Loon- en inkomstenbelasting

Datum laatste wijziging: 19 december 2023  |  Trefwoorden: , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Voorheffing
  2. Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
  3. Inhoudingsplicht
  4. Wet inkomstenbelasting 2001
  5. Boxen
  6. Tax Liberation Day
  7. Partnerbegrip
  8. Boete zwart sparen
  9. Belastingverlagingen alleen richten op meer banen
  10. Commissie Dijkhuizen
  11. Geschil politieke partijen
  12. Begroting 2015
  13. Buitenlandse belastingplichtigen
  14. Inkomen tot een ton belasten met 35 procent
  15. Naslag
  16. Meer ruimte gemeente voor belastingheffing
  17. Boete voor zwart geld in buitenland gaat omhoog
  18. Europees referentiepunt voor belasting op arbeid
  19. Begroting 2016
  20. Wetsvoorstel Belastingplan 2016 aangenomen
  21. Lage inkomens betalen relatief veel indirecte belasting
  22. 'Verhaal SP en GroenLinks klopt niet'
  23. Komt 10%-regeling terug?
  24. Fout in loonbelastingtabellen 2018
  25. Belasting voor buitenlandse digitale bedrijven 
  26. 400.000 belastingontduikers in Nederland
  27. Laat onderscheid tussen toeslagen en belasting vallen
  28. Uitstel betaling loonbelasting loopt uiterlijk 1 januari 2021 af
  29. Polisadministratie
  30. Besluit Inkomstenverhouding (IKV)
  31. Invoering definitie IKV uitgesteld tot 2027

Voorheffing

Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting, dit houdt in dat de door de onderneming ingehouden loonbelasting later wordt verrekend met de particuliere inkomstenbelasting. Heeft de belastingplichtige geen andere inkomsten dan loon, dan zal de belastingplichtige meestal geen inkomstenbelasting verschuldigd zijn.

Zowel de loon- als de inkomstenbelasting zijn in wetten vastgelegd:

Algemene Wet inzake Rijksbelastingen

De berekening en de heffing van de loon- en inkomstenbelasting vallen onder de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Deze wet bevat een aantal definities en bepalingen die van toepassing zijn op de heffing van alle belastingen die door de rijksbelastingdienst worden geheven. Voorts bevat de AWR bepalingen over (de behandeling van) de aangifte*, bezwaarschriften en het instellen van beroep bij de belastingrechter.

* Met ingang van 1 januari 2012 kan de werkgever geen aangifte loonheffingen op papier meer doen, dit moet digitaal.

Inhoudingsplicht

Volgens de wet (onder meer de Wet op de Loonbelasting 1964) is de werkgever verplicht loonbelasting en premies volksverzekeringen, sociale verzekeringen en zorgverzekeringswet op het loon van de werknemers in te houden en aan de Belastingdienst af te dragen.
 

Wet inkomstenbelasting 2001

De Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bevat een volledig herziene tekst voor de inkomstenbelasting en is daarmee de opvolger van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964).

Kenmerkend voor de nieuwe wet is de opzet in de vorm van gesloten boxen met elk hun eigen regels en tarieven. Ten opzichte van de oude wet zijn belangrijke wijzigingen onder andere:

  • meer individuele belastingheffing;
  • invoering van het boxenstelsel;
  • verlaging van de tarieven van de belastingschijven;
  • verminderen en veranderen van een aantal aftrekposten;
  • de vervanging van de belastingvrije sommen door de heffingskorting.

Boxen

Het huidige inkomstenbelastingstelsel kent niet één totaalinkomen, maar drie inkomens die afzonderlijk belast worden. Elk belastbaar inkomen is ondergebracht in een aparte box met een eigen tarief:

  • box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning (progressief tarief)*;
  • box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang* (vast tarief)¹;
  • box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (vast tarief)**.

¹ Aanmerkelijk belang is een term in het belastingrecht betreffende het bezit van aandelen in een vennootschap door een natuurlijke persoon.

* Bedragen, zie Belastingschijven (tabellen).
** Bedragen, zie Box 2 en 3 (tabellen).

NB: Het totaal van de inkomsten en aftrekposten in de 3 boxen noemt men 'verzamelinkomen'.

Tax Liberation Day

Een originele wijze om de belastingdruk tussen verschillende landen te meten is Tax Liberation Day, de kalenderdag waarop een werknemer in theorie stopt met werken om belastingen aan de staat te betalen en zijn/haar inkomen mag houden. Een Nederlander werkt gemiddeld tot 21 juni voor de staat, een Belg werkt pas vanaf 6 augustus 'belastingvrij'. België is al vier jaar op rij het land waar de belastingdruk het grootst is.

