Sociale zekerheid houdt alle bij wet geregelde verzekeringen en voorzieningen in die ingezetenen in Nederland inkomen en/of verzorging garanderen als zij arbeidsongeschikt of werkloos zijn, met pensioen zijn gegaan of bij overlijden. Ingezetenen zijn alle mensen die legaal in Nederland wonen, in een stad of gemeente geregistreerd zijn en een burgerservicenummer (vroeger sofinummer) hebben.
Illegalen hebben geen recht op de verzekeringen en vergoedingen van de overheid, zij komen wel in aanmerking voor noodzakelijke medische zorg. Om dit te kunnen betalen zijn fondsen en budgetten beschikbaar gesteld. Om de sociale zekerheid mogelijk te maken, heeft de overheid wetten opgesteld, waaronder artikel 20 van de Grondwet.
NB: Armoede wordt behandeld in subrubriek Armoede.
Letterlijk staat geschreven:
Typerend voor het stelsel van sociale zekerheid is dat de wet de kring van verzekerden aanwijst, verzekerden zijn dus 'van rechtswege' verzekerd. De verzekerde is verplicht verzekerd, het uitvoeringsorgaan is verplicht de verzekerde in zijn verzekering op te nemen en hem, als hij aan bepaalde voorwaarden voldoet, een uitkering toe te kennen. Het verplichte karakter van de sociale verzekeringen is een belangrijk verschil met de particuliere verzekeringen (vrijwillige levensverzekering, WAO/WIA-hiaatverzekering, et cetera).
In Nederland worden alle emolumenten in het algemeen als loon aangemerkt, tenzij nadrukkelijk anders is bepaald. Of ze nu in geld of in natura plaatsvinden, ze zijn medebepalend voor de premie sociale verzekering en voor de loonbelasting. De coördinatiewet sociale verzekering (CSV) van 24 december 1953 (in werking getreden op 1 januari 1954) en haar uitvoeringsbesluiten gaven tot 31 december 2005 uitvoerige regelingen. Deze wet is per 1 januari 2006 komen te vervallen; sindsdien geldt de Wet financiering sociale verzekeringen. Op 1-1-2017 is deze wet opnieuw gewijzigd, maar in grote lijnen qua uitgangspunten gelijk aan de wet van 1953. Wat zijn de belangrijkste criteria?
De criteria van de privaatrechtelijke dienstbetrekking
Artikel 3 van de werknemersverzekeringen (ZW, WW en WAO) en artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) verwijzen naar de privaatrechtelijke dienstbetrekking. Dit is de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens vaste jurisprudentie zijn voor de aanwezigheid van een privaatrechtelijke dienstbetrekking de volgende criteria van belang:
a. de opdrachtnemer is verplicht de arbeid persoonlijk te verrichten;
b. de opdrachtgever is verplicht tot betaling van loon;
c. de opdrachtnemer staat in een gezagsverhouding tot de opdrachtgever.
Alleen als aan alle criteria is voldaan, is er sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Anders gezegd is “verzekeringsplicht” van toepassing.
De particuliere verzekeringsnemer is vrij zich te verzekeren en de verzekeringsmaatschappij zelf te kiezen. Meent de verzekeraar dat de verzekeringsnemer een hoog 'risicoprofiel' heeft, dan kan hij de verzekeringnemer een hogere premie vragen en zelfs weigeren. In de praktijk is er vaak sprake van een tussenvorm. Organisaties (soms verplicht bij CAO) hebben dan voor de werknemers een of meer verzekeringen afgesloten, waaraan soms verplicht en soms op vrijwillige basis men kan deelnemen. Vanwege het collectieve karakter van de verzekering* accepteert de verzekeraar zonder keuring meestal allen die werkzaam zijn in de organisatie en zich hebben aangemeld. Voorbeelden hiervan zijn: collectieve zorgverzekering, de Anw-hiaat verzekering, de WAO/WIA-hiaat- en de WAO/WIA-excedentverzekering.
* Naast het collectieve contract (geldt voor alle leden van de groep) is er het begunstigingscontract (leden van de groep zijn vrij aan de verzekering deel te nemen).
