Waardeoverdracht

Datum laatste wijziging: 22 maart 2021  |  Trefwoorden: , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Wet uitvoering richtlijn overgang ondernemingen en uitzonderingen
  3. Verzamelwet pensioenen 2012
  4. Ontheffing verplichte waardeoverdracht pensioen kleine werkgevers
  5. Beslissing waardeoverdracht
  6. Toezicht AFM
  7. Rekenrente
  8. Verbod waardeoverdracht bij te lage dekkingsgraad
  9. Vrijwillig recht op waardeoverdracht
  10. Onderzoek n.a.v. knelpunten
  11. Klijnsma stuurt Tweede Kamer brief over waardeoverdracht
  12. Besluit aanpassing regels bij waardeoverdracht gepubliceerd
  13. Klijnsma houdt vast aan beperking waardeoverdracht
  14. Is waardeoverdracht tegenwoordig nog wel zinvol?
  15. Geen negatieve rentevergoeding bij waardeoverdracht
  16. Voorlopig geen gedeeltelijke collectieve waardeoverdracht
  17. Waardeoverdracht 2018 en 2019
  18. Honderdduizenden minipensioenen vervallen
  19. PMT moet schadevergoeding betalen vanwege slechte voorlichting
  20. AVH ziet af van rechtenoverdracht naar PGB
  21. Pensioenuitvoerders starten met overdragen ‘oude’ kleine pensioenen

Inleiding

Bij wijziging van de dienstbetrekking bestaat het wettelijke recht om (vrijwillig) pensioenkapitaal over te hevelen c.q. 'invaren' naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, de zogeheten waardeoverdracht. Op basis van het ingebrachte kapitaal, koopt de werknemer een aantal fictieve dienstjaren. De oude werkgever is wettelijk verplicht de vertrekkende werknemer te wijzen op zijn recht op waardeoverdracht. De nieuwe pensioenuitvoerder informeert de werknemer over het wettelijk recht van waardeoverdracht. De oude pensioenuitvoerder informeert ook. Vervolgens kan de gewezen deelnemer de informatie zelf wegen of zich laten bijstaan door een adviseur. Het betreft complexe materie welke een grondige analyse vereist voordat de gewezen deelnemer van zijn recht gebruik zou moeten maken. De oude werkgever hoeft er niet over te informeren.
 
Het probleem van de carrièrebreuk kan men zoals gezegd (voor een deel) oplossen door een waardeoverdracht van de pensioenaanspraken van de vorige werkgever naar de nieuwe. Wanneer een werknemer hiervan gebruik wil maken, is de nieuwe werkgever sinds 8 juli 1994 verplicht hieraan zijn medewerking te verlenen. De overdrachtswaarde (een soort afkoopwaarde) zet de nieuwe werkgever om in extra pensioenjaren. De werknemer moest binnen 6 maanden* na opname in een nieuwe pensioenregeling een verzoek tot waardeoverdracht doen.

* de 6 maanden regeling is verleden tijd, zie onderstaande alinea 'Besluit aanpassing regels bij waardeoverdracht gepubliceerd'.

Met de hele procedure is de werknemer gemiddeld een jaar kwijt. Omdat de materie van de waardeoverdracht ingewikkeld is, wordt aangeraden dat een adviseur de werknemer in deze bijstaat.

NB: Waardeoverdracht geldt alleen voor pensioenbasissystemen (Defined benefit (DB)) i.c. eindloon- en middelloonsystemen en niet voor premiebasissystemen (Defined contribution (DC)), zie voor meer details subrubriek Premiebasissysteem.

