Verjaring aansprakelijkheid betalen pensioenpremies
Opinie | wo 28 mei 2025 | Bron: Gommer Advocaten | Auteur: Suus van Ingen | Trefwoorden: Betalingsonmacht, Bedrijfstakpensioenfonds, Pensioenpremie, Pensioenplicht, Kantonrechter, Hoofdelijke aansprakelijkheid, Verjaring, Verjaringstermijn, Bestuurdersaansprakelijkheid
Tijdige melding betalingsonmacht?
Het niet betalen van pensioenpremies aan een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds heeft gevolgen voor de onderneming, maar kan dit ook hebben voor de bestuurder. Adequaat handelen is dan ook voor alle betrokken partijen van groot belang. In een
recent geschil voor de rechtbank Gelderland stond een vordering tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder centraal. Nadat de vennootschap in gebreke van betaling van pensioenpremies was gebleven, werd haar bestuurder door het pensioenfonds aansprakelijk gesteld. Een beroep op verjaring bood in dit geval soelaas! Wat was er precies aan de hand?
Feiten en omstandigheden
De vennootschap (een werkgever in loon- en aannemersbedrijf) werd door Bpf Bouw in rechte betrokken. Dit aangezien de werkgever volgens het fonds onder haar werkingssfeer kwalificeerde en gehouden was tot aanmelding van én premieafdracht voor haar werknemers. Door het pensioenfonds werden premienota’s in rekening gebracht over de periode 2007 t/m 2015 en aanmaningen gestuurd.
In juni 2015 is vervolgens door de vennootschap een melding betalingsonmacht gedaan. De kantonrechter oordeelde in juni 2016 dat de werkgever onder de werkingssfeer van Bpf Bouw kwalificeert en gehouden is tot premiebetaling. In december werden door het fonds herrekende premienota’s verstuurd. De vennootschap heeft vervolgens opnieuw een melding betalingsonmacht gedaan (december 2016). Tegen de uitspraak van de kantonrechter werd hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep werd de vennootschap (juli 2019) niet-ontvankelijk verklaard en veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het pensioenfonds. Dit vanwege het niet aanmelden van en premie betalen voor de werknemers van de vennootschap. In augustus 2019 werden de jaarstukken van de vennootschap (2016 t/m 2018) toegestuurd. Aan de hand waarvan opnieuw een melding betalingsonmacht werd gedaan. De vennootschap is op 24 augustus 2022 ontbonden.
Op 3 november 2023 heeft het fonds de bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven pensioenpremies. In maart 2024 werd ook een dwangbevel opgelegd.
Omvang geschil
Door de (oud-)bestuurder van de vennootschap wordt een afwijzing van de vordering(en) van het pensioenfonds gevorderd. En een verklaring voor recht dat geen sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid. Door het fonds werd verweer gevoerd en een veroordeling van de bestuurder tot betaling van het bedrag in het dwangbevel gevorderd.
Melding betalingsonmacht of hoofdelijke aansprakelijkheid?
Voor de beoordeling van de hoofdelijke aansprakelijkheid geeft de kantonrechter uitleg aan artikel 23 Wet Bpf 2000. Dit artikel bepaalt dat tijdig melding van betalingsonmacht dient te worden gedaan. Bij het ontbreken van een tijdige melding, kan een bestuurder hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dan bestaat het vermoeden dat de niet-betaling aan de bestuurder te wijten is. Het is dan aan de bestuurder dit vermoeden te weerleggen.
Maakt de vennootschap tijdig melding van de betalingsonmacht, dan kan de bestuurder echter ook aansprakelijk zijn. Namelijk wanneer aannemelijk is dat het niet betalen van de premies het gevolg is van het aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Een melding betalingsonmacht is tijdig wanneer deze schriftelijk binnen veertien dagen na uiterste betaaldatum van de nota wordt gedaan. Daarbij moet inzicht worden gegeven in de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de betalingsonmacht.
De rechtbank overweegt vervolgens dat door de vennootschap géén tijdige melding betalingsonmacht is gedaan. Ten aanzien van de premienota’s van 27 maart 2015 moest dit uiterlijk 1 mei 2015 gebeuren, in verband met de uiterste betaaldatum. Het enkele verzoek de incassomaatregelen te staken is daartoe onvoldoende. De bestuurder wordt voor het niet betalen van de premienota’s hoofdelijk aansprakelijk geacht.
