Verworven rechten

Datum laatste wijziging: 19 oktober 2018  |  Trefwoorden: , ,