Partnerbegrip

Met ingang van 1 januari 2011 geldt een uniform- of basispartnerbegrip voor alle belastingwetten. Als uitgangspunt geldt dat gehuwden, geregistreerd partners en ongehuwd samenwonenden met een notariële samenlevingsovereenkomst automatisch fiscaal partner² zijn en dat voor anderen de keuzemogelijkheid in beginsel vervalt.

En verder, ongehuwd samenwonenden worden als partners aangemerkt als zij samen met een kind van een van beide op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) staan ingeschreven.

² Meer over 'fiscale partner', zie site Belastingdienst.

Boete zwart sparen

Vanaf 1 juli 2014 moet dertig procent extra belasting worden betaald. Vanaf 1 juli 2015 is de boete zestig procent. Als het zwarte spaargeld zonder inkeer van de eigenaar wordt gevonden, kan de boete oplopen tot driehonderd procent, zie ook onderstaande alinea 'Boete voor zwart geld in buitenland gaat omhoog.'

Belastingverlagingen alleen richten op meer banen

Het kabinet wil wel belastingen verlagen en eenvoudiger maken, maar die maatregelen moeten leiden tot meer banen, heeft het Financieele Dagblad vernomen in kabinetskringen. Alle meevallers worden ingezet om via lagere belastingen de werkgelegenheid te bevorderen. Het belastingsysteem gaat hiervoor niet helemaal op de schop, maar het moet wel vereenvoudigd worden. Het kabinet wil vooral belemmeringen wegnemen voor ondernemers: het moet gemakkelijker en goedkoper worden om mensen in dienst te nemen. Het streven is volgens het FD onder meer om het aantal huishoudens dat toeslagen ontvangt (zoals de huur- of zorgtoeslag) met driekwart te verlagen. De gevolgen daarvan moeten worden opgevangen binnen het fiscale systeem.

Commissie Dijkhuizen

Een commissie onder leiding van oud-bankier Kees van Dijkhuizen kwam vorig jaar met een advies om het belastingstelsel te hervormen. De vorige ingrijpende wijzing dateert van rond de eeuwwisseling. Van Dijkhuizen c.s. stellen onder meer voor de fiscale tarieven fors te verlagen en aftrekposten en toeslagen te schrappen.

Geschil politieke partijen

VVD en PvdA zijn het er op zich over eens dat het belastingsysteem op de schop moet. Ze willen ook allebei dat de belasting op arbeid flink omlaaggaat, want dat zorgt voor meer banen. Maar over de manier waarop dat betaald moet worden - de kosten bedragen volgens een betrokkene 3 tot 5 miljard euro - lopen de meningen vooralsnog sterk uiteen. De PvdA wil de lasten op vermogen* flink verhogen, zodat er geld beschikbaar komt om werken goedkoper te maken. De VVD wil daarentegen het geld voor lastenverlaging zoeken door verder te snijden in de overheidsuitgaven.

*Als iemand bezittingen, spaargeld, aandelen, krediet bij een bank of een tweede woning heeft, dan heeft hij een vermogen. Of hij belasting moet betalen over het vermogen hangt af van de hoogte van het vermogen, de waarde van de bezittingen moet in ieder geval hoger zijn dan de waarde van de eventuele schulden.

Begroting 2015

Het tarief van de eerste belastingschijf wordt per 2015 verhoogd van 36,25% naar 36,5%. De tarieven van de overige belastingschijven blijven ongewijzigd. De in Belastingplan 2014 aangekondigde verhoging van de eerste schijf in 2016 met 0,06% blijft gehandhaafd. De hoogte van de belastingschijven verandert wel,

De regering werkt aan een herziening van het belastingstelsel. Dit moet het stelsel flink vereenvoudigen en daarnaast de werkgelegenheid stimuleren door verlaging van de lasten op arbeid. De ambitie is om 100.000 nieuwe banen te creëren door een lastenverlichting op arbeid van € 15 miljard per jaar.

De kinderopvangtoeslag wordt vereenvoudigd. Het BTW-systeem gaat veranderen, wordt minder complex. De belastingdruk zal meer worden verspreid over iemands levensloop. Gemeenten moeten meer belasting kunnen heffen. De autobelastingen moeten in 2016 zijn geregeld.

Het lage BTW-tarief van 6 procent op arbeidsloon bij verbouwingen blijft een half jaar langer gelden tot 1 juli 2015.

