Richtlijnen en Verordeningen

Datum laatste wijziging: 14 november 2023  |  Trefwoorden: , , , , , , ,

Inhoud

  1. Europese richtlijnen en verordeningen
  2. Pensioen- en Spaarfondsenwet
  3. Brussel komt Nederland tegemoet op pensioenrichtlijn
  4. Uitstel keuzerecht bedrag ineens en informatieplicht over pensioenregeling

Europese richtlijnen en verordeningen

Vele Nederlandse wetten en regels zijn afgeleid van richtlijnen van de Europese Unie of geven uitvoering aan verordeningen van de Europese Unie. De Europese verordeningen en richtlijnen zijn van toepassing op alle lidstaten van de Europese Unie (EU). EU-verordeningen moeten de lidstaten letterlijk overnemen. Een EG-richtlijn moet een land binnen een bepaalde tijd in de nationale wetgeving verwerken. Deze verwerking bestaat uit drie delen: overwegingen, artikelen en bijlagen. Een verordening is dus veel dwingender dan een richtlijn, een richtlijn biedt nog ruimte voor aanpassing aan de nationale situatie. Daarnaast zijn er uitspraken van het Europese Hof van Justitie, die bindend zijn voor alle landen van de EU. Op sociaal terrein hebben EU-richtlijnen en verordeningen betrekking op onder meer discriminatie, Arbozaken (veiligheid en gezondheid), pensioen, grensoverschrijdende arbeid, arbeidscontracten en deeltijd. Tenslotte kent de EU nog de meer vrijblijvende 'aanbevelingen'.

Aanbevelingen, richtlijnen en verordeningen van de Europese Unie zijn vastgesteld zijn te vinden op internet.

Pensioen- en Spaarfondsenwet

De Pensioen- en Spaarfondsenwet wordt in overeenstemming gebracht met de Europese Pensioenfondsenrichtlijn. Alle pensioeninstellingen binnen de Europese Unie (EU) moeten voldoen aan dezelfde eisen op het gebied van de bedrijfsvoering. De aanpassing van de PSW aan de Europese richtlijn heeft een aantal gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Zo zijn alle pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank (DNB) - toezichthouder van de bedrijfstakpensioenfondsen, als bedoel in artikel 1 van de Pensioen- en Spaarfondsenwet - ingeschreven in een register. Dit register geeft aan welke fondsen in welke landen actief zijn. Ook is de bestuurderstoets uitgebreid met eisen op het gebied van reputatie, beroepskwalificaties en -ervaring.

Niet iedere werknemer weet zich voor pensioen verzekerd. In het verleden waren categorieën werknemers voor de pensioenverzekering uitgesloten, waaronder werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In overeenstemming met de Europese richtlijnen is in het Burgerlijk Wetboek een artikel opgenomen dat dat verbiedt. Ook het Europese Hof van Justitie houdt zich bezig met pensioenzaken. Algemene regel is dat de EU-lidstaten pensioenregelingen van andere lidstaten fiscaal niet ongunstiger mogen behandelen dan de nationale pensioenregelingen. (Bron: Overheid, nov. 2005)

Brussel komt Nederland tegemoet op pensioenrichtlijn

Bij de laatste onderhandelingen in Brussel over de herziening van een Europese richtlijn voor pensioenen zijn belangrijke concessies gedaan op de Nederlandse eisen. “Het voorstel dat er nu ligt, sluit goed aan bij het Nederlandse pensioenstelsel.” Dat meldt staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer.

De zogenoemde IORP- richtlijn is bedoeld om de pensioenbelangen van deelnemers te beschermen bij grensoverschrijdende activiteiten van pensioenfondsen en om pensioenfondsen in Europa beter bestuurbaar en transparant te maken. Deze richtlijn spoort ook lidstaten, waar minder aan pensioenwetgeving is geregeld, aan om te investeren in een meer toekomstbestendige inrichting van de oudedagsvoorziening. Dit komt de financiële stabiliteit in Europa als geheel ten goede.