Wet | Uitvoering door |
AOW, ANW, AIO, AKW en TOG | Sociale Verzekeringsbank (SVB) www.svb.nl Basisadministratie verzekeringen: (020) 656 53 52. TOG: (0475) 36 80 40 |
Kindgebonden budget | Belastingdienst www.toeslagen.nl 0800-0543 |
Ziektewet, WAO, WIA, WW, WAZ, Wajong, IOW, Toeslagenwet, de Wet arbeid en zorg, ZEZ-regeling, WW, Toeslagenwet, WWB, IOAW en IOAZ | Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) www.uwv.nl. Voor werknemers: 0900-9294, voor werkgevers: 0900-9295 |
Voor algemene vragen aan de Rijksoverheid kan men contact opnemen met ‘Informatie Rijksoverheid’ (voorheen Postbus 51), telefoon 1400, lokaal tarief, of raadpleeg www.rijksoverheid.nl.
Sociale voorzieningen hebben een aanvullend karakter: komt iemand niet of niet meer in aanmerking voor een sociale verzekeringswet, dan kan hij mogelijk een uitkering krijgen. Anders gezegd, de sociale voorzieningen gelden voor personen die om welke reden dan ook geen of een zodanig laag inkomen hebben, dat zij - volgens Nederlandse normen - zonder financiële overheidssteun armoede zullen lijden. In plaats van armoede wordt ook wel gesproken over het sociaal minimum of de bijstandsnorm. Sociale voorzieningen zijn de:
De sociale voorzieningen betaalt de overheid, in tegenstelling tot de sociale verzekeringen die uit de belastinginkomsten worden betaald.
Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstand uitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. Het sociaal minimum wordt elk jaar aangepast.
De premies voor de sociale zekerheid worden betaald door de werkgever en soms de werknemers. De premie wordt ingehouden door de werkgever en afgedragen aan de Belastingdienst. Zelfstandigen kunnen zich vrijwillig bij UWV verzekeren. De uitkeringen worden betaald uit de premies die werknemers en werkgevers hebben betaald.
Zie subrubriek Beroepsbevolking, alinea Niet werkenden.
Het CBS en UWV publiceren regelmatig maandelijkse cijfers over aantallen werklozen en arbeidsongeschikten. Prima die berichtgeving, maar hoewel tussen de cijfers van beide instanties overlap bestaat, zijn er ook verschillen in definities. Omdat het verwarrend is kort na elkaar met verschillende cijfers over hetzelfde thema te komen, hebben het CBS en UWV ervoor gekozen om met ingang van januari 2004 op dezelfde datum te publiceren. Met ingang van 17 december 2009 publiceren beide organisaties de gegevens in een gezamenlijk persbericht.
In alle socialezekerheidswetten worden twee ongehuwd samenwonenden gelijkgesteld met gehuwden. Dit geldt ook voor twee samenwonende broers of zussen en voor het samenwonen van een grootouder en een kleinkind. Wie samenwoont met ouder of kind wordt als alleenstaande beschouwd (behalve in bepaalde bijstandssituaties). Ook gehuwden die duurzaam gescheiden van elkaar leven worden als alleenstaand beschouwd, uiteraard tenzij ze met een ander samenwonen. Een alleenstaande ouder is iemand die een kind onder de 18 jaar in zijn huishouden heeft, voor wie hij kinderbijslag ontvangt.
Vanaf 2010 worden de regels aangepast zodat meerderjarige pleeg- en stiefkinderen die thuis wonen voor de sociale uitkeringen gelijk zijn aan volwassen eigen kinderen. Tot 2010 werden alleenstaande ouders met bijvoorbeeld bijstands- of AOW-uitkering gekort zodra het inwonende pleegkind of stiefkind 18 jaar of ouder werd. Ze werden gezien als twee volwassenen die een gezamenlijke huishouding voeren.
Een werknemer kan aangeven in verband met zijn geloof gemoedsbezwaard te zijn voor de volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en zorgverzekeringswet (Zvw). De werknemer of werkgever die gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekeren, kan bij de SVB een formulier Verklaring van gemoedsbezwaren indienen. De SVB beoordeelt het verzoek en geeft dan een Ontheffing wegens gemoedsbezwaren af. In de ontheffing staat voor welke verzekeringen de ontheffing geldt.