Buitenlandse belastingplichtigen

Woont iemand niet in Nederland en heeft hij wel inkomsten of bezittingen in Nederland, dan is die persoon buitenlands belastingplichtige. Tot en met 2014 kon hij er voor kiezen om behandeld te worden als een binnenlands belastingplichtige, de zogenoemde keuzeregeling. Op 1 januari 2015 is deze keuzeregeling vervallen, uitzonderingen daargelaten.

Inkomen tot een ton belasten met 35 procent

De inkomstenbelasting in Nederland moet worden herzien om het meer in lijn te brengen met onze buurlanden. Daarvoor pleit VNO-NCW-voorzitter Hans de Boer op een bijeenkomst van leiders uit overheid en bedrijfsleven.

Voor een bruto inkomen tot 100.000 euro zou een inkomstenbelastingtarief moeten gelden van 35 procent, daarboven een nieuw toptarief van 45 procent. Daarmee zou 18 miljard euro kunnen verschuiven van de overheidskas naar de portemonnee van burgers. „De operatie is goed voor de concurrentiepositie, de binnenlandse bestedingen en groei van banen”, stelt De Boer.

Naslag

Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.

Meer ruimte gemeente voor belastingheffing

Gemeenten moeten meer ruimte krijgen om zelf belastingen op te leggen. Daarvoor pleit een commissie onder leiding van voormalig SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan. De commissie onderzocht de mogelijkheden hiertoe in opdracht van Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). .

De commissie raadt aan om in eerste instantie 4 miljard euro aan belastingen, die nu nog door het Rijk worden geheven, over te hevelen naar de gemeenten. „Het is een verstandige eerste stap”, stelt Rinnooy Kan. „Het is een manier om de zorg bij burgers en bedrijven weg te nemen dat de belastingverschuiving ze geld gaat kosten. Maar het kan hier niet bij blijven.”

Boete voor zwart geld in buitenland gaat omhoog

Per 1 juli 2015 gaat de boete over de ontdoken belasting van 30 naar 60%. Deze verhoging is op 2 september 2013 door de staatsecretaris aangekondigd bij de start van de toenmalige tijdelijk versoepelde inkeerregeling die op 1 juli 2014 eindigde. .

Afgelopen jaren meldden zich bij de Belastingdienst zo’n 12.500 zwartspaarders die 665 miljoen aan belastingen en boetes betaalden. Inkeerders betalen alsnog de verschuldigde belasting en de boete over het vermogen dat zij de afgelopen 12 jaar in het buitenland buiten het zicht van de fiscus probeerden te houden. Ontdekt de Belastingdienst het zwartsparen, dan bedraagt de boete 300 procent.

Europees referentiepunt voor belasting op arbeid

Er komt een objectief referentiepunt (benchmark) voor de belastingdruk op arbeidsinkomen*. Dit blijkt uit het verslag van de Eurogroep en Ecofin van 13 en 14 juli 2015.

De Eurogroep heeft gesproken over de mogelijkheden om via hervormingen van nationale fiscale stelsels de hoge belastingdruk op arbeidsinkomsten te verlagen. Middels een benchmark kan de Eurogroep kijken in welke landen de belastingdruk verbeterd kan worden. Meer informatie: Verslag van de Eurogroep en Ecofin van 13 en 14 juli in Brussel.

* Volgens de Belastingdienst valt onder arbeidsinkomen:

  • winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek en mkb-winstvrijstelling
  • Hierbij telt niet mee: het deel van de winst dat u als medegerechtigde of als winstdelende schuldeiser hebt.
  • loon, ziektewetuitkering en andere inkomsten die u krijgt doordat u in loondienst bent en waarop uw werkgever loonheffing moet inhouden
  • Bent u op 1 januari 61 jaar of ouder? Dan telt het bedrag niet mee dat u uit de levensloopvoorziening krijgt omdat u gebruikmaakt van levensloopverlof.
  • fooien, aandelenoptierechten en andere inkomsten waarop uw werkgever geen loonheffing hoeft in te houden
  • Bijvoorbeeld het deel van de fooien waarop uw werkgever geen loonheffing inhoudt.
  • vrijgestelde inkomsten uit loondienst als werknemer bij een internationale organisatie
  • buitenlandse inkomsten uit loondienst of een onderneming
  • resultaat uit overig werk
  • Bijvoorbeeld de opbrengsten die u niet verdient bij een werkgever, maar met een freelanceopdracht. Het gaat echter niet om de opbrengsten die u krijgt omdat u onderdelen van uw vermogen, zoals een pand of geld, ter beschikking stelt aan een met u verbonden persoon, bijvoorbeeld uw fiscale partner.