De aanpassingen zijn:
  • Geen gedelegeerde bevoegdheden. Dit betekent dat de Europese Commissie en de Europese toezichthouder lidstaten en pensioenfondsen niet langer zelfstandig regels kunnen opleggen.
  • De voorgestelde regels voor de informatievoorziening naar deelnemers liggen nu in het verlengde van het wetsvoorstel Pensioencommunicatie.
  • Meer algemene regels als het gaat om de governance, het beloningsbeleid en het evalueren van risico's. Het is aan lidstaten zelf om daar nadere invulling aan te geven.
  • Er hoeft niet langer meer verplicht een bewaarder te worden ingesteld. Nationale toezichthouders hebben namelijk de mogelijkheid gekregen om hier uitzonderingen op te maken als het pensioenvermogen op een andere manier beschermd is, zoals in Nederland het geval is.
  • In het oorspronkelijke voorstel was volgens Nederland onvoldoende aandacht voor de rol van de nationale toezichthouders. In het huidige voorstel is explicieter opgenomen wat de taken van de verschillende toezichthouders zijn. (Bron: Rijksoverheid, 4 dec. 2014)

Uitstel keuzerecht bedrag ineens en informatieplicht over pensioenregeling

Het keuzerecht bedrag ineens treedt niet vóór 2025 in werking. Werknemers kunnen per 2024 vanaf 18 jaar pensioen opbouwen. Hoe zit het met het informeren van (aspirant-) werknemers over pensioenopbouw?

Minister Schouten van Pensioenen informeert over een aantal pensioenonderwerpen en toezeggingen die zijn gedaan aan de Tweede Kamer en waaraan uitvoering is gegeven.

Aspirant-werknemers informeren over pensioenopbouw

Meer aandacht van de werknemer voor pensioenopbouw kan ertoe leiden dat meer mensen pensioen gaan opbouwen. De minister is met het oog op het nieuwe pensioenstelsel, met de werkgeversvertegenwoordigers in gesprek gegaan over de wijze waarop sollicitanten (aspirant-werknemers) binnen de bestaande wettelijke verplichtingen zo goed mogelijk geïnformeerd kunnen worden over de pensioenregeling waaraan zij bij indiensttreding zullen deelnemen.

Standaardonderdeel van vacatureteksten

Dit overleg heeft geleid tot een oproep van de werkgeversvertegenwoordiging aan de grootste vacaturesites van Nederland om pensioen een standaard onderdeel te laten zijn van vacatureteksten.
Daarnaast is de eerdere oproep tot melding van pensioen in vacatureteksten in het kader van aanvalsplan witte vlek herhaald op de website ondernemen.nl, een initiatief van VNO-NCW en MKB-Nederland.

Aanvulling op wettelijke verplichtingen

Deze oproepen zijn een aanvulling op de bestaande wettelijke verplichting van de werkgever om, op grond van artikel 655 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de werknemer binnen een maand na indiensttreding een schriftelijke of elektronische opgave te verstrekken of de werknemer gaat deelnemen aan een pensioenregeling.
Daarnaast moet de werkgever, op grond van artikel 7 van de Pensioenwet de werknemer binnen een maand na indiensttreding schriftelijk of elektronisch informeren of de werkgever de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pensioenuitvoerder is.

Aanvalsplan witte vlek

Ook de Stichting van de Arbeid (StvdA) heeft in haar brief “Aanscherping en voortgangsrapportage aanvalsplan witte vlek en stand van zaken advies pensioen (2022)”, in aanvulling op bovenstaande wettelijke verplichting, een aantal aanvullende maatregelen heeft voorgesteld.
Het informeren van de (aspirant-) werknemer voorafgaand aan de indiensttreding is immers een beter moment omdat deze dan de aanwezigheid van een pensioenregeling kan meenemen in zijn of haar afweging om een baan te aanvaarden.
Zo zal de StvdA er bij de Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid (NVP) op aandringen dat bij aanpassing van de Sollicitatiecode van de NVP wordt opgenomen dat in vacatureteksten moet worden aangeven of er wel of geen pensioenregeling wordt aangeboden. Daarnaast worden cao-partijen hiertoe opgeroepen.
In de volgende voortgangsrapportage aanvalsplan witte vlek (voorjaar 2024) zal de stand van zaken worden gemeld.