Wet uitvoering richtlijn overgang ondernemingen en uitzonderingen

Op 1 juli 2002 is de Wet uitvoering richtlijn overgang ondernemingen ingegaan. De wet voorziet in het behoud van rechten van werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van vestigingen. Een belangrijk onderdeel van deze wet heeft betrekking op de overgang van pensioenrechten. De regeling beschermt werknemers als bij de overgang van de onderneming de oude werkgever of de nieuwe werkgever geen pensioenregeling heeft. Dit betekent nog niet dat de pensioenregeling van de werknemers er niet op achteruit kan gaan. De regeling heeft tot doel om te voorkomen dat de pensioenregeling van werknemers door een overgang, zoals op grond van de huidige regeling het geval is, zonder meer wordt beëindigd of dat men de overgenomen werknemers zonder pensioenregeling uitsluit van deelneming in de geldende pensioenregeling van de verkrijgende onderneming. De hoofdregel is dat de rechten en verplichtingen die voortkomen uit een pensioenovereenkomst aan een werknemer door de oude werkgever (vervreemder) van rechtswege overgaan op de nieuwe werkgever (verkrijger).

Op voornoemde wet bestaan de volgende uitzonderingen:
  • als zowel de oude werkgever als de nieuwe werkgever een pensioenregeling hebben, dan kan de nieuwe werkgever ervoor kiezen om zijn eigen pensioenregeling toe te passen. De pensioenovereenkomsten van de oude werkgever gaan dan niet van rechtswege over op de nieuwe werkgever;
  • de nieuwe werkgever valt onder een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds en de werknemer gaat daarin deelnemen omdat hij door de overgang van de onderneming nu ook onder de werkingssfeer van het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds valt;
  • indien bij CAO andere afspraken worden gemaakt over de pensioenovereenkomst.
Is sprake van één van de hiervoor genoemde uitzonderingen dan ontstaat een nieuwe pensioenovereenkomst van de nieuwe werkgever aan de overgegane werknemers. Hierbij hoeft de werkgever in beginsel geen rekening te houden met pensioenovereenkomsten van de oude werkgever, zoals backserviceverplichtingen en dienstjaren van de werknemers.

Verzamelwet pensioenen 2012

Op 1 januari 2012 is de Verzamelwet pensioenen 2012 in werking getreden. Deze wet bewerkstelligt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur regels kunnen worden gesteld aangaande tijdelijke inperking van de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling door de overdragende of ontvangende werkgever. Tevens bevat de wet de mogelijkheid om in de pensioenregeling op te nemen dat een vertrekkende deelnemer met partner in geval van beëindiging van zijn deelneming standaard een deel van zijn ouderdomspensioenen voor partnerpensioen omruilt; een mogelijkheid die vanaf 1 januari 2012 kan worden aangewend. Deze wetswijziging is tot stand gebracht om de nadelige effecten teniet te doen die wisseling van werkgever bij een bestaand partnerpensioen op risicobasis zou opleveren. Omdat het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd, is er na einde dienstbetrekking over de gewerkte jaren immers geen partnerpensioendekking meer. Omruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen kan dit hiaat (deels) dichten. Zie deze wet en toelichting door de overheid.

Ontheffing verplichte waardeoverdracht pensioen kleine werkgevers

Vanaf 2013 geldt een tijdelijke overheidsmaatregel voor individuele waardeoverdracht om te voorkomen dat werkgevers met een forse bijbetaling te maken krijgen. Deze maatregel betekent dat in bepaalde situaties een werkgever niet mee hoeft te werken aan een waardeoverdracht van (ex)werknemers. Dit geldt voor zogenaamde kleine werkgevers die voor de overdracht meer dan euro 15.000,-- of meer dan 10% van de overdrachtswaarde moeten bijbetalen. Werkgevers met een premieplichtige loonsom onder de euro 757.000,-- (wet financiering sociale verzekeringen) vallen onder de noemer kleine werkgever.

De tijdelijke maatregel speelt bij salaris-diensttijd regelingen en beschikbare premieregelingen waar de premie direct wordt omgezet in een aanspraak op een pensioenuitkering. Bij ander soortige pensioenregelingen zijn hoge bijbetalingslasten niet aan de orde.

De maatregel is niet van toepassing bij kleine werkgevers die zijn aangesloten bij een pensioenfonds.