Begroting 2016

De inkomstenbelasting gaat omlaag. Dit moet de consumptie en dus ook de werkgelegenheid stimuleren. De tabel bijzondere beloningen wordt aangepast. Dit moet leiden tot een betere aansluiting tussen de loon- en inkomstenbelasting. Met ingang van 1 januari 2016 zal de inkomensafhankelijke opbouw van de arbeidskorting in de tabel bijzondere beloningen worden verwerkt. Dit heeft gevolgen voor werknemers met een inkomen tot circa € 20.000.

De derde belastingschijf wordt met € 8.000 verlengd en de tarieven in de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting gaan circa 2%-punt omlaag. Werknemers moeten volgens deze plannen vanaf 2016 netto meer geld overhouden.

Wetsvoorstel Belastingplan 2016 aangenomen

De Eerste Kamer heeft op 22 december 2015& het belastingplan 2016 aangenomen.

Lage inkomens betalen relatief veel indirecte belasting

Ruim de helft van het bruto-inkomen van huishoudens gaat op aan belastingen en premies. De hogere inkomens dragen naar verhouding het meest af aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Met name doordat ze een groter deel van hun inkomen uitgeven, betalen de laagste inkomens juist relatief veel indirecte belastingen zoals btw en accijnzen. Van de totale lasten wordt 48 procent opgebracht door de 20 procent hoogste inkomens.

Ook lokale heffingen en de premies Zorgverzekeringswet drukken relatief zwaar op huishoudens met lagere inkomens. Hierdoor kwam de totale druk van inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen, indirecte belastingen, lokale heffingen en premies Zorgverzekeringswet voor alle vijf inkomensgroepen uit op een nagenoeg gelijk niveau van rond de 37 procent in 2013. (Bron: CBS, 29 jun. 2016)

'Verhaal SP en GroenLinks klopt niet'

De cijfers in het plan dat GroenLinks en SP hebben gepresenteerd om belastingvoordelen bij de hogere inkomens weg te halen ,,kloppen van geen kant''. Dat heeft minister Jeroen Dijsselbloem (Financiën) gezegd. Hij noemt het 'pertinent onjuist' dat er 2,5 miljard euro lastenverlaging is gegaan naar de hoogste inkomens. 'Als de heren met dit soort cijfermateriaal de campagne in gaan, dan zijn ze buitengewoon kwetsbaar', aldus Dijsselbloem over Jesse Klaver (GroenLinks) en Emile Roemer (SP). 'Elk getal dat zij noemen is onjuist', aldus Dijsselbloem. (Bron: ANP & TaxLive, 18 sep. 2016)

Komt 10%-regeling terug?

Als de ex-partner na het vertrek aanzienlijk meer gaat verdienen, kan dat nadelige gevolgen hebben voor de hoogte van de toeslagen. De Belastingdienst berekent het recht op toeslag namelijk aan de hand van beide jaarinkomens over een heel jaar. Ook als de partner halverwege het jaar vertrekt. Om die gevolgen te voorkomen, kan men vanaf 1 januari 2018 in bepaalde gevallen gebruik maken van de 10%-regeling. Om in aanmerking te komen voor deze regeling, moet het jaarinkomen van de ex-partner minimaal 10 procent hoger zijn geworden. Men kan bij de Belastingdienst een verzoek indienen om de regeling toe te passen.

Aanleiding zijn uitspraken van de Raad van State dat het meetellen van deze inkomensstijgingen strijd oplevert met het discriminatieverbod van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het kabinet stelt daarom voor om voor deze situaties een structurele voorziening in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) op te nemen.

NB: De 10%-regeling is in 2012 geschrapt in het kader van vereenvoudiging. Het schrappen van de regeling was een van de aanbevelingen uit het IBO-rapport Vereenvoudiging Toeslagen uit 2009, omdat de regeling ingewikkeld was en er nauwelijks gebruik van werd gemaakt. (Bronnen: AV accountancy en Taxence, dec. 2017)

Fout in loonbelastingtabellen 2018

Onderaan de loonbelastingtabellen stond voor hogere tabellonen een percentage van 52%. Dat moet zijn 51,95%. Het percentage is aangepast. (Bron: Belastingdienst, 12 jan. 2018)

Belasting voor buitenlandse digitale bedrijven 

De PvdA heeft een initiatiefwetsvoorstel ingediend die maakt dat er een nationale belasting wordt geheven voor digitale bedrijven zoals Google en Airbnb. Het voorstel heeft een brede steun van andere partijen in de Tweede Kamer. 

