP belegt in ‘corona-obligatie’

ABP belegt € 13 miljoen in een obligatie waarvan de opbrengst wordt gebruikt voor bestrijding van de corona-crisis. Daarbij gaat het onder andere om het verbeteren van de gezondheidszorg en de ondersteuning van mensen en bedrijven die getroffen worden door de (gedeeltelijke) lockdown van de economie.

Beleggingen in (semi-)overheidsobligaties vormen voor pensioenfondsen als ABP de hoeksteen van de beleggingsportefeuille. Ze zorgen voor stabiliteit en spreiding in de portefeuille en zijn goed te verhandelen. Belangrijk is dat voor obligaties met een duurzame of sociale doelstelling dezelfde eisen gelden op het gebied van rendement, risico en kosten als voor alle andere beleggingen. (Bron: ABP, 31 mrt. 2020)

ABP wil de CO2-voetafdruk van de aandelenportefeuille verder verminderen

Het is best een pittige doelstelling, want het wordt steeds moeilijker. De afgelopen vijf jaar konden we sneller voortgang boeken door minder te beleggen in CO2-intensieve bedrijven. De komende vijf jaar gaan we de bedrijven die we nog over hebben aanspreken op hun CO2-uitstoot. Die transitie breng je minder snel tot stand. Wel komen we in 2022 met nieuwe doelstellingen, in lijn met het nationale klimaatakkoord. Dan gaan we naast onze aandelenportefeuille de CO2-uitstoot verminderen van de andere zaken waarin we beleggen, zoals leningen aan bedrijven, vastgoed of infrastructuur. Zo werken we stapje voor stapje toe naar ons einddoel: CO2-neutraal in 2050.’ (Bron: ABP, 6 mei 2020)

Streefcijferregeling geldt niet voor pensioenfondsen

Minister Van Engelshoven heeft op 19 mei 2020 naar aanleiding van een vraag van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevestigd dat pensioenfondsen niet onder de nieuwe streefcijfersregeling vallen die het kabinet voorstelt in zijn reactie op het advies 'Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling' (deel 1 en deel 2) van de SER. Deze streefcijferregeling betreft grote naamloze vennootschappen (nv’s) en besloten vennootschappen (bv’s), ongeveer 5.000 bedrijven.      

De meeste Nederlandse pensioenfondsen gebruiken de stichting als rechtsvorm, aldus de minister. Dit betekent dat de regeling op de meeste pensioenfondsen niet van toepassing is. De minister merkt daarbij op dat pensioenfondsen een eigen streefcijferregeling voor gender- en leeftijdsdiversiteit hebben. Op grond van de Code Pensioenfondsen geldt de comply-or-explain norm dat elk bestuur ten minste één vrouw en tenminste één man in het bestuur moet hebben en ten minste één iemand jonger dan 40 jaar oud en één iemand ouder dan 40 jaar oud. (Bron: Pensioen Federatie, 25 mei 2020)


Ga terug naar Pensioen (inleiding).