Beslissing waardeoverdracht

Omdat elke individuele situatie anders is (onder meer afhankelijk van het soort pensioenregeling), zijn er geen algemene regels te geven of een waardeoverdracht verstandig is. In de volgende situaties is een waardeoverdracht wel verstandig:
  • de nieuwe werkgever heeft een eindloonregeling en de werknemer heeft grote verwachtingen qua carrière en salarisstijgingen;
  • de oude werkgever gaat niet over tot indexering van de opgebouwde, premievrije aanspraken (dit kan alleen als de pensioenen niet worden geïndexeerd).
NB: Bij een wettelijke individuele waardeoverdracht (d.w.z. verandering van werkgever en aangevraagd binnen 6 maanden) kan het tekort niet op de werknemer worden verhaald.

Toezicht AFM

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) ziet toe op het gedrag van financiële instellingen en doet o.m. onderzoek naar de waardeoverdracht van pensioenen.

Rekenrente

De wettelijke rekenrente is voor 2014 vastgesteld op 2,785% (2013: 2,432%). Pensioenverzekeringen zijn als regel gebaseerd op een rekenrente van 3% en oudere contracten op 4%. Aangezien het wettelijk tarief uitgaat van 2,785% zal de overdrachtswaarde hoger zijn dan de afkoopwaarde en dient de oude werkgever bij te betalen.

Verbod waardeoverdracht bij te lage dekkingsgraad

Is de dekkingsgraad van een Bedrijfstakpensioenfonds lager dan wettelijk verplicht, dus lager dan 100? Dan mag volgens de Pensioenwet het Bedrijfstakpensioenfonds (tijdelijk) niet meewerken aan verzoeken tot uitgaande waardeoverdracht. Het verzoek tot waardeoverdracht zal door het Bedrijfstakpensioenfonds pas in behandeling worden genomen, zodra de dekkingsgraad minimaal 3 maanden achtereenvolgens de minimale vereiste dekkingsgraad heeft bereikt.

In de jaren dat bedrijfspensioenfondsen het zwaar hadden, konden vele aanvragen tot waardeoverdracht niet worden afgehandeld worden. Begin 2013 en daarvoor zijn bijvoorbeeld ruim 40.000 verzoeken tot overzetten blijven liggen. Drie kwart daarvan inkomend bij ABP en een kwart uitgaand. (Bron: CMHF)

In 2015 is het weer raak, door de lage rentestand en het inzakken van de aandelenmarkt zijn grote pensioenfondsen - ABP, Zorg en Welzijn en PME e.a. - onder de dekkingsgraad van 100% gekomen. Gevolg is dat in voorkomende gevallen de waardeoverdracht bij deze fondsen is opgeschort.

Vrijwillig recht op waardeoverdracht

Naast het wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat er ook een vrijwillig recht op waardeoverdracht, de collectieve waardeoverdracht en de internationale waardeoverdracht. Volgens ingewijden is het in voorkomende gevallen gewenst zich te laten adviseren door een accountant.

Onderzoek n.a.v. knelpunten

De Stichting van de Arbeid (Star), de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars willen onderzoeken of het mogelijk is de systematiek rond waardeoverdracht van pensioenen te wijzigen zonder nieuwe knelpunten te veroorzaken.
Werknemers die overstappen naar een nieuwe werkgever, hebben het wettelijke recht om hun opgebouwde pensioenrechten mee te nemen naar het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van die nieuwe werkgever. Op die manier hebben kunnen werknemers eenvoudiger overzicht over hun gespaarde pensioen houden, en wordt een pensioenbreuk voorkomen.
De fondsen gebruiken echter een andere rekenmethodiek om de waarde van het pensioen te berekenen dan de verzekeraars waardoor de uiteindelijke hoogte van het pensioen niet hetzelfde is. Indien bij een pensioenoverdracht sprake is van een tekort, dan verrekenen pensioenfondsen dat verschil onderling. Verzekeraars daarentegen mogen het eventuele tekort verhalen op de werkgever. Dat gebeurt jaarlijks zo’n 26.000 keer, bleek in 2010 uit onderzoek van SEO. Vooral voor kleine bedrijven kan een verzoek tot waardeoverdracht leiden tot financiële problemen.