Als de werknemer van de SVB een ontheffing heeft voor een of meer volksverzekeringen, moet de werkgever premievervangende loonbelasting inhouden in plaats van premie volksverzekeringen. De premievervangende loonbelasting is net zo hoog als de premie volksverzekeringen die zij vervangt. Hetzelfde geldt voor de inhouding Zvw op het netto loon.
De Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving maakt vanaf 2011 een einde aan de mogelijkheid dat de werknemer bij de aanvraag van de werknemersverzekeringen per verzekering kan aangeven of hij ontheffing wil van deze verplichting. Uit cijfers van de SVB blijkt namelijk dat hieraan geen behoefte is: 99,67 procent van alle gemoedsbezwaarden is ontheven van de verplichtingen voor alle werknemersverzekeringen. Daarom krijgt iemand voortaan of een ontheffing voor alle werknemersverzekeringen of geen ontheffing.
Zie subrubriek Sociale zekerheid (buitenland).
De overheid gaat er steeds meer toe over bij (grote) aanbestedingen van de werkgever te eisen om mensen die langdurig werkloos zijn en jongeren aan de slag te helpen en/of stageplaatsen voor hen te creëren. Social Return geldt onder meer voor de sectoren bouw, groenvoorziening, beveiliging, zorg, schoonmaak en catering. Het gaat om extra arbeidsplaatsen, social return beoogt nadrukkelijk om bestaande banen niet te verdringen.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan TNO gevraagd om in kaart te brengen hoe gemeenten op dit moment invulling geven aan social return. In het onderzoek is onder andere gekeken hoeveel gemeenten social return inzetten, met welk doel en in welke vorm (Bron: Driessen, 16 jun. 2014)
Het ministerie SZW staat voor een economisch krachtig en sociaal Nederland met werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Daarvoor is naleving van de regels op het gebied van sociale zekerheid en werk van essentieel belang. Als werkgevers hun verplichtingen niet naleven, ontstaat oneerlijke concurrentie en kunnen de gezondheid en veiligheid van werknemers in gevaar komen. Als uitkeringsgerechtigden zich niet aan de regels houden, benadelen zij daarmee anderen die onnodig hogere belasting en premies moeten betalen. Als mensen de regels niet naleven dan ondermijnt dat het rechtvaardigheidsgevoel van burgers en bedrijven die zich wel aan die regels houden. Fraude ondermijnt de geloofwaardigheid, houdbaarheid en het draagvlak van onze wet- en regelgeving.
Om het voorgaande gestalte gelden vanaf 2013 de wetten ‘Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ (ook wel Fraudewet genoemd) en Huisbezoek, zie ook Fraude.
Vanaf 1 januari 2009 konden werkgevers onder voorwaarden een LKS krijgen ter hoogte van 50% van het wettelijk minimumloon gedurende 1 jaar, voor het in dienst nemen van bepaalde werknemers. Deze subsidieregeling liep op 31 december 2011 af.
Vanaf 1 januari 2002 geldt de (Wet Suwi) en de daarbij behorende Invoeringswet. De Wet Suwi regelt hoe de sociale verzekeringen worden uitgevoerd. De wet bepaalt hoe de verschillende uitvoeringsorganen, zoals UWV en de Sociale verzekeringsbank (SVB) zorgen voor onder andere een efficiënte en klantgerichte benadering.
Deze organisatiestructuur stelt werk boven inkomen. Vanaf het eerste moment en het eerste contact staan de mogelijkheden om weer werk te krijgen voorop. Er is één loket voor zowel het zoeken naar werk als voor aanvragen van een uitkering, de werkzoekende wordt niet meer van het kastje naar de muur gestuurd.
Het UWV valt onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het UWV voert in opdracht van SZW de werknemersverzekeringen uit zoals Werkloosheidswet, WIA, Wajong, WAO, WAZ en Ziektewet. Daarnaast heeft UWV de taak te stimuleren dat mensen aan het werk blijven of komen.
De Januari nota 2014 van het UWV schetst de actuele inzichten in de verwachte ontwikkeling van de lasten en baten van de door UWV uitgevoerde wetten. Een aantal belangrijke punten uit de Januari nota zijn:
Het financiële tekort in de UWV-fondsen groeit. Begin 2014 is er per saldo een tekort van € 6,4 miljard en dat tekort groeit tot € 9,7 miljard eind 2014 als gevolg van stijgende lasten, te lage premies en de lastenverlichting voor werkgevers van € 1,3 miljard via een lagere Aof-premie. Het tekort doet zich met name voor bij het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf).