Het voorstel van de PvdA (april 2019) moet gelden voor techbedrijven die wereldwijd minimaal 750 miljoen euro omzet maken en in Nederland voor minimaal 25 miljoen euro aan producten of diensten verkopen. Dat doen ook de bedrijven Uber, Twitter en Airbnb.

400.000 belastingontduikers in Nederland

In 2018 hebben zo'n 400.000 mensen in Nederland belasting ontdoken door soms of regelmatig hun werk niet op te geven. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. In totaal gaat er zo'n 4 miljard euro in die 'zwarte wereld' om.

Volgens het CBS wordt in de schoonmaakbranche het meest zwartgewerkt. In die sector gaat 1,44 miljard euro per jaar om. In de bouw, denk aan schilders of stukadoors die vaak contant worden betaald, gaat het om zo'n 800 miljoen euro per jaar. En niet te vergeten de kappers die voor 441 miljoen euro zwart knippen en scheren.

Laat onderscheid tussen toeslagen en belasting vallen

"Het Nederlandse belastingstelsel is veel te complex en heel gevoelig voor fouten." Een groep van 29 economen uit binnen- en buitenland komt daarom met voorstellen voor een beter belastingstelsel.

Initiatiefnemers zijn hoogleraren Sijbren Cnossen en Bas Jacobs, die pleiten voor een neutraler, eenvoudiger en vooral doelmatiger stelsel. Jacobs: "Het probleem met de toeslagen is dat de controle achteraf plaatsvindt. Met tot gevolg dat mensen voor vervelende verrassingen zijn komen te staan." (Bron: NOS, 18 dec. 2019)

Uitstel betaling loonbelasting loopt uiterlijk 1 januari 2021 af

Bent u ondernemer en heeft uw bedrijf betalingsproblemen door de coronacrisis? Dan kunt u nog tot 1 oktober 2020 voor 3 maanden bijzonder uitstel van betaling aanvragen, of een eerdere aanvraag verlengen.
Loopt uw bijzonder uitstel af, dan moet u bij de eerstvolgende aangifte uw belasting weer op tijd betalen.

Vanaf 1 januari 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor u uitstel van betaling hebt gekregen. Daarvoor krijgt u ruim de tijd: 2 jaar tot 1-1-2023. (Bron: Rijksoverheid, augustus 2020)

Wat zijn de details?

Begin maart heeft het kabinet een tijdelijke versoepeling voor de betaling van loonbelasting en andere belastingen aangekondigd. Dit uitstel kon worden aangevraagd door ondernemers die door de coronacrisis in financiële problemen kwamen. De komende maanden wordt dit uitstel langzaam afgebouwd. 
In een brief aan de Tweede Kamer liet staatssecretaris Vijlbrief weten hoe de afbouw van het uitstel er uit komt te zien. Belangrijkste deadline: 31 januari. Dan moeten alle ondernemers aangepast zijn aan het nieuwe normaal.

Huidige regeling uitstel loonbelasting
Vanaf het moment dat de ondernemer zich meldt voor deze regeling krijgt hij uitstel van betaling voor de meeste belastingen gedurende drie maanden. Ondernemers kunnen op verzoek langer dan drie maanden uitstel van betaling krijgen als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moeten zij in ieder geval aannemelijk maken dat de
betalingsproblemen door de coronacrisis zijn ontstaan. Omdat het kabinet gedurende de crisis constateerde dat ondernemers in veel sectoren onverminderd betalingsproblemen ondervonden, werd de regeling in mei verlengd tot 1 oktober. Ondernemers die al in een vroeg stadium uitstel van betaling hadden aangevraagd, kregen de toezegging dat het uitstel niet voor 1 oktober 2020 wordt ingetrokken.

Afbouw van uitstel loonbelasting
Voor het aflossen van de belastingschuld die in de afgelopen maanden is ontstaan komt het kabinet naar eigen zeggen met ‘een ruimhartige aflossingsregeling’. Dat betekent in elk geval dat de betalingen per 1 januari 2021 weer worden hervat. Als het uitstel voor 3 maanden is verleend, begint de betaling zodra het uitstel afloopt. Dat kan dus ook (ruim) voor 1 januari zijn.