Ook voor werknemers die al dienst zijn

Het is niet alleen belangrijk dat aspirant-werknemers worden geïnformeerd over het wel of niet aanwezig zijn van een pensioenregeling, maar ook werknemers die al in dienst zijn. Meer aandacht van de werknemer voor pensioenopbouw kan er immers toe leiden dat meer mensen pensioen gaan opbouwen.

Verlaging toetredingsleeftijd pensioenregelingen

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) wordt de wettelijke toetredingsleeftijd voor pensioenregelingen per 1 januari 2024 verlaagd van 21 naar 18 jaar. Hierdoor kunnen meer werkenden eerder in hun loopbaan pensioen opbouwen.

Pensioen opbouwen vanaf 18 jaar

Uiterlijk per 1 januari moeten alle pensioenregelingen met een toetredingsleeftijd hoger dan 18 jaar worden aangepast, zodat alle werknemers vanaf 18 jaar pensioen kunnen opbouwen in de pensioenregeling van hun werkgever. Vanaf dat moment zijn werkgevers immers verplicht om – indien zij een pensioenovereenkomst aanbieden aan hun werknemers – aan alle werknemers vanaf 18 jaar dit aanbod te doen.

Gevolgen voor rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen

Deze aanpassing heeft ook gevolgen voor rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen. Om te voorkomen dat er in korte tijd veel pensioenregelingen bij verzekeraars moeten worden aangepast, is in het staffelbesluit pensioenen mogelijk gemaakt dat pensioenuitvoerders gedurende de transitieperiode de leeftijdscategorie van 20-24 jaar mag worden uitgebreid met de 18- en 19-jarigen, zonder het premiepercentage te wijzigen mits deze pensioenregelingen hierdoor niet de fiscale maximaal toegestane premiepercentages te boven gaan.

Tijdelijke maatregel

Het voornoemde fiscale besluit geldt overigens voor alle pensioenuitvoerders, pensioenfondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen. Met deze tijdelijke maatregel wordt het proces van aanpassing van een grote hoeveelheid pensioenregelingen vereenvoudigd. Bij een toets of er sprake is van ongelijke behandeling naar leeftijd hebben zowel werkgevers als verzekeraars een eigen verantwoordelijkheid.
Vanuit het ministerie van SZW zijn aandachtspunten gegeven aan de verzekeraars die zij kunnen gebruiken bij het uitvoeren van de beoordeling of sprake is van ongelijke behandeling.

Gevolgen voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen

De verlaging van de toetredingsleeftijd heeft ook gevolgen voor de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, die een hogere toetredingsleeftijd dan 18 jaar kennen. Zij zullen hun verplichtstelling moeten wijzigen.
Vanuit het ministerie van SZW is eind juni een oproep gedaan aan de desbetreffende bedrijfstakpensioenfondsen om de toetredingsleeftijd in hun verplichtstelling aan te passen.
Daarnaast is ook met een groot aantal pensioenfondsen contact geweest naar aanleiding van deze oproep. De sociale partners zijn hiermee in de betreffende bedrijfstak(ken) voortvarend aan de slag gegaan. Op dit moment zijn er meerdere wijzigingsaanvragen in behandeling bij het ministerie van SZW. Daarnaast zijn er al enkele aanvragen afgerond. Een paar sectoren moet nog een wijzigingsaanvraag indienen.

Kappersbedrijf en amendement bij Belastingplan 2024

Ook is er in de afgelopen maanden naar aanleiding van de verlaging van de toetredingsleeftijd gesproken met sociale partners en fondsbestuurders van het pensioenfonds voor het kappersbedrijf met name in het kader van de nulfranchise.
In dat kader wijst Schouten ook op het door de Tweede Kamer aangenomen amendement bij het Belastingplan 2024, dat regelt dat voor pensioenfondsen waar de opbouw niet of niet volledig is gekoppeld aan een franchise de fiscale maxima niet gelden voor 21-minners.
Deze uitzondering vervalt op 1 januari 2026. Hierdoor kan de pensioenregeling van het pensioenfonds voor het kappersbedrijf de komende twee jaar nog ongewijzigd worden uitgevoerd.