In december 2016 is wel een melding betalingsonmacht gedaan. Volgens de kantonrechter kan de vraag naar rechtsgeldigheid daarvan in het midden blijven. Nu deze melding ziet op de herziene premienota’s en de betalingsonmacht reeds in maart 2015 aanwezig was.
Geslaagd beroep op verjaring
Door de bestuurder wordt echter een geslaagd beroep op verjaring gedaan. Hiermee wordt bedoeld dat door verloop van tijd een vordering niet meer geldend kan worden gemaakt. De kwalificatie van de vordering bepaalt de toepasselijke termijnen. Een rechter kan een beroep op verjaring niet ambtshalve toepassen, maar hier dient in rechte een beroep op te worden gedaan. In het onderhavige geval niet zonder resultaat!
De kantonrechter overweegt dat de vordering van het pensioenfonds opeisbaar is vanaf het moment dat de vennootschap met de premiebetaling in gebreke is gebleven. Daarvoor sluit de kantonrechter aan bij de vervaldatum van de premienota’s, medio april 2015. Op grond van artikel 3:308
BW is sprake van een verjaringstermijn van vijf jaar, vanaf het moment van opeisbaarheid van de vordering. De persoonlijke aansprakelijkstelling van het pensioenfonds in november 2023, en later in de procedure (juni 2024) is hierdoor ruimschoots te laat. Het beroep van de (oud-)bestuurder op verjaring slaagt!
Onrechtmatige daad
Ten slotte oordeelt de kantonrechter over de vordering van het pensioenfonds dat sprake is van een onrechtmatige daad. Op grond van artikel 3:310
BW geldt dan een verjaringstermijn van vijf jaar ingaande op het moment van (daadwerkelijke) bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Op basis waarvan een rechtsvordering kan worden ingesteld.
Het pensioenfonds stelt dat sprake is van onrechtmatig handelen door niet tijdig een melding betalingsonmacht te doen. Op grond van de Wet Bpf 2000 kan een bestuurder worden aangesproken zodra de vennootschap met de betaling in gebreke blijft. Vanaf dat moment is de vordering jegens de bestuurder opeisbaar, aldus de kantonrechter. Het pensioenfonds was immers vanaf dat moment bekend met de (mogelijke) schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Vanwege het uitblijven van een tijdige melding betalingsonmacht had het pensioenfonds de bestuurder vanaf dat moment (mei 2015) aansprakelijk kunnen stellen. Maar heeft dit dan niet gedaan. Door dit eerst in november 2023 te doen, is (ook) deze vordering verjaard. De verwijzing van het pensioenfonds naar het arrest van het Hof (juli 2019) kan haar niet baten. Daadwerkelijke bekendheid met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden is voor de aanvang van de verjaringstermijn niet vereist.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat het pensioenfonds ook in december 2016 naar aanleiding van de melding betalingsonmacht geen vordering heeft ingesteld jegens de bestuurder. Terwijl het fonds op dat moment in ieder geval bekend was met de betalingsonmacht en het ontbreken van een tijdige melding door de bestuurder. Ook in het geval bij deze datum wordt aangesloten, is de vordering van het fonds verjaard. Én is de bestuurder niet hoofdelijk aansprakelijk voor het onbetaald blijven van de premienota’s.
Tijdig handelen is key!
De gevolgen van een niet-tijdige premiebetaling kunnen aanzienlijk zijn voor zowel werkgever als bestuurder. Dit kan resulteren in persoonlijke aansprakelijkheid. Voor de pensioenopbouw van werknemers heeft dit in beginsel geen gevolgen. Immers, zodra een werkgever onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds kwalificeert, heeft de werknemer recht op pensioen. Ongeacht de vraag of door de werkgever premie is betaald. Dit komt dan ten laste van het pensioenfonds. Echter heeft ook de werknemer belang bij correct handelen, voor de toekomst en het voortbestaan van de onderneming.
Onduidelijk is waarom in het onderhavige geschil niet eerder een vordering tot persoonlijke aansprakelijkheid werd ingesteld. Hierdoor kon door de bestuurder een geslaagd beroep op verjaring worden gedaan.
Tijdig handelen is en blijft in deze situaties echter wel key! Dit onderstreept ook het belang van een tijdige melding betalingsonmacht. Zowel voor de vennootschap als de bestuurder in persoon kan dit grote en onvoorziene (en ongewenste) gevolgen met zich meebrengen. Laat je hierover adviseren en trek tijdig aan de bel!