Levensloopregeling

Datum laatste wijziging: 17 september 2021  |  Trefwoorden: , , , , , ,

Inhoud

  1. Regeling tot 2012
  2. Voorwaarden
  3. Einde levensloopregeling met overgangsregeling
  4. Brief 1 oktober 2012
  5. Cijfers
  6. Gevolgen uniform loonbegrip
  7. Levenslooptegoed mag vrij worden besteed
  8. Vrijstelling box 3
  9. Belastingschaal
  10. Eindspurt in opname levensloopregeling
  11. Begroting 2015
  12. Nieuwsbrief Loonheffingen 2015
  13. Naslag 2016
  14. Vanaf 2016 volledig belast
  15. Uitkering Levensloopregeling geen inkomen voor AOW Partnertoeslag
  16. De levensloopregeling nadert de einddatum
  17. Vitaliteitsregeling
  18. Levensloopregeling eindigt definitief per 31 december 2021
  19. Geen recht op 80%-regeling als levensloopregeling is voortgezet
  20. Alternatieven voor de levensloopregeling
  21. Hoe voorkom je afrekening over het levensloopsaldo?
  22. De levensloopregeling eindigt op 1 november 2021

Regeling tot 2012

Met de levensloopregeling of levensloopwet konden werknemers sparen om een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kon worden gebruikt voor bijna elke vorm van verlof. Werknemers mochten het spaarsaldo ook gebruiken om eerder met pensioen te gaan.
De levensloopregeling kon worden gebruikt voor elke vorm van onbetaald verlof, onder meer:
  • sabbatical (de loopbaan een aantal maanden onderbreken om iets anders te doen: reizen, studeren, et cetera);
  • ouderschapsverlof;
  • langdurend zorgverlof;
  • verlof voor het volgen van een opleiding of cursus;
  • verlof om op die manier eerder te stoppen met werken c.q. eerder met pensioen te gaan.

Rekenvoorbeeld sparen voor verlof

Salaris van werknemer X is € 20.000 br/jr, in drie jaar kan hij (€ 20.000 x 12% x 3 =) € 7.200 sparen. Een maand verlof opnemen kost (€ 20.000 : 12 =) € 1.666,67. Na drie jaar kan hij dus (€ 7.200 : € 1.666,67 =) 4,32 maanden verlof opnemen.

NB: De berekening is exclusief een eventuele bijdrage van de werkgever en exclusief het rendement spaartegoed.

In de Wet arbeid en zorg is vastgelegd dat werknemers recht hebben op deelname, werknemers hebben echter geen wettelijk recht op verlof*. De werkgever kon zijn medewerking weigeren als hij daarvoor zwaarwegende bedrijfsbelangen kon aanvoeren.

* Dit gold voor het prepensioenverlof, langdurig zorgverlof en ander verlof, maar niet voor het opnemen van ouderschapsverlof waarop de werknemer wel wettelijk recht heeft.

Voorwaarden

Voorwaarden verbonden aan de levensloopregeling waren:
  • de omkeerregel** was van toepassing op maximaal 12% (inclusief de eventuele werkgeversbijdrage) van het salaris per jaar;
  • werknemers mochten het spaarsaldo gebruiken om elke vorm van verlof te financieren gedurende de loopbaan en/of voorafgaand aan pensionering;
  • het maximumsaldo was 210% van het jaarloon, als verlof uit het saldo van de levensloopregeling was opgenomen mocht men het weer tot 210% aanvullen;
  • medewerkers geboren tussen 1 januari 1950 en 1 januari 1955 mochten jaarlijks onbeperkt sparen tot een maximum van 210% van het jaarloon;
  • indien pensioenfondsen de mogelijkheid boden tot afkoop van de opgebouwde prepensioenrechten, was het mogelijk dit te storten in de levensloopregeling. Het maximum saldo van 210% van het jaarloon bleef van toepassing;
  • werknemers moesten ieder kalenderjaar een keuze maken: deelname aan de spaarloonregeling of levensloopregeling. In enig jaar in beide regelingen inleggen was niet toegestaan (in juridische termen een anticumulatiebepaling). Een werknemer kon dus zowel een spaarloonregeling als een levensloopregeling hebben, hij mocht echter in hetzelfde kalenderjaar niet in beide regelingen*** sparen.

