Loonsomheffing

Datum laatste wijziging: 26 juli 2020  |  Trefwoorden: , , , , , ,

Inhoud

  1. Brief Verkenning loonsomheffing
  2. Samenvatting
  3. Gegevensset loonaangifte wijzigt vanwege loonkostenvoordeel
  4. Geen uitstel loonkostenvoordeel (LKV)
  5. Informatie en berekeningen UWV over loonkostenvoordeel
  6. Accountants riskeren claims wegens misgelopen subsidie
  7. Tijdelijke uren uitbreiding: Hoge of lage premie?

Brief Verkenning loonsomheffing

Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft op 24 januari 2012 de lang verwachte brief 'Verkenning loonsomheffing' naar de Tweede Kamer gestuurd. Loonsomheffing is de gecombineerde heffing van loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage inkomensafhankelijke bijdrage ZVW over de loonsom van de werkgever. Doel is een beperking van de administratieve lasten waardoor een kleinere overheid ontstaat, wat vervolgens weer leidt tot lagere uitvoeringskosten. Ook wordt er naar gestreefd om de administratieve lasten voor burgers/werknemers te laten afnemen.

Het is een ingewikkelde, complexe materie, niet iets wat je in een keer in je opneemt. Stel dat de loonsomheffing t.z.t. wordt ingevoerd, dan is dat een aardverschuiving op het gebied van de loon- en inkomstenbelasting en volks- en werknemersverzekeringen.

Het rapport is verschenen op internet, de samenvatting daaruit treft u hieronder aan:

Samenvatting

Het kabinet wil een kleinere overheid. Een overheid die bedrijven en burgers niet in de weg staat. Daarbij hoort een ambitieuze doelstelling voor de beperking van administratieve lasten. Ook wil het kabinet de kosten van uitvoeringsorganisaties zoals de Belastingdienst en het UWV verlagen.
Zoals in de Regeerakkoord is aangegeven, kan de introductie van een loonsomheffing een belangrijke bijdrage leveren aan deze doelstellingen. Via de loonheffingen worden door de werkgevers loonbelasting, premie voor de volksverzekeringen, premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet afgedragen. Jaarlijks stroomt zo bijna de helft van het totaal aan inkomsten van het rijk via de werkgever naar de schatkist en de sociale zekerheidsfondsen.
Bij de berekening van de loonheffing moet de werkgever op dit moment rekening houden met individuele kenmerken van zijn werknemers. Dit betekent dat de werkgever van iedere werknemer moet bijhouden of hij bijvoorbeeld de algemene heffingskorting wil laten toepassen. De introductie van loonsomheffing betekent dat voor werkgevers de gedetailleerde en ingewikkelde berekeningsvoorschriften komen te vervallen.
De invoering van loonsomheffing is complex. In de Fiscale agenda heeft het kabinet dan ook een verkenning aangekondigd. In deze verkenning wordt een schets gegeven van een eindbeeld op langere termijn en worden enkele concrete eerste stappen op weg naar een loonsomheffing benoemd.
Uit deze Verkenning dringt de conclusie zich op, dat een loonsomheffing alleen levensvatbaar is als de inkomstenbelasting eerst significant wordt vereenvoudigd. Alleen dan kan aan alle drie de randvoorwaarden, lastenreductie voor bedrijven, de uitvoering én burgers, worden voldaan.

Eindbeeld: eenvoud staat voorop

Het kabinet wil werken naar een loonsomheffing met één tarief, één grondslag, één personenkring, één gegevensuitvraag.
Dit betekent dat de loonsomheffing verschuift van een heffing op individueel werknemersniveau naar een heffing op bedrijfsniveau. Werkgevers kunnen door hun loonsom te vermenigvuldigen met één vast tarief het bedrag berekenen dat zij moeten betalen aan de overheid.
Heffen in één uniform tarief over één uniforme grondslag betekent dat premiegrenzen vervallen en er dus geen maximum meer geldt. Omdat macro geen wijziging in opbrengst is beoogd, kan het tarief voor de premies worden verlaagd. Hierdoor treedt er een verschuiving bij de premies op; de premiedruk voor werkgevers met relatief veel laag betaalde arbeid neemt af terwijl de premiedruk voor werkgevers met relatief veel hoog betaalde arbeid toeneemt.