Ondernemingen krijgen tot 1 januari 2023 de tijd

Ondernemingen krijgen 24 maanden, dus tot 1 januari 2023, om de belastingschuld in maandelijks gelijke delen af te betalen. Eerder beginnen met aflossen mag natuurlijk ook. De invorderingsrente wordt vastgesteld op 0,01 procent tot en met 31 december 2021. Er is ook geen zekerheid gevraagd voor de schuld, zoals dat bij normale betalingsregelingen wel wordt gevraagd. Er wordt ook niet verrekend met belastingteruggaven en er zijn geen aanvullende voorwaarden, tenzij ‘de belangen van de Staat in het geding zijn’. Daarmee doelt de staatssecretaris bijvoorbeeld op gevallen van fraude of misbruik.

Daarbij gaat het kabinet er van uit dat er geen aangescherpte maatregelen meer komen voor het omgaan met het coronavirus. Als dat toch nodig blijkt te zijn, wordt deze regeling mogelijk weer herzien.

Overige aflopende regelingen
Naast de afbouw van het uitstel van belastingen, worden ook de versoepelingen ten aanzien van de g-rekening en de verklaring omtrent betalingsgedrag in dezelfde lijn afgebouwd. Ook het versoepelde beleid rond de betalingsverzuimboetes loopt op 1 januari 2021 af. Dat betekent dat na 1 januari een betaalverzuimboete is verschuldigd als niet op tijd wordt voldaan aan betalingsverplichtingen. De belastingrente zal per 1 oktober 2020 weer teruggaan naar het oorspronkelijke niveau van 4%. De belastingrente voor de vennootschapsbelasting (vpb) zal tot en met 31 december 2021 ook op 4% worden gesteld, in plaats van op het oorspronkelijke niveau van 8%.

Na 1 januari 2023
Toch zal niet elke onderneming binnen 24 maanden kunnen terugbetalen. In die gevallen geeft de staatssecretarais aan dat er dan mogelijk maatwerkoplossingen komen. Bijvoorbeeld door langer uitstel te geven. De ondernemer moet dan, met een verklaring van een derde deskundige, aannemelijk maken dat er sprake is van werkelijk bestaande betalingsproblemen, dat deze van tijdelijke aard zijn, dat deze vóór een bepaald tijdstip worden opgelost en dat er sprake is van een levensvatbare onderneming. Net zoals dat nu ook moet. Verder kan de Belastingdienst bij het verlenen van extra uitstel nadere voorwaarden stellen. De Belastingdienst vraagt ook zoveel mogelijk zekerheid voor de voldoening van de schuld om de risico’s voor de schatkist te beperken. Daarbij is er ruimte om rekening te houden met de individuele situatie van de ondernemer. De staatssecretaris wil zelfs meewerken aan schuldsaneringstrajecten.

Ondernemingen ontvangen brief
Ondernemingen die belastinguitstel hebben gekregen, ontvangen binnenkort een brief met algemene informatie over de hoofdlijnen van afbouw van de uitstelregeling. In december 2020 volgt een gedetailleerde brief met informatie over een betalingsregeling voor de opgebouwde schuld, waarvan de eerste termijn eind januari 2021 vervalt. De brief bevat onder meer de voorwaarden voor de betalingsregeling en een voorlopig overzicht van de opgebouwde schuld, waarop de betalingsregeling in eerste instantie wordt gebaseerd.

In december 2020 is het nog niet mogelijk om voor alle ondernemers de totale schuld vast te stellen. De omzetbelastingaangifte over het tijdvak november 2020 bijvoorbeeld, hoeft pas op 31 december 2020 bij de Belastingdienst binnen te zijn. Ondernemers ontvangen daarom begin maart 2021 opnieuw een actueel overzicht van hun opgebouwde schuld, inclusief de resterende betalingstermijnen en de (eventueel aangepaste) bijbehorende bedragen. Gedurende de looptijd van de betalingsregeling, ontvangen ondernemers periodiek informatie over hun betalingsregeling. Na de laatste betalingstermijn krijgen ondernemers een eindafrekening met een overzicht van de nog resterende te betalen (rente)bedragen.

Polisadministratie

De polisadministratie is een register waarin de meeste Nederlandse inkomstengegevens worden opgeslagen. Hieronder vallen de arbeidsvergoedingen van werkgevers aan werknemers, maar ook bijvoorbeeld sociale uitkeringen, lijfrentes en pensioenen. Andere 'inkomsten' zoals de zorgtoeslag en kinderbijslag staan niet in de polisadministratie geregistreerd. Deze administratie is een belangrijk instrument voor de uitvoering van de Wet walvis. Het register wordt beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Het gaat om de gegevens van alle verzekerde werknemers in Nederland. UWV gebruikt deze informatie om de daglonen te berekenen. Het dagloon is het loon dat een werknemer gemiddeld per dag verdiende.