Einde levensloopregeling met overgangsregeling

In verband met het Vitaliteitssparen is de levensloopregeling m.i.v. 2012 afgeschaft. Zie ook Vitaliteitsregeling.

Het einde van de levensloopregeling gaat gepaard met een overgangsregeling. De levensloopregeling wordt vanaf 2012 nog opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo van € 3.000 of meer op hun levensloopregeling hebben staan. Meer in detail:
  • de leeftijdsgrens voor deelname aan de overgangsregeling vanaf 2013 wordt losgelaten; Eerder werd voorgesteld dat de levensloopregeling alleen zou gelden voor deelnemers die voor 1-1-2013 de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt. Dit voorstel is teruggetrokken.
  • voortgezette deelname aan de levensloopregeling blijft op grond van de overgangsregeling alleen nog bestaan voor deelnemers die op 31 december 2011 een levensloopsaldo hebben van € 3000 of meer. Bij opname van verlof op basis van de nieuwe inleg wordt echter geen belastingkorting meer verstrekt;
  • vanaf 2012 wordt geen levensloopverlofkorting opgebouwd. Tot die tijd opgebouwde rechten kan men verzilveren bij opname van het spaartegoed of bij omzetting van levensloop in vitaliteitssparen;
  • deelnemers met minder dan € 3000 levenslooptegoed op 31 december 2011 kunnen het tegoed in 2012 of 2013 voor verlof opnemen of in 2013 onbelast doorstorten naar vitaliteitssparen*, maar kunnen niet meer doorsparen in de levensloopregeling. Als een deelnemer met minder dan € 3000 tegoed op 31 december 2011 dit tegoed niet uiterlijk 31 december 2013 heeft opgenomen en ook niet heeft doorgestort naar vitaliteitssparen, dan valt dat tegoed aan het einde van 2013 na inhouding van belasting vrij;
  • het resterende levenslooptegoed van werknemers die op 31 december 2011 een saldo van minder dan € 3.000 hadden en welk saldo op 1 januari 2013 automatisch is vrijgevallen, moet voor 1 april 2013 in de loonheffingen zijn verwerkt;
  • het voorstel was, dat deelnemers met € 3000 aan levenslooptegoed op 31 december 2011 kunnen het tegoed in 2013 fiscaal geruisloos doorstorten naar het vitaliteitssparen (de Vitaliteitsregeling is ingetrokken), óók als daarmee de maximumgrens van € 20.000 van het vitaliteitssparen wordt overschreden. Na 2013 kan men een levenslooptegoed doorstorten naar vitaliteitssparen, maar geldt wel de maximumgrens van € 20.000 van vitaliteitssparen. Over het meerdere betaalt men in beginsel belasting bij de aanslag inkomstenbelasting over het betreffende jaar;
  • het is niet mogelijk om deel te nemen aan zowel de overgangsregeling levensloop als aan vitaliteitssparen (Bron: Staatssecretaris van Financiën, 7 okt 2011, AFP/2011/719).
NB: Bestaat er een alternatief voor de levensloopregeling? Ja, banksparen. De Wet Banksparen maakt het mogelijk fiscaalvriendelijk vermogen op te bouwen voor bijvoorbeeld een extra pensioen. Ook andere spaardoelen zijn mogelijk.