De loonadministratie wordt eenvoudiger en dat kan leiden tot lagere kosten voor aanschaf en voor onderhoud van loonsoftware. Jaarlijkse wijzigingen kunnen zich beperken tot de informatie over het tarief. De stroom informatie van de Belastingdienst hierover neemt aanzienlijk af.
Voor de werknemer betekent de loonsomheffing dat hij in één oogopslag het verschil tussen bruto en nettoloon kan overzien. Een eenvoudige loonsomheffing heeft als keerzijde dat aanzienlijk meer mensen aangifte inkomstenbelasting moeten doen. Dit betekent voor hen een verzwaring.
De loonsomheffing zelf leidt voor de Belastingdienst en het UWV tot een beperkte besparing. Hier tegenover staat een taakverzwaring voor de Belastingdienst doordat iedere werknemer in de inkomstenbelasting moet worden betrokken. Om te komen tot eenvoud voor burger en de gewenste besparingen voor de Belastingdienst is een sterke vereenvoudiging van de heffing van inkomstenbelasting en de toekenning van inkomensafhankelijke regeling van cruciaal belang. Daarbij kan voor de inkomstenbelasting gedacht worden aan het afschaffen van heffingskortingen en het vereenvoudigen van de tariefstructuur en voor de toeslagen aan het koppelen van de zorgtoeslag aan de inkomstenbelasting.
De informatie die de overheid van werkgevers gaat vragen, sluit meer aan bij gegevens die werkgevers voor hun eigen bedrijfsvoering al nodig hebben.

Wat gaat er niet of nauwelijks veranderen?

De systematiek van de loonsomheffing leidt niet tot inkomenseffecten voor werknemers. Individuele fiscale kenmerken van werknemers, zoals de algemene heffingskorting en de arbeidskorting maar ook de progressie worden weliswaar niet meer meegenomen in de loonsomheffing maar verschuiven geheel naar de heffing van inkomstenbelasting (via de voorlopige aanslag/voorlopige teruggave–systematiek, waardoor het netto inkomen per maand voor de werknemer niet verandert.
Er zijn geen gevolgen voor de uitkeringen. Ondanks het feit dat de grondslag voor premieheffing verandert door het vervallen van de premiegrenzen, veranderen de grondslagen voor de uitkeringen niet.
Het is niet de bedoeling om wijzigingen aan te brengen in de verantwoordelijkheid van werkgevers voor het in de hand houden van de kosten van werknemersverzekeringen. Op dit moment vindt er premiedifferentiatie plaats; de hoogte van premies voor werkgevers is mede afhankelijk van het beroep dat zijn (ex)-werknemers doen op arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsuitkeringen. Van deze premiedifferentiatie gaat prikkelwerking uit volgens het principe “de vervuiler betaalt”. De loonsomheffing gaat uit van één tarief. Derhalve vergt de wijze van verrekening van de prikkel voor de werkgever aanpassing. Jaarlijks krijgt hij te horen welk bedrag hij als loonsomprikkel in mindering mag brengen op zijn afdracht loonsomheffing, of eventueel welk extra bedrag of percentage van zijn afdracht hij ‘onder de streep’ moet afdragen. Zo is het effect van zijn inspanningen om mensen aan het werk te houden heel zichtbaar en dus effectiever.
Maatregelen die erop gericht zijn de loonkosten voor specifieke groepen van werknemers (zoals ouderen of arbeidsgehandicapten of werknemers die speur- en ontwikkelingswerk verrichten) te verminderen, kunnen eveneens in stand blijven, zij het met beperkte aanpassingen. De loonkostenkortingen worden in mindering gebracht op de totale afdracht loonsomheffing (dus “ook onder de streep”), zodat het principe van één tarief en één grondslag overeind blijft. Deze benadering heeft als voordeel dat de grondslag voor de korting wordt verbreed. Hierdoor is er minder sprake van verzilveringsproblemen.
Meer in het algemeen, de efficiency van het stelsel van heffen wordt vergroot. Tegelijkertijd laat de loonsomheffing de beleidsdoelen die voor de werkgever in het loondomein geïntegreerd zijn, onverkort in stand.