Voor ex-topsporters is de overstap naar de arbeidsmarkt vaak moeilijk. Om hen daarbij te helpen is er het Servicepunt Topsporters, een initiatief van UWV en partners in de sport.
Topsporters hebben vaak van jongs af aan alles opzij gezet voor hun sport. Daardoor hebben ze soms geen of niet de juiste diploma’s. En konden ze geen werkervaring opdoen. Toch kunnen ex-topsporters goud waard zijn voor een werkgever. Zij beschikken namelijk over unieke kwaliteiten, zoals een enorm doorzettingsvermogen, discipline en ambitie.
Nederland kent zo’n 5000 (top)sporters. De meesten hiervan zijn profvoetballer (zo’n 1500). Gevolgd door ongeveer 800 sporters met een A-status van het NOC*NSF inclusief 130 sporters met een handicap. Het afgelopen jaar kreeg het Servicepunt Topsporters ruim 300 aanmeldingen. Een kleine 200 sporters vond in 2013 met hulp een baan.
"Het stelsel van sociale zekerheid moet grondig worden gerenoveerd zodat alle werkenden hierop een beroep kunnen doen, ongeacht de vorm van hun werkcontract." Dat stelt Harry van de Kraats, algemeen directeur van werkgeversvereniging AWVN in het rapport "Nieuw sociaal beleid voor Nederland, een verantwoorde weg naar groei".
Volgens Van de Kraats past het huidige stelsel niet meer bij deze tijd. “Het stelsel blokkeert de economische groei en de banengroei. Ook remt het de kwalitatieve ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking. Hierdoor dreigt een tweedeling tussen een krimpende groep werkenden met een vaste baan en veel zekerheden enerzijds en anderzijds een snel groeiende groep flexwerkers en zelfstandigen zonder aanspraak op sociale voorzieningen.”
Volgens AWVN leidt onzekerheid over de eigen werksituatie en financiële risico’s bij veel flexwerkers en zelfstandigen tot minder consumptieve bestedingen en minder investeringen in (bij)scholing. Bij mensen met een vaste baan werkt het huidige stelsel juist behoudzucht in de hand.
In 2013 was ruim 10 procent van alle uitgaven door de Nederlandse overheid bestemd voor het opvangen van zieke of arbeidsongeschikte werknemers. Dat is het hoogste aantal binnen de Europese Unie. Dat blijkt uit cijfers van statistiekbureau Eurostat over de jaren 2013 en 2014.
Om de dreiging die uitgaat van het jihadisme te kunnen reduceren hebben de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 29 augustus 2014 het Actieprogramma integrale aanpak jihadisme vastgesteld. Eén van de maatregelen uit het Actieprogramma ziet op het stopzetten van uitkeringen, toeslagen en studiefinanciering van uitreizigers. Het gaat hierbij om personen die zijn uitgereisd om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Eerst moet er met derden over worden gesproken, de einddatum van de consultatie is 10 mei 2016. (Bron: Rijks Overheid, 14 apr. 2016)
Het kabinet kan het Nederlanderschap intrekken van mensen die deelnemen aan de jihad. Daarvoor is geen strafrechtelijke veroordeling meer nodig. De Tweede Kamer is op 24 mei 2016 akkoord gegaan met het wetsvoorstel daartoe.
Het kabinet vraagt de SER eind 2015 advies uit te brengen over de vraag hoe betrokken partijen (individuele werkgevers, chronisch zieken, zorgverleners en andere relevante actoren) het toenemend aantal chronisch zieken aan het werk kunnen houden en krijgen.
Ondanks tal van inspanningen blijkt dat de arbeidsparticipatie van chronisch zieken vooralsnog achterblijft bij die van werknemers die geen gezondheidsbeperkingen ervaren. Naar verwachting zal het aantal chronisch zieken dat deelneemt en wil deelnemen aan het arbeidsproces in de komende decennia stijgen.
Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.