Klijnsma stuurt Tweede Kamer brief over waardeoverdracht

Staatssecretaris Klijnsma heeft op 20 januari 2014 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over waardeoverdracht. In de brief gaat de staatssecretaris in op handhaving van het recht op individuele waardeoverdracht en kondigt zij onderzoek aan naar vereenvoudiging van het recht op individuele waardeoverdracht. De uitgangspunten in deze brief komen in grote mate overeen met de gedachten die de Pensioenfederatie over dit onderwerp heeft.

Besluit aanpassing regels bij waardeoverdracht gepubliceerd

Het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met aanpassing van de regels bij waardeoverdracht is in 2015 gepubliceerd.
Met een amendement is de termijn van 6 maanden in artikel 71, derde lid van de Pensioenwet vervallen waarbinnen een deelnemer een verzoek moet doen om het proces van een bepaalde mogelijkheid van waardeoverdracht in gang te zetten. Het vervallen van die termijn van 6 maanden biedt voor werknemers voordelen. Hierdoor krijgen werknemers namelijk meer tijd zich in waardeoverdracht te verdiepen.

Klijnsma houdt vast aan beperking waardeoverdracht

 Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken heeft vragen beantwoord over het komend ontwerpbesluit over de aanpassing van de regels voor waardeoverdracht bij baanwisseling. Het ontwerpbesluit regelt dat waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 altijd mogelijk is. Het ontwerpbesluit regelt daarnaast dat ook voor grote werkgevers de maximale bijbetaling wordt beperkt tot € 15.000. Voor kleinere werkgevers was dit al het geval.

Het gevolg van deze maatregel is dat een werknemer bij wie de maximale bijbetaling groter is dan € 15.000 geen recht op waardeoverdracht heeft.

De staatssecretaris heeft een bredere herziening van het systeem van individuele waardeoverdracht aangekondigd. Het streven is om in het eerste kwartaal van 2016 daarover een brief naar de Tweede Kamer te sturen. Bij die herziening zal opnieuw worden gekeken naar de werking van de regels tot beperking van de bijbetaling tot € 15.000 per geval.

Is waardeoverdracht tegenwoordig nog wel zinvol?

Door de dalende marktrente en de financiële gevolgen die dat voor de oude of nieuwe werkgever kan hebben, staat dit recht op individuele waardeoverdracht de laatste jaren inmiddels flink ter discussie. Door de huidige lage rentestand (wettelijke rente 2016: 1,629%) is het risico op een bijbetalingsverplichting voor de werkgever vooral bij een uitgaande waardeoverdracht erg groot.

Voor werkgevers is de beperking van de bijbetalingsverplichting positief, terwijl dit voor werknemers negatief lijkt te zijn. Omdat de eindloonregeling tegenwoordig vaak wordt vervangen door een middelloonregeling of zelfs door een beschikbare premieregeling, is het belang van waardeoverdracht steeds verder af komen te liggen van de oorspronkelijke doelstelling, namelijk het voorkomen van pensioenbreuk. In de praktijk blijkt waardeoverdracht vaak zelfs helemaal niet zinvol te zijn. Het is daarom voor een werkgever van belang met de werknemer te bespreken wat het motief is voor deze waardeoverdracht en te (laten) berekenen of de overdracht überhaupt wel een voordeel oplevert.

Tegenwoordig bieden steeds meer verzekeraars, tegen een geringe premieopslag, een product aan om de financiële gevolgen van waardeoverdracht op te vangen. Het loont de moeite na te gaan of uw verzekeraar een dergelijk product aanbiedt en wat de kosten hiervan zijn. Daarnaast is het raadzaam kennis te nemen van de grenzen voor de bijbetalingsverplichting. (Bron: BDO)

Geen negatieve rentevergoeding bij waardeoverdracht

Bij individuele wettelijke waardeoverdrachten is de overdragende pensioenuitvoerder rente verschuldigd aan de ontvangende pensioenuitvoerder (artikel 23 lid 4 van het Besluit Uitvoering Pensioenwet). Deze rentevergoeding is gebaseerd op het U-rendement. Voor 2017 is het U-rendement waarmee gerekend zou moeten worden negatief. De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben hierover overleg gevoerd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vraag is namelijk hoe moet worden omgegaan met deze bijzondere situatie. Aangezien er in het Besluit Uitvoering Pensioenwet staat dat de overdragende uitvoerder rente is verschuldigd aan de ontvangende uitvoerder, en niet andersom, is gezamenlijk geconcludeerd dat de rente niet negatief kan zijn. Dat betekent dat er in 2017 moet worden gerekend met een rentepercentage van nul procent. (Bron: VVP, 6 feb. 2017)

Voorlopig geen gedeeltelijke collectieve waardeoverdracht

Een carve out van gepensioneerden blijkt wettelijk niet te kunnen. Het kabinet laat de oplossing hiervan aan de nieuwe regering, schrijft staatssecretaris Klijnsma.