Vervolgstappen

Om uiteindelijk de loonsomheffing te kunnen realiseren zijn beslissingen op een veelheid van deelgebieden nodig. Daarbij zijn twee sporen te onderkennen. Het eerste spoor wordt gevormd door stappen die in het loondomein de weg vrijmaken voor eenvoudiger heffen. Het tweede spoor wordt allereerst bepaald door de vereenvoudiging van de heffing van inkomstenbelasting.
Het eerste spoor richt zich allereerst op aanpassingen in de grondslag voor de loonsomheffing, zoals het opheffen van de premiegrenzen en op nadere harmonisering van de personenkringen. Dit spoor bevat tevens de toepassing van een vlak tarief in het loondomein. Ook richt dit spoor zich op de vereenvoudiging van de vormgeving van de prikkels en stimuleringsmaatregelen.
Het tweede spoor ziet met name op de vereenvoudiging van de heffing van inkomstenbelasting. Deze hervorming is - gezien de effecten voor werknemers en Belastingdienst - een voorwaarde voor een heffing over de totale loonsom van de werkgever. Tevens is, om positieve effecten voor burger en Belastingdienst te bereiken, een vereenvoudiging van de inkomensafhankelijke regelingen noodzakelijk, door het koppelen van de zorgtoeslag aan de inkomstenbelasting, bij voorbeeld in de vorm van een heffingskorting. Vereenvoudiging van het stelsel van heffing en van het stelsel van inkomensafhankelijke regelingen past goed binnen de kaders van de motie Dijkgraaf.
De loonsomheffing kan pas definitief volledig worden ingevoerd als de vereenvoudiging van de inkomstenbelasting en toeslagen is afgerond. Voorkomen moet worden dat door de loonsomheffing alleen een verschuiving optreedt door een verlichting van administratieve lasten aan de kant van de werkgevers naar een administratieve lastenverzwaring voor burgers en een verhoging van de uitvoeringskosten voor de uitvoeringsinstellingen aan de andere kant. Daarom is de uitvoering van het tweede spoor (vereenvoudiging van de inkomstenbelasting) voorwaarde voor de uitvoering van het eerste spoor (stappen in de richting van een loonsomheffing). Aan beide sporen kan tegelijkertijd worden gewerkt, dus enerzijds de vereenvoudiging van de inkomstenbelasting en toeslagen en anderzijds de vereenvoudiging van het loondomein via de loonsomheffing. In deze motie wordt de regering verzocht een commissie in te stellen die diverse scenario’s gaat uitwerken, waarbij onder meer samenhang wordt aangebracht tussen diverse toeslagen en heffingskortingen, zo mogelijk door deze te integreren.
Elke stap in de richting van het eindbeeld van eenvoud kan op zichzelf al leiden tot administratieve lastenverlichting, vereenvoudiging en meer transparantie. Dergelijke stappen zijn dus ook wenselijk, los van de loonsomheffing en zijn dus ook nuttig indien het einddoel van de loonsomheffing niet bereikt zou worden.

Gegevensset loonaangifte wijzigt vanwege loonkostenvoordeel

De gegevensset loonaangifte wordt gewijzigd in verband met de voorbereiding voor de invoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) per 1 januari 2018. Daarnaast wordt een aantal rubrieken geschrapt, omdat ze overbodig zijn geworden. Dit staat te lezen in de Regeling van de staatssecretaris van Financiën van 17 juni 2016, nr. 2016-0000005870, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en toeslagen die in de Staatscourant is gepubliceerd. (Bron en meer: Staatscourant)

Geen uitstel loonkostenvoordeel (LKV)

Uitstel van het onderdeel loonkostenvoordeel (LKV) met een jaar is geen optie. Dat schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het andersluidende advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT).

Letterlijk schrijft de minister: 'De gezamenlijke database waarin de berekeningsresultaten worden opgeslagen is afgerond en werkt. De realisatie van de afgesproken producten loopt daarmee op schema. De ketentesten voor de voorlopige berekening van het LIV zijn afgerond en de issues worden voor het in productie nemen opgelost. Op 17 januari a.s. is de vrijgave voor productie van de WTL-rekenapplicatie gepland. Alle betrokken partijen, waaronder UWV en de Belastingdienst, hebben aangegeven er vertrouwen in te hebben dat het LIV tijdig in productie kan worden genomen. Mocht het, desalniettemin, om uitvoeringstechnische redenen nodig zijn dan is er de mogelijkheid tot het uitstellen van de voorlopige berekening en de beschikking van het LIV met maximaal twee maanden. (Bron: Rijksoverheid, 15 jan. 2018)

Informatie en berekeningen UWV over loonkostenvoordeel 

Het loonkostenvoordeel (LKV) is een nieuwe regeling die ingaat op 1 januari 2018 en is onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Meer over de Wtl en het LKV leest u in het Kennisdocument Wtl op www.rijksoverheid.nl.

Of een werknemer recht heeft op de LKV en zo ja, wat zijn de bedragen? Zie site van het UWV.

Accountants riskeren claims wegens misgelopen subsidie

Vanaf 1 januari 2018 zijn de spelregels voor personeelsregelingen en premiekortingen flink veranderd. Dat heeft grote gevolgen voor accountantskantoren. Wie zijn bedrijfsvoering hier niet op aanpast, loopt het risico dat werkgevers een schadeclaim indienen bij misgelopen personeelssubsidies. Dat stelt Moritz Tielemans van MijnSubsidie.com op 26 januari 2018.