UWV gebruikt deze gegevens om de hoogte van de uitkeringen te berekenen.

UWV kan in verschillende situaties aanvullende informatie over uw werknemers vragen. Dit is het geval bij:

Een WW- of Ziektewet-beoordeling

Niet alle informatie die voor de beoordeling nodig is staat in de loonaangifte. Bijvoorbeeld het aantal uren dat een werknemer heeft gewerkt. Maar ook het aantal dagen dat hij ziek is geweest. Daarnaast vraagt UWV bij een WW- of Ziektewet-beoordeling ook informatie over het ontslag. Dat is nodig om na te gaan of de werknemer zelf schuldig is aan zijn ontslag.

Ontbrekende gegevens

In een loonaangifte kan informatie ontbreken. Bijvoorbeeld omdat de loonaangifte niet op tijd is ingediend. UWV zal contact met u opnemen om de ontbrekende informatie op te vragen. Daarmee wordt voorkomen dat uw werknemer te lang op een uitkering moet wachten.

Flexwerkers en uitzendkrachten

Is een werknemer verplicht verzekerd en/of kan hij later een uitkering aanvragen? Daar geeft de polisadministratie (nog) geen duidelijkheid over. In de administratie staat alleen hoeveel loon een werknemer in een bepaalde periode heeft gekregen. Hoeveel dagen de werknemer voor dat loon heeft gewerkt staat niet in de loonaangifte. Die informatie heeft UWV wel nodig. Bijvoorbeeld om te beslissen of een flexwerker of uitzendkracht een WW- of Ziektewetuitkering kan krijgen.

Ook de Belastingdienst haalt hier haar informatie uit over de werknemer.

Besluit inkomstenverhouding (IKV)

Wijziging Besluit SUWI en Dagloonbesluit werknemersverzekeringen

In het Besluit inkomstenverhouding is geregeld wat een inkomstenverhouding (IKV) is, en wanneer deze start en eindigt. In veel gevallen blijven de regels over de IKV hetzelfde, maar er zijn ook een aantal veranderingen. 
De inwerkingtreding van het Besluit IKV is uitgesteld. Een nieuwe inwerkingtredingsdatum is nog niet bekend. Zie voor meer informatie de Kamerbrief van 27 februari 2023. Zodra er meer informatie is over het aangepaste besluit of een nieuwe inwerkingtredingsdatum, wordt die informatie aan deze pagina toegevoegd. 
In de loonaangifte levert de werkgever de gegevens van de werknemer per inkomstenverhouding (IKV) aan. Als het besluit in werking treedt, moet u een werknemer in meer situaties in een nieuwe inkomstenverhouding of in afzonderlijke inkomstenverhoudingen in de aangifte opnemen. In het kennisdocument kunt u nu alvast lezen wat er straks verandert en kijken wat dat betekent voor uw HR- en salarisadministratie.

Wat verandert er door het besluit IKV?

Wanneer de werkgever met een werknemer een opvolgende arbeidsovereenkomst sluit, ontstaat een nieuwe inkomstenverhouding.
Opvolgende uitzendovereenkomsten geeft de werkgever steeds aan in een nieuwe inkomstenverhouding.
Betaalt de werkgever een werknemer namens UWV een uitkering, bijvoorbeeld bij zwangerschaps- of geboorteverlof, dan geeft de werkgever die uitkering aan in een aparte inkomstenverhouding.

Waarom is het 'Besluit IKV' nodig?

De gegevens uit de loonaangifte komen sinds 2006 terecht in de polisadministratie van UWV. Die gegevens worden vervolgens door verschillende organisaties gebruikt. Op loonaangifteketen.nl kunt u lezen wie de gegevens uit de polisadministratie gebruiken en waarvoor. Het is dus van groot belang dat de gegevens kloppen: voor werkgevers, werknemers en voor organisaties die de gegevens gebruiken.
Om de gegevens uit de polisadministratie op deze manier te kunnen blijven gebruiken, moeten ze aan blijven sluiten bij de wet- en regelgeving. Veranderingen daarin - zoals de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) en de premiedifferentiatie WW - maken het steeds belangrijker hoe verschillende soorten loon, uitkeringen, dienstbetrekkingen en arbeidscontracten worden aangegeven.