Bij een carve out* van gepensioneerden worden de pensioenrechten van de gepensioneerden bij een pensioenuitvoerder (bijvoorbeeld een pensioenfonds) uit het collectief onttrokken en overgedragen naar een andere pensioenuitvoerder (bijvoorbeeld een verzekeraar). De pensioenaanspraken van de actieve en gewezen deelnemers blijven achter bij de huidige pensioenuitvoerder. In feite gaat het om een gedeeltelijke collectieve waardeoverdracht (CWO).

DNB stelt dat er aan een carve out naast voordelen ook risico's kleven. (Bron: VVP, 8 okt. 2017)

*Transactie waarbij een onderneming een onderdeel verkoopt. De ontvlechting kan lastig zijn als de dochtermaatschappij erg verweven is met het moederbedrijf.

Waardeoverdracht 2018, 2019 en 2020

De Wet waardeoverdracht klein pensioen treedt deels in werking per 1 maart 2018. Het merendeel van de maatregelen uit de wet gaat echter pas in per 1 januari 2019, zoals het vervallen van mini-pensioenen en de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen.

De nieuwe regels voor de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen gelden vanaf 1 januari 2019 en zijn van toepassing op pensioendeelnemingen die eindigen vanaf 1 januari 2018. Bestaande kleine pensioenen mogen pas per 1 januari 2020 automatisch worden overgedragen. Voorwaarde voor de afkoop toegestaan als waardeoverdracht gedurende vijf jaar niet mogelijk is, bijvoorbeeld doordat de ex-werknemer geen nieuwe baan vindt of hij een baan aanneemt zonder pensioenregeling. (Bron: Rijksoverheid, 17 dec. 2017)

NB: Is uw pensioen minder dan € 474,11 per jaar (2017) en meer dan € 2 per jaar? Dan gaat het pensioen mee.
Ieder jaar wordt het bedrag geindexeerd. In 2018 is het bedrag € 484,09.

Automatische waardeoverdracht kleine pensioenen voor 400.000 pensioenen een probleem

Er is een groot probleem met de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen. Maar liefst 400.000 van die pensioenen kunnen namelijk per 1 januari 2020 niet overgedragen worden, omdat ze niet door een individuele oorzaak zijn ontstaan.
In de praktijk blijkt dat in veel gevallen niet te kunnen. Het Verbond van Verzekeraars kwam er samen met de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid achter dat maar liefst 400.000 kleine pensioenen moeten blijven staan waar ze staan.

Individuele oorzaak

Automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen mag volgens de nieuwe wet alleen als aangetoond kan worden dat het ontstaan ervan een individuele oorzaak heeft, zoals een wisseling van baan. Als een werkgever een overeenkomst sluit met een andere pensioenuitvoerder en de werknemers afzien van een collectieve waardeoverdracht naar de nieuwe partij, is hier echter geen sprake van. De aanspraken blijven dan achter bij de oude uitvoerder. Dat geldt dan ook voor de kleine pensioenen. Bovendien zijn er pensioenuitvoerders die in het verleden van slapende pensioenen niet geregistreerd hebben of die zijn ontstaan door een individuele of collectieve oorzaak.