Brief 1 oktober 2012

Mensen die eind 2011 met deze regeling 3000 euro of meer hadden gespaard, kunnen onder de bestaande voorwaarden blijven doorsparen. Aanspraken van minder dan 3000 euro vallen per 1 januari 2013 vrij. Staatssecretaris Paul de Krom van Sociale Zaken heeft dat aan de Tweede Kamer laten weten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de levensloopregeling zou opgaan in een bredere vitaliteitsspaarregeling, waarmee belastingvriendelijk gespaard zou kunnen worden voor bijvoorbeeld verlof, scholing of deeltijdpensioen. De nieuwe coalitiepartijen VVD en PvdA hebben echter besloten deze regeling te schrappen (Bron: ANP, okt 2012).

Cijfers

Het spaartegoed op levensloopregelingen is in 2012 opgelopen tot ruim 5 miljard euro. Bestaande deelnemers hebben vorig jaar 367 miljoen euro meer ingelegd dan opgenomen. De inleggen zijn lager dan vorig jaar, de opnamen voor verlof hoger dan ooit.

Deelnemers aan levensloopregelingen hebben in 2012 voor 710 miljoen euro ingelegd, 10 procent minder dan in 2011. Deze daling is het gevolg van het afschaffen van de regeling voor nieuwe levenslooprekeningen en -verzekeringen, terwijl ook op kleinere regelingen – tegoeden van minder dan 3 duizend euro – niet meer ingelegd kon worden.

In 2012 is 343 miljoen euro voor verlof opgenomen, 27 procent meer dan het voorgaande jaar. Het aantal deelnemers is in 2012 met 13 procent gedaald tot 264 duizend. (Bron: CBS, 27 juni 2013)

Gevolgen uniform loonbegrip

Vanaf 1 januari 2013 is er één loonbegrip voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ( ZVW) en de premies werknemersverzekeringen. Opnamen van de levensloop was in 2012 belast voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen en voor de Zorgverzekeringswet. Per 1 januari 2013 is deze ook belast voor de werknemersverzekeringen

Een uitzondering wordt gemaakt voor werknemers die begin 2013 61 jaar of ouder zijn. Opname van het levenslooptegoed wordt nu namelijk aangemerkt als loon uit vroegere arbeid. Dat betekent dat een onderneming alleen loonbelasting en premie volksverzekeringen moet inhouden, premies werknemersverzekeringen horen daar niet bij. (Bron: AAG, okt 2012). Zie ook Loonbegrip.

Levenslooptegoed mag vrij worden besteed

Werknemers en ZZP-ers die hebben deelgenomen aan de levensloopregeling kunnen het opgebouwde tegoed volledig vrij besteden. Alleen voor 2013 geldt dat opname ervan tegen een bijzonder belastingtarief zal worden belast. Die toezegging deed staatssecretaris Weekers van Financiën tijdens het debat over het Belastingplan 2013 in de Tweede Kamer.

Het spaarsaldo mag dus ook worden gebruikt om de restschuld van een hypotheek af te lossen of het AOW-gat voor mensen met een VUT-uitkering of prepensioen aan te vullen.

Bij opname in 2013 is 20 procent van het opgenomen bedrag belastingvrij. Over de resterende 80 procent geldt het marginale tarief van de belastingplichtige. Hiermee hoopt Weekers te stimuleren dat zo veel mogelijk van het totale saldo van 5,5 miljard euro in de levensloopregeling wordt opgenomen. Na volgend jaar geldt deze belastingregeling niet langer. Naar schatting zit er momenteel 5,5 miljard euro in de ‘levensloopspaarpot’. (Bron: Accountancynieuws, 12 nov 2012).

Rekenvoorbeeld overgangsregeling

Op 31 december 2011 bedroeg het saldo op de levensloopspaarrekening € 150.000. In 2012 heeft de werknemer nog € 10.000 gestort en is er € 1.000 rente bijgeschreven. In 2013 neemt de werknemer het volledige bedrag op. Hij betaalt belasting over € 131.000 (€ 120.000 + € 10.000 + € 1.000) in plaats van € 161.000.