Invoering IKV weer uitgesteld

De invoering van de definitie van de inkomstenverhouding (IKV) is voor een vierde maal uitgesteld. Een nieuwe ingangsdatum is nog niet bepaald. Ook komt er een wijzigingsbesluit aan, dat werkgeversbetalingen op een meer praktische wijze zal regelen. Dit laat minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten aan de Tweede Kamer.

Inkomstenverhoudingen (IKV’s) zijn de basis van de werknemersgegevens.

Het is dan ook belangrijk dat een werkgever de informatie rond inkomstenverhoudingen goed in zijn aangifte loonheffingen opneemt, zodat ze juist in de polisadministratie terechtkomen. Om de kwaliteit van de polisadministratie te verbeteren, wil het kabinet een precieze definitie van het begrip IKV vastleggen.
Het begrip moest aanvankelijk gaan gelden per 1 januari 2022, maar de invoering werd meerdere malen uitgesteld. Ook de laatst gestelde deadline van 1 januari 2025 blijkt niet haalbaar. Dat liet minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per brief weten aan de Tweede Kamer. De invoering zal waarschijnlijk niet plaatsvinden vóór 1 januari 2026.

Te weinig tijd voor invoering IKV door vervanging verouderde ICT-systemen

Het uitstel komt ditmaal doordat UWV niet kan garanderen dat het Besluit IKV per 1 januari 2025 geïmplementeerd kan worden. Dit komt door de vervanging van verouderde ICT-systemen die cruciaal zijn voor onder meer de uitkeringsverstrekking en de toerekening van uitkeringen aan werkgevers. Een spoedige vervanging is noodzakelijk om de uitkeringsverstrekking niet in gevaar te brengen. UWV geeft de vervanging voorrang waardoor er onvoldoende capaciteit overblijft om te garanderen dat het IKV per 2025 geïmplementeerd kan worden.
Verder heeft UWV twee jaar nodig heeft om per 2025 te kunnen voldoen aan de regelgeving, daarom moet er nu duidelijkheid zijn over de inwerkingtreding van het Besluit IKV. Maar deze duidelijkheid kan Van Gennip niet bieden en dus moet ze de inwerkingtreding uitstellen. Uiterlijk rond de zomer van 2023 wordt bekeken of 1 januari 2026 voor UWV haalbaar is.

Invoering definitie IKV uitgesteld tot 2027

De invoering van de definitie van de inkomstenverhouding (IKV) is opnieuw uitgesteld. De nieuwe deadline is 1 januari 2027. Dat schrijft demissionair minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer.
Inkomstenverhoudingen (IKV’s) zijn de basis van de werknemersgegevens. Het is daarom belangrijk dat een werkgever de informatie rond inkomstenverhoudingen goed in zijn aangifte loonheffingen opneemt, zodat ze juist in de polisadministratie terechtkomen. Om de kwaliteit van de polisadministratie te verbeteren, wil het kabinet een precieze definitie van het begrip IKV vastleggen. De invoering hiervan loopt echter steeds weer vertraging op. Het begrip moest aanvankelijk gaan gelden per 1 januari 2022, maar de invoering werd meerdere malen uitgesteld. Ook de laatst gestelde deadline van 1 januari 2026 blijkt nu niet haalbaar. De ‘nieuwe’ deadline is 1 januari 2027. Dat liet demissionair minister Van Gennip van SZW per brief weten aan de Tweede Kamer.

Update verouderde systemen UWV zorgt voor vertraging

De reden van het uitstel is dat UWV de implementatie per 2026 van het Besluit IKV niet kan garanderen. UWV werkt moment aan de vervanging van verouderde softwaresystemen. Voor een invoering per 2026 moet UWV verouderde, kwetsbare systemen langer gebruiken en de invoering van andere wetgeving en beleidswijzigingen uitstellen. UWV heeft een ‘commitment afgegeven’ voor een implementatie van het Besluit IKV per 1 januari 2027. Hiervoor gelden wel enkele voorwaarden. Het wijzigingstraject van het Besluit IKV moet afgerond zijn, want dan kunnen de definitieve regels rondom het gebruik van de IKV in samenhang met de vervanging van de verouderde systemen bezien worden. Ook moet UWV nog een uitvoeringstoets doen over het gewijzigde Besluit IKV en nog op te stellen uitgangspunten over de werkgeversbetalingen. Om de handhaving van het gebruik van het IKV in de loonaangifte te verbeteren werkt de staatssecretaris van Financiën aan een codificatie van de al voor de IKV geldende voorschriften.