Minister Koolmees

In een brief roepen de partijen minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op om de wet aan te vullen. Ze willen dat de Nederlandsche Bank straks de automatische waardeoverdracht voor alle kleine pensioenen toe gaat staan, ongeacht de manier waarop ze tot stand kwamen. De aanvulling zou volgens de drie partijen per 1 januari 2020 in moeten gaan. Dat is de datum waarop de automatische overdracht van kleine pensioenen van start gaat

Honderdduizenden minipensioenen vervallen

Per 1 januari 2019 hebben pensioenfondsen honderdduizenden pensioenen van € 2 of minder laten vervallen. Enkele fondsen, zoals ABP, Schoonmaak en Vervoer, hebben echter gewacht en benaderen dit jaar deelnemers met de mogelijkheid tot afkoop.

PMT moet een deelnemer die zijn pensioenaanspraken overdroeg een schadevergoeding betalen

Het fonds had de deelnemer moeten informeren over het mogelijk korten van aanspraken.
Dat staat in een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag. Het draait om een collectieve waardeoverdracht van Nationale Nederlanden naar PMT. Daimler had voor zijn Nederlandse werknemers sinds 1978 een pensioenovereenkomst met Nationale Nederlanden. Die overeenkomst liep af, waarna het bedrijf verplicht aansloot bij PMT.
Daimler vroeg Nationale Nederlanden een tijdje later om de opgebouwde rechten en aanspraken collectief over te dragen aan PMT. Tegen de overdracht was individueel bezwaar mogelijk. Deelnemers moesten schriftelijk worden geïnformeerd over de voorgenomen collectieve waardeoverdracht. Dit staat in artikel 83 van de Pensioenwet.
Volgens het gerechtshof gaat dit artikel ervan uit dat of de werkgever, of de uitvoerder die het pensioen overdraagt de deelnemers informeert, in dit geval Daimler of Nationale Nederlanden. Alleen heeft PMT, zo constateert het hof, de deelnemers geïnformeerd. En als het pensioenfonds die taak op zich neemt, dan moet het dat wel goed doen.

Kans op korting niet vermeld

Daar schort het dus aan, volgens het hof. De crux is dat PMT in de brief nalaat de deelnemer te informeren over ‘de mogelijkheid van een toekomstige korting en de omstandigheden waaronder PMT deze korting zou kunnen toepassen’. Nationale Nederlanden heeft die mogelijkheid als verzekeraar niet en daardoor bestaat op dit punt een wezenlijk verschil in de uitvoering van de pensioenregeling, aldus de uitspraak.
Voor het hof weegt mee dat de kans op korting op het moment van schrijven, januari 2009, niet verwaarloosbaar of alleen maar theoretisch was. ‘Integendeel, naar PMT zelf heeft gesteld maakten pensioenfondsen, zoals PMT, begin 2009 een moeilijke periode door. (…) Een korting van de aanspraken en rechten zou substantieel kunnen zijn, en naar haar aard in elk geval definitief.’ Daar komt bij dat PMT in zijn brief alleen argumenten noemde om géén bezwaar te maken tegen de waardeoverdracht. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende zin: ‘De overdracht van uw pensioenaanspraken en pensioenrechten van Nationale-Nederlanden naar PMT heeft voor u geen financiële gevolgen.’
De hoogte van de schade moet nog worden vastgesteld
 
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:958

AVH ziet af van rechtenoverdracht naar PGB

Pensioenfonds AVH (Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel) heeft op het laatste nippertje besloten om de pensioenrechten toch niet bij PGB onder te brengen. Reden is dat de verwachte korting bij de overgang met 15% te hoog werd.
(Het fonds PGB is in 1953 opgericht door werkgevers en werknemers uit de Grafimedia. Inmiddels zijn er meerdere bedrijfstakken bij PGB aangesloten)

Pensioenuitvoerders starten met overdragen ‘oude’ kleine pensioenen

Pensioenuitvoerders kunnen beginnen met de waardeoverdracht van kleine pensioenen die in het verleden (voor 1 januari 2018) zijn ontstaan, zodat ze voor deelnemers worden samengevoegd tot één pensioen. De planning die de automatische overdracht van kleine pensioenen uit het verleden regelt, is vandaag (16 maart) in de Staatcourant gepubliceerd. Het samenvoegen van pensioenen zorgt voor lagere uitvoerings- en administratiekosten en zorgt dat het pensioen over minder potjes is verdeeld. (Bron: Pensioen Frederatie, 16 mrt. 2021)