Vrijstelling box 3

Bij opname van het levenslooptegoed is geen vermogensbelasting (box 3) verschuldigd.

Belastingschaal

Door de uitkering van het levenslooptegoed kan iemand in een hogere belastingschaal komen.

Eindspurt in opname levensloopregeling

Eind 2013 is er door particulieren alsnog een eindspurt gemaakt in het opnemen van geld uit de levensloopregeling. Bij ABN en Rabobank was eind 2013 inmiddels respectievelijk 70 procent en 50 procent van de levensloopregelingen uitgekeerd.

Particulieren die voor 2014 geld opnamen uit de levensloopregeling betaalden maar over 80 procent van het uitgekeerde bedrag belasting. De tijdelijke belastingverlaging was onderdeel van het plan van het kabinet om meer vermogen vrij te maken. In totaal moet er 2 miljard een belastinginkomsten extra worden opgehaald. (Bron: NU, 2 jan 2014)

Begroting 2015

Deelnemers aan de levensloopregeling die in 2013 geen gebruik hebben gemaakt van de 80%-regeling, krijgen in 2015 opnieuw de gelegenheid om hiervan gebruik te maken. Om anticipatie-effecten te voorkomen zal deze 80%-regeling ten hoogste gelden voor het bedrag van de aanspraken op 31 december 2013. Na toepassing van de 80%-regeling kan de belastingplichtige geen gebruik meer maken van het overgangsrecht, omdat het volledige tegoed opgenomen dient te worden.

Nieuwsbrief Loonheffingen 2015

Op 11 november 2014 is de Nieuwsbrief Loonheffingen 2015, Uitgave 1, verschenen. In deze Nieuwsbrief gaat de Belastingdienst in op '80%-regeling voor afkoop van levenslooptegoed heringevoerd', blz 9.

Naslag 2016

Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen 2016. Ga naar dit handboek en typ het gewenste trefwoord.

Vanaf 2016 volledig belast

Vanaf 2016 is het niet meer mogelijk om het levenslooptegoed in één keer op te nemen met fiscaal voordeel. Wie het tegoed dan opneemt, wordt dus volledig belast.

Uitkering Levensloopregeling geen inkomen voor de AOW Partnertoeslag

Staatssecretaris Klijnsma heeft aan de Kamer geantwoord, dat een uitkering van de Levensloopwet geen inkomen is voor de AOW Partnertoeslag. Zie haar brief aan de Tweede Kamer d.d. 12 juli 2017.

De levensloopregeling nadert de einddatum

Even in het archief duiken, wat was de levensloopregeling ook al weer? Met de levensloopregeling of levensloopwet konden werknemers sparen om een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kon worden gebruikt voor bijna elke vorm van verlof. Werknemers mochten het spaarsaldo ook gebruiken om eerder met pensioen te gaan. De regeling ging in 2006 in en werd zes jaar later in 2012 weer afgeschaft.

Een relatief beperkte groep werknemers heeft gebruik gemaakt van de levensloopregeling, vooral DGA’s die het levensloopsaldo gebruikten voor een overbrugging tot de pensioendatum.

Om te voorkomen dat de levensloopuitkering in 2021 ineens bovenop het normale inkomen komt en daardoor relatief zwaar wordt belast, heeft de deelnemer nog tot en met 2021 de tijd om het gespaarde bedrag gespreid te op te nemen. Is er op 31 december 2021 nog een tegoed niet opgenomen dan wordt het bedrag ineens uitgekeerd en valt daardoor in de progressieve heffing loon/inkomstenbelasting. Het is dus kort dag. (Bronnen: AVaccountancy, Wikipedia en HR-kiosk, jan. 2018)

Vitaliteitsregeling

Met het verdwijnen van de levensloopregeling en de spaarloonregeling in 2012 werd als alternatief de zogeheten vitaliteitsregeling ten tonele gevoerd.