Hij merkt dat veel bedrijven en accountantskantoren nog niet weten dat premiekortingen per 2018 zijn vervangen door de regeling Loonkostenvoordelen. "Werkgevers en accountantskantoren kunnen premiekorting hierdoor niet meer tot vijf jaar terugvragen, maar mogen slechts in de drie maanden na de start van een loondienst een subsidie aanvragen."

Het rijk keert simpelweg niet uit als de subsidie na die drie maanden wordt aangevraagd. "Dat betekent dat accountants per gemiste subsidie al gauw zo'n 18.000 euro voor hun klanten laten lopen", stelt Tielemans. "Die klanten kunnen hiervoor een schadeclaim bij ze indienen. Het accountantskantoor heeft namelijk de zorgplicht structureel de personeelssubsidies uit te zoeken.
 

Tijdelijke uren uitbreiding: hoge of lage ww-premie?

Als een werknemer tijdelijk meer gaat werken, bijvoorbeeld om een zwangerschapsverlof in te vullen, voor een speciaal project of omdat er een piek in het werk is door corona, kan dat leiden tot een probleem voor de werkgever. Deze medewerker gaat immers mogelijk meer dan 30 procent aan verloonde uren ten opzichte van de overeengekomen arbeid krijgen. Hoe zorgt u er dan voor dat u toch de lage ww-premie blijft betalen? De oplossing: een contractuele, tijdelijke uitbreiding van de uren. Zo blijft u voor de vaste arbeidsovereenkomst de lage ww-premie betalen en voor betaalt u alleen voor de tijdelijke uitbreiding een hogere premie.
Eerder werd gesteld dat een addendum (waarin u aangeeft dat er in een specifieke periode meer uren zullen worden gewerkt) betekent dat de verhoging van de contracturen mee in de aangifte loonheffingen gaan en u dus binnen de 30 procent aan extra verloonde uren blijft. Maar inmiddels heeft de Belastingdienst verduidelijkt dat dit niet het geval is. In het geval van een tijdelijke uitbreiding van het aantal uren dat door middel van een addendum aan de arbeidsovereenkomst wordt toegevoegd, is de lage WW-premie niet van toepassing.

Twee arbeidsovereenkomsten

Door gebruik te maken van een addendum is niet langer sprake van één vast overeengekomen aantal uren die vanaf het moment dat de wijziging ingaat voor onbepaalde tijd van toepassing is. U zou dan dus over de gehele overeenkomst de hoge ww-premie verschuldigd worden. Kies daarom voor een tweede LKV en een tijdelijke uitbreiding. Alleen de tweede arbeidsovereenkomst wordt gezien als een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst waarop de hoge WW-premie van toepassing is.

Dertig procent

In een kalenderjaar kunnen maximaal 30 procent meer uren verloond worden dan contractueel aan uren is overeengekomen. Dit leidt er dan niet toe dat over het loon dat genoten wordt uit het contract voor onbepaalde tijd, de hoge premie van toepassing is. Dit geeft in elk geval ruimte voor een zekere mate van flexibiliteit. Zo kunt u een medewerker met een arbeidsovereenkomst van 16 uur per week ongeveer 4 uur extra vragen en op een arbeidsovereenkomst van 24 uur kan ruim 7 uur meer worden gewerkt. Vraagt u een werknemer met een contract van 35 uur of meer om extra te werken? Dan is de 30-procent-regel niet meer van toepassing. Deze mensen kunnen (binnen de grenzen van de arbo-wet) onbeperkt meer werken zonder gevolgen voor de ww-premie.

Een goed addendum

Maakt u een addendum op, dan moet dit document ten minste bevatten:

  • de gegevens van de werknemer
  • de gegevens van de werkgever
  • een verwijzing naar de bestaande arbeidsovereenkomst, inclusief datum en aard
  • de aanvullingen / wijzigingen die het addendum dient te bevatten
  • datum en handtekening

Daarnaast is het verstandig om in het addendum te benoemen dat het addendum aan de bestaande arbeidsovereenkomst wordt gehecht en na ondertekening onlosmakelijk deel is geworden van de arbeidsovereenkomst. Benoem ook dat de overige bepalingen uit de geldende arbeidsovereenkomst van toepassing blijven en ongewijzigd zijn.
Kiest u voor een tweede arbeidsovereenkomst? Dan is deze vormvrij. Het blijft echter verstandig om schriftelijk het een en ander vast te leggen.

Tijdelijk geen 30%-regel in verband met corona

In 2020 is de regel voor de hoge ww-premie bij 30 procent overschrijding van de overeengekomen arbeids tijdelijk opgeschort. Met name in de zorg leverde deze regel veel problemen op. Naar verwachting zal de regel in 2021 wel weer van kracht zijn.