Veel mensen met een psychische aandoening zijn in staat om te werken en willen ook graag werken. Het draagt zelfs bij aan hun herstel en (re-) integratie in de maatschappij. Werkgevers zijn echter zeer terughoudend met het aannemen van werkzoekenden met een beperking. Als vervolg op de campagne ‘Collega’s met karakter’ heeft Instituut Gak Panteia gevraagd te onderzoeken op welke wijze werkgevers ertoe te bewegen zijn mensen met een psychische beperking in dienst te nemen. (Bron: Panteia, 21 mrt. 2016)
Een betere organisatie van de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking en van chronisch zieken leidt tot minder uitval, een hogere productiviteit en dus meer rendement voor werkgevers.
Mirjam Sterk, directeur van MEE NL, pleit daarom voor een integrale aanpak waarbij werknemers begeleid worden op meerdere levensdomeinen. “Want een beperking heb je niet alleen op de werkvloer.” MEE start nu met participatieinuwvoordeel.nl om werkgevers te informeren over inclusief ondernemen.
MEE NL is een vereniging van twintig regionale MEE-organisaties verspreid over het hele land, die ruim zeventig jaar ervaring hebben in het begeleiden van mensen met een beperking. De ketenaanpak van MEE richt zich niet alleen op werk, maar ook op andere levensdomeinen als sport, relaties, gezondheid en geld. Daarnaast coacht en adviseert MEE werkgevers in de begeleiding van werknemers in het kader van de Participatiewet. (Bron: PW, 3 okt. 2017)
Voor de sociale verzekeringen geldt een maximum dagloon. Daarboven is de basale verzekering niet van toepassing. Verdient een werknemer meer dan het maximale verzekeringsloon (SV-loon). dan kan voor dat hiaat een excedent verzekering worden afgesloten.
Met de WIA-Excedent verzekering vult u het inkomen van uw medewerker aan tot een vast percentage van zijn salaris. Deze verzekering is bedoeld voor medewerkers met een hoger inkomen. Want met de wettelijke uitkering zijn zij slechts verzekerd tot het maximum dagloon oftewel het gemaximeerde loon (2020: € 57.232,00). De WIA Excedent verzekering vult deze wettelijke uitkering aan tot 80%, zodat de financiële terugval minder groot is.Een arbeidsongeschikte werknemer verdiende, voordat hij arbeidsongeschikt werd, € 85.000,- per jaar. Het UWV heeft bepaald dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (hij is voor 80% of meer arbeidsongeschikt zonder kans op herstel). Hij ontvangt daarom een IVA-uitkering.
De IVA-uitkering is 75% van het gemaximeerde loon: 75% x € 57.232,00= € 42.924,00 per jaar. Dat is slechts 50,5% van zijn laatstverdiende loon.
De werkgever van de arbeidsongeschikte werknemer heeft een WIA-Excedent verzekering afgesloten, met een dekking van 80% van het verschil tussen het laatstverdiende loon en het gemaximeerde loon. Het loon tot het gemaximeerde loon is voor 10% verzekerd. Omdat de werknemer voor 80% of meer arbeidsongeschikt is, is het uitkeringspercentage 100%. Dat betekent dat de WIA Excedent verzekering 100% van het verzekerd bedrag uitkeert.
De uitkering wordt als volgt berekend:
Tot het gemaximeerde SV-loon is voor 10% verzekerd: 10% x € 57.232,00 = € 5.723,20
Boven het gemaximeerde loon is voor 80% verzekerd: 80% x (€ 85.000,00 - € 57.232,00) = € 22.214,00
Het totaal (extra) verzekerde bedrag = € 27.937,20
De arbeidsongeschikte werknemer krijgt 100% van het verzekerd bedrag uitgekeerd: € 27.937,20
De arbeidsongeschikte werknemer heeft dan een inkomen van € 42.924,00 + 27.937,20 = € 70.861,20 per jaar. Dat is 83,3% van zijn laatstverdiende loon.
Redactie: Het komt nog vrij veel voor dat het loon boven het SV-loon niet verzekerd is en dat de werkgever (HRM) in gebreke is om dit aan de orde te stellen.
Het Meldpunt Onverzekerden Zorg voor mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats werkt slecht, blijkt uit onderzoek. Zorgverleners kennen het loket niet en huisartsen en ziekenhuizen weten niet dat dak- en thuislozen recht hebben op een zorgverzekering.
