Box 3 (tabellen)

Datum laatste wijziging: 8 januari 2024  |  Trefwoorden: , , , , ,

Box 3: vermogensbelasting

De fiscus rekende in het verleden met fictieve rendementen op het vermogen. Er werd daarbij uitgegaan van een fictieve verdeling van het vermogen tussen sparen en beleggen. Op last van de rechter moet de vermogensbelasting nu worden aangepast, zodat belasting geheven wordt over het reële rendement. Echter kan een nieuw box 3-stelsel vanwege technische redenen pas in 2027 worden ingevoerd. De jaren 2021 t/m 2026 zijn dus overgangsjaren. In deze periode blijft de fiscus rekenen met fictieve rendementen, maar die sluiten wel beter aan bij de realiteit. Bovendien wordt de heffing nu toegepast op de reële verdeling van vermogen én stijgt het belastingpercentage stapsgewijs van 31% naar 34%. Vanaf 2027 moet de belasting berekend gaan worden op basis van zowel reële rendementen als een reële verdeling. 

In oktober 2023 heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen om de vermogensbelasting 2024 te wijzigen. Deze moties zijn nog niet verwerkt in dit artikel. Wij doen dit zodra deze moties zijn verwerkt in het beleid.

Wanneer betaalt u vermogensbelasting?

U moet vermogensrendementsheffing betalen wanneer uw vermogen groter is dan de vrijstelling. In zowel 2023 als 2024 bedraagt het vrijgestelde vermogen € 57.000. Wanneer u fiscaal partners bent, geldt het dubbele. Blijft u onder die grens, dan betaalt u geen belasting. Komt u echter boven het vrijgestelde vermogen, dan heft de fiscus in het huidige systeem belasting over fictieve rendementen. Belangrijk om te realiseren is dat uw daadwerkelijke spaarrente of behaalde rendement geen rol speelt in de berekening van de vermogensbelasting. Dit systeem gaat echter veranderen.

Overgangsregeling duurt tot 2027

De jaren tot en met 2026 zijn overgangsjaren. In die jaren gaat de fiscus uit van de reële verdeling van het vermogen tussen sparen, beleggen en schulden. Wel werkt de fiscus in de overgangsjaren nog altijd met fictieve rendementen. Met ingang van 2027 zou de fiscus dan klaar zijn om te gaan heffen op basis van de reële rendementen vanuit het vermogen.

Voor de berekening van de vermogensbelasting in de overgangsjaren wordt het vermogen verdeeld in drie groepen, met een fictief rendement voor elke groep. Het streven is dat de rendementen waarmee de fiscus rekent goed aansluiten bij de werkelijkheid. Maar omdat het rendement wordt gebaseerd op meerjarige gemiddelden, kan het fictieve rendement per jaar sterk afwijken van het reële rendement dat u behaalt of het rendement van vermogensbeheerders. Hieronder tonen we de fictieve rendementen die de belastingdienst hanteert: 

Vermogen 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Sparen 0,25% 0,12% 0,08% 0,04% 0,01% 0,00% 0,36%* nog niet bekend
Beleggen 5,39% 5,38% 5,59% 5,28% 5,69% 5,53% 6,17% nog niet bekend
Schulden 3,42% 3,20% 3,00% 2,74% 2,46% 2,28% 2,57%* nog niet bekend


* Het percentage 2023 voor beleggingen en andere bezittingen staat al vast. De percentages voor bank- en spaartegoeden en schulden zijn nog voorlopig.

Box 3 - 2024

Op Prinsjesdag zijn de plannen bekendgemaakt voor 2024. Daaruit blijkt dat de fiscus ook in 2024 nog steeds werkt met fictieve rendementen op spaargeld en beleggingen. De berekeningen voor 2023 tot en met 2026 zijn op basis van de forfaitaire spaarvariant. Dat houdt in dat de fiscus uitgaat van de werkelijke verdeling van het vermogen, maar nog wel rekent met een fictief rendement voor elk vermogensdeel. De fictieve rendementen voor 2024 zijn nog niet bekend. 

Het tarief voor de vermogensbelasting wordt volgens de laatste plannen versneld verhoogd en gaat ineens met twee procentpunt omhoog naar 34% over het fictieve totaal rendement, afhankelijk van de wijze waarop u uw vermogen heeft verdeeld tussen sparen, beleggen en schulden. 

Het heffingsvrij vermogen (de vrijstelling) stijgt in 2024 niet mee met het tarief voor de vermogensbelasting of de inflatie. Het bedrag is volgens de laatste plannen gelijk aan 2023, namelijk € 57.000,- (het dubbele voor fiscale partners). Wanneer uw vermogen op 1 januari 2024 lager is dan het heffingsvrij vermogen dan betaalt u geen vermogensbelasting. 

Concreet betekent dit dat veel mensen meer belasting kwijt zijn over hun vermogen. Want zonder indexatie van het heffingsvrij vermogen en met een tarief dat stijgt van 32% naar 34% gaan mensen eerder en méér belasting betalen over hun vermogen.

Box 3 - 2023

De fiscus werkt in 2023 met fictieve rendementen op spaargeld en beleggingen. Voor de jaren 2023 tot 2027 geldt enkel de forfaitaire spaarvariant. Daarmee is er een definitieve overstap gemaakt naar een vermogensbelasting die gebaseerd is op de werkelijke verdeling van vermogen. Het is vanaf 2023 niet meer mogelijk te kiezen voor de oude rekenmethode, zoals voor 2021 en 2022 wel het geval was. 

Het tarief voor de vermogensbelasting bedraagt in 2023 32%. Het heffingsvrij vermogen (de vrijstelling) bedraagt in 2023 € 57.000,- (het dubbele voor fiscale partners). Wanneer uw vermogen op 1 januari 2023 lager is dan het heffingsvrij vermogen dan betaalt u geen vermogensbelasting. 

Doordat de belastingdienst kijkt naar de werkelijke verdeling van uw vermogen, is sparen relatief gunstiger. Maar wie een groot deel van het vermogen belegt, moet naar verwachting juist meer belasting gaan betalen ten opzichte van eerdere jaren, omdat de belastingdienst veronderstelt dat u hierover een hoger (fictief) rendement maakt. 

Vermogensbelasting 2023 berekenen

Stel uw vermogen bedraagt op 1 januari 2023 € 100.000 en u hebt geen fiscale partner. De fiscus kijkt naar de werkelijke verdeling van uw vermogen tussen sparen, beleggen en schulden. Uw vrijstelling wordt naar rato verdeeld tussen het spaar- en beleggingsgedeelte.

Bent u een spaarder, dan rekent de fiscus over spaargeld boven de vrijstelling (€100.000 - €57.000 = €43.000) voorlopig met 0,36% rendement. De percentages voor sparen en schulden zijn nog voorlopig. Begin 2024 worden deze definitief vastgesteld. Het percentage voor beleggingen en andere bezittingen is al wel vastgesteld, op 6,17%.

Stel u belegt de helft van uw vermogen en de andere helft zet u op een spaarrekening. Dan volgt een heffing over het deel boven de vrijstelling, verdeeld naar rato van de vermogensmix:

€21.500 aan spaargeld tegen 0,36% rendement, dat levert €77 fictief rendement op.

€21.500 aan beleggingen tegen 6,17%, dat levert €1326 fictief rendement op. 

Het totaal fictief rendement waarmee de fiscus rekent bedraagt: € 77 + € 1326 = € 1403

Daarover heft de fiscus 32% vermogensbelasting, dus komt de heffing uit op € 449.

Box 3 - 2022

In 2022 bedraagt het tarief voor de vermogensbelasting 31% over het fictieve totaalrendement, afhankelijk van de wijze waarop u uw vermogen heeft verdeeld tussen sparen, beleggen en schulden. De totstandkoming van deze fictieve rendementen vindt u op de website van de belastingdienst. 

In de belastingaangifte over 2022 mag u volgens de Consumentenbond kiezen tussen de spaarvariant, of de oude methode. Bij de aangifte worden beide manieren berekend en automatisch wordt gekozen voor de variant met de laagste belastingdruk. Hieronder lichten we zowel de spaarvariant, als de oude rekenmethode toe. 