Inwerkingtreding keuzerecht bedrag ineens

De minister heeft op 5 juli 2023 laten weten dat het keuzerecht bedrag ineens niet eerder dan 1 juli 2024 in werking zal treden, waarbij zij heeft opgemerkt dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de voortgang van het parlementaire proces.
Pensioenuitvoerders hebben zes tot negen maanden nodig
De minister vindt het belangrijk dat deelnemers goed worden geïnformeerd over het keuzerecht voor opname van een bedrag ineens van het ouderdomspensioen. Dit vergt allereerst goede informatie vanuit pensioenuitvoerders en daarnaast voldoende tijd voor een deelnemer om een weloverwogen keuze te kunnen maken. De (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders hebben eerder aangegeven na instemming van beide Kamers met het wetsvoorstel herziening bedrag ineens tenminste zes tot negen maanden nodig te hebben om deelnemers goed te kunnen informeren over de keuze van bedrag ineens.

Niet eerder dan 1 januari 2025 in werking

Uit de langetermijnagenda van de Tweede Kamer blijkt nu dat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens voor begin 2024 is geagendeerd. Een inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2024 zou betekenen dat pensioenuitvoerders minder dan zes maanden hebben om deelnemers te kunnen informeren. De voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2024 is dus niet meer haalbaar. Het keuzerecht bedrag ineens zal daarom niet eerder dan 1 januari 2025 in werking kunnen treden, waarbij de uiteindelijke datum afhankelijk blijft van de voortgang van het parlementaire proces.

Overgangsrecht premievrije voortzetting arbeidsongeschiktheid bij verzekeraar

In de Wet toekomst pensioenen is overgangsrecht getroffen voor premievrije voortzetting vanwege arbeidsongeschiktheid, ook wel vrijstelling van premiebetaling vanwege invaliditeit genoemd, als deze wordt uitgevoerd door een verzekeraar. Het overgangsrecht regelt dat in bepaalde situaties deze premievrije voortzetting onder het karakter van de oude regeling ongewijzigd voortgezet mag worden.
Het verwerven van pensioenaanspraken bij een verzekeraar mag worden voortgezet als dit het gevolg is van premievrije voortzetting vanwege arbeidsongeschiktheid waarbij:
zowel de eerste ziektedag als ook het doorlopen van de wachttijd (veelal 104 weken) onder het oude pensioenstelsel heeft plaatsgevonden;
of de deelnemer ziek uit dienst is getreden onder het oude pensioenstelsel en de wachttijd wordt doorlopen na de uitdiensttreding.
Het huidige overgangsrecht geldt niet voor deelnemers die in dienst zijn bij de werkgever en die op het moment van overgang naar het nieuwe stelsel ziek zijn maar nog niet de wachttijd hebben doorlopen. Deze deelnemers kwalificeren dan nog niet als arbeidsongeschikt conform het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst van deze deelnemers kan gewijzigd worden conform de daarvoor geldende regels.

Knelpunt bij overgangsrecht

Het Verbond van Verzekeraars signaleerde een knelpunt bij dit overgangsrecht. Als de werkgever bij overgang naar het nieuwe stelsel ook wisselt van pensioenuitvoerder, dan dreigen zieke deelnemers tussen wal en schip te vallen.

Overgangsrecht verruimen

De minister zal zich ervoor inspannen om het in de wet vastgelegd overgangsrecht te verruimen om dit specifieke knelpunt weg te nemen. Dit om te borgen dat deze beperkte groep deelnemers niet tussen wal en schip valt. Voor de volledigheid merkt zij op dat een dergelijke verruiming niet verplicht wordt. Het overgangsrecht zal de bevoegdheid geven om hier tussen werkgever, werknemer en verzekeraar afspraken over te maken.


Ga terug naar Pensioen (inleiding).