Uit het bruto loon kon worden gespaard tot maximaal € 5.000 per jaar tot maximaal € 20.000. Het saldo zou kunnen worden besteed aan wat iemand naar wou en wanneer het hem/haar uitkwam. Opname van het gespaarde saldo was uiteraard belast. Het gespaarde bedrag zou ook vrijgesteld zijn van de vermogensbelasting box 3.

Alles was toegestaan onder twee voorwaarden, het geld mocht niet worden besteed om vervroegd met pensioen te gaan en ook niet om daarmee het pensioen aan te vullen. Om dit te voorkomen mocht iemand na het 62ste jaar maximaal € 10.000 opnemen maar op het 65ste jaar moest het saldo € 0 zijn.

De vitaliteitsregeling was niet alleen bedoeld voor werknemers, maar ook voor ondernemers. Dat was een verbetering ten opzichte van de levensloop- en spaarloonregeling.

In het regeerakkoord 2012 tussen VVD en PvdA werd echter afgesproken de vitaliteitsregeling af te schaffen nog voordat de regeling was ingevoerd. Op 26 november 2012 werd deze beslissing openbaar gemaakt. Als reden werd opgegeven dat de vitaliteitsregeling niet paste in de benodigde bezuinigingen.

Levensloopregeling eindigt definitief per 31 december 2021

Tot 2012 hadden werknemers de mogelijkheid om te sparen voor een levensloopuitkering. Bij de afschaffing van de levensloopregeling is bepaald dat werknemers met een levensloopaanspraak van meer dan € 3.000 op 31 december 2011, gebruik kunnen maken van overgangsrecht. Dit overgangsrecht eindigt per 31 december 2021. Dit betekent dat als de levensloop vóór 1 januari 2022 nog niet als loon is uitgekeerd, de waarde van de levensloop wordt belast. (Bron: De Jong & Laan, 21 sep. 2020)

Geen recht op 80%-regeling als levensloopregeling is voortgezet

Wie een opgebouwd levenslooptegoed heeft laten uitkeren mag over 2015 gebruikmaken van een regeling waarbij maar 80% wordt belast. Maar dan moest wel het hele bedrag worden opgenomen én de levensloopregeling niet worden voortgezet, oordeelt de rechtbank in Breda. Verder sparen bij een andere werkgever telt daarbij als het voortzetten van de regeling. (Bron: Accountancyvanmorgen, 21 okt. 2020)

Alternatieven voor de levensloopregeling

Voor belastingplichtigen die eind 2011 over een levenslooptegoed beschikten, is een tijdelijk overgangsrecht ingevoerd. BDO ziet mogelijke alternatieven het gemis aan te vullen, zie haar schrijven d.d. 9 feb. 2021.

Hoe voorkom je afrekening over het levensloopsaldo?

Op 1 november 2021 valt definitief het doek voor de levensloopregeling. Uitvoerders zijn dan verplicht om loonheffing in te houden op het nog bij hen aanwezige saldo en zullen het resterende saldo aan de belastingplichtige uitbetalen. Wat zijn verdere opties?

Onlangs heeft de staatssecretaris van Financiën antwoord gegeven op Kamervragen over de afwikkeling van de levensloopregeling en een reactie gegeven op een pleidooi voor versoepelingen. De antwoorden werden gegeven op vragen van het lid Lodders over de uitzending van Radar van 8 februari 2021 ‘Afschaffen levensloopregeling: Overheid verandert halverwege de spelregels’.

De levensloopregeling eindigt op 1 november 2021

De levensloopregeling eindigt op 1 november 2021. Dat is 2 maanden eerder dan gepland. Bent u momenteel met levensloopverlof en bent u ook na 1 november 2021 nog met verlof? Dan wordt uw levensloopverlof in november en december gezien als ‘normaal’ onbetaald verlof. Dit heeft gevolgen voor uw pensioenopbouw bij ABP. (Bron: ABP, 15 sept. 2021)