Vrijstelling vermogensbelasting

Vanaf 2022 geldt een heffingsvrij vermogen van €50.650 per persoon. Bent u fiscaal partners, dan verdubbelt de vrijstelling tot €101.300. Wanneer uw vermogen op 1 januari 2022 lager is dan het heffingsvrij bedrag komt u niet in box 3 terecht en betaalt u geen vermogensbelasting.

Vermogensbelasting 2022 berekenen volgens de spaarvariant

Uw vermogen bedraagt op 1 januari 2022 € 100.000 en u bent geen fiscaal partners. De fiscus kijkt nu naar de werkelijke verdeling van uw vermogen tussen sparen, beleggen en schulden. De fictieve verdeling vervalt dus. Uw vrijstelling wordt naar rato verdeeld tussen het spaar- en beleggingsgedeelte.

Bent u een spaarder, dan betaalt u bijna niets. Over de  €49.350 spaargeld boven de vrijstelling rekent de fiscus met 0,00% rendement, dus er wordt geen belasting over geheven. 

Stel u belegt de helft van uw vermogen en de andere helft zet u op een spaarrekening. Dan bent u duurder uit dan in de oude regeling. In dit geval kiest de fiscus automatisch voor de heffing conform de oude variant.
€24.675 spaargeld, 0,% rendement. 
€24.675 aan beleggingen met een fictief rendement van 5,53%, levert €1365 op. 
Het totaalrendement waarmee de fiscus rekent bedraagt €1365.
De heffing van 31% komt dan op € 423.

Vermogensbelasting 2022 berekenen volgens de oude variant 

In de oude variant ging de belastingdienst ervan uit dat er een vaste verdeling is tussen spaargeld en beleggingen. Mensen met grotere vermogens beleggen een groter deel daarvan en behalen dus een hoger (fictief) rendement. In 2022 betaalt u voor het vermogen boven de vrijstelling 31% over het fictieve rendement. De belastingdruk in box 3 valt in 2022 iets lager uit dan in 2021. Door de gedaalde rente rekent de belastingdienst in 2022 met iets lagere fictieve rendementen. De percentages vindt u in onderstaande tabel. 
 
Van het gedeelte van uw vermogen dat meer is dan Maar niet meer dan

 
Rendementsheffing

 
€ 0
(partners: € 0)
€ 50.650
(partners: € 101.300)
0%
€ 50.650
(partners: € 101.300)
€ 101.300
(partners: € 202.600)
0,56%
€ 101.300
(partners: € 202.600)
€ 1.012.350
(partners: € 2.024.700)
1,35%
€ 1.012.350
(partners: € 2.024.700)
- 1,71%


Uw vermogen bedraagt op 1 januari 2022 €100.000 en u bent geen fiscaal partners. Over de eerste € 50.650 betaalt u geen belasting. Over de resterende € 49.350 betaalt u 0,56%. U betaalt dus in totaal € 276 (0,28%). Dit is lager dan in de spaarvariant hierboven. Bij de aangifte 2022 wordt automatisch dan voor deze variant gekozen.

Box 3 - 2021

Van het gedeelte van uw vermogen dat meer is dan Maar niet meer dan

 
Rendementsheffing
€ 0
(partners: € 0)
€ 50.000
(partners: € 100.000)
0%
€ 50.000
(partners: € 100.000)
€ 100.000
(partners: € 200.000)
0,59%
€ 100.000
(partners: € 200.000)
€ 1.000.000
(partners: € 2.000.000)
1,40%
€ 1.000.000
(partners: € 2.000.000)
- 1,76%


NB: De schijfgrenzen zijn niet van invloed op het wel of niet krijgen van toeslagen. Voor toepassing van de zorgtoeslag, huurtoeslag of kindgebonden budget en de eigen bijdrage in de langdurige zorg geldt het huidige drempelvermogen van € 31.340,00 (2021).

Ook dient straks iedereen die een vermogen van meer dan € 31.340,00 heeft dit in de aangifte inkomstenbelasting aan te geven. De Belastingdienst zal het bedrag waarmee het vermogen van € 31.340,00 overschrijdt bij beschikking vaststellen.

Ga terug naar Belastingtarieven.