Een zorgverzekering is voor elke Nederlander verplicht, ook als diegene dat niet kan betalen. Maar om je te kunnen verzekeren heb je wel een adres nodig, iets wat dak- en thuislozen vaak niet hebben. Voor hen richtte het ministerie van Volksgezondheid in 2017 het Meldpunt Onverzekerden Zorg op. Nu blijkt dat dit meldpunt niet goed werkt. Duizenden dak- en thuislozen krijgen niet de noodzakelijke hulp waar zij recht op hebben.
Straatdokter Marcel Slockers zet zich al jaren in voor kwetsbare daklozen. Hij organiseert wekelijks een spreekuur in daklozenopvang Havenzicht in Rotterdam, waar ook een verpleeghuis voor daklozen zit.
Deze maand promoveerde hij met het proefschrift Sterfte, ziekte en toegang tot zorg bij dak- en thuislozen. Slockers ziet dat het voor dak- en thuislozen moeilijk is om de juiste zorg krijgen en dat heeft grote gevolgen voor hun gezondheid.
Geen hulp bij behandelbare ziektes
In 2014 kwam er al een onderzoek naar buiten waaruit bleek dat dak- en thuisloze Rotterdammers 14 tot 16 jaar eerder sterven dan een gemiddelde stadsgenoot.
“Ze overlijden niet omdat ze geen adres hebben, maar omdat ze behandelbare ziektes hebben waar ze niet mee worden geholpen”, vertelt Slockers die aan het onderzoek meewerkte.
De straatarts zag met lede ogen aan hoe in 2015 de helft van de dak- en thuislozen geen adres had en daardoor onverzekerd was. In 2017 werd daarom het Meldpunt Onverzekerden opgezet. Onverzekerde daklozen moeten hier worden aangemeld door hun zorgverlener, zodat hun zorgkosten worden vergoed.
Bij dat meldpunt gaat het mis, volgens Slockers. “Bij driekwart van de mensen bij de spoedeisende hulp is het meldpunt onvoldoende bekend.” Mogelijk komt dat doordat het pas in 2017 is opgezet, zegt Slockers. “Wellicht is het te vrijblijvend: zorgmedewerkers aan een balie zijn niet verplicht om melding te maken van een onverzekerde, waardoor de drempel deze mensen te helpen hoog is.”
Weggestuurd uit ziekenhuis
En dat terwijl een werkend meldpunt dé uitkomst was geweest voor mensen als Kenneth Room. Hij leidde een gewoon leven, was 25 jaar taxichauffeur, woonde met zijn vrouw en kinderen. Maar op een gegeven moment ging het mis. Hij raakte zijn woning kwijt en werd dakloos. Toen hij ziek werd, werd hij niet geholpen.
“In het ziekenhuis stuurden ze me naar de verzekeringsbalie, omdat ik niet verzekerd ben. Ik ben altijd verzekerd geweest, maar nu ik problemen had, kon ik de verzekering niet betalen en werd ik niet geholpen”, vertelt Kenneth geëmotioneerd.
Omdat Kenneth niet goed is onderzocht, kreeg hij jarenlang pillen tegen reuma, terwijl later bleek dat hij aan de dodelijke spierziekte ALS lijdt. Lange tijd kwakkelde hij met veel pijn. De ziekte was al in een vergevorderd stadium toen het werd ontdekt. “Als Kenneth eerder was geholpen, was zijn kwaliteit van leven veel beter geweest”, zegt Slockers.
De onderzoeker is al jaren gefrustreerd en boos over hoe er met dak- en thuislozen als Kenneth wordt omgegaan. Staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid heeft gezegd dat de meldpunten in maart 2022 geëvalueerd moeten zijn.
“Hij ziet ook dat ze niet goed worden gebruikt. Mijn conclusies onderschrijven zijn bevindingen: het moet minder vrijblijvend. Een zorgprofessional of iemand die werkt op de spoedeisende hulp moet zich verplicht inzetten voor onverzekerden.” Tot Slockers’ genoegen spreekt Blokhuis daarom over een resultaatsverplichting. Dat betekent dat zorgmedewerkers verplicht zijn ervoor te zorgen dat onverzekerden via het meldpunt toch de zorg kunnen krijgen waar ze recht op hebben.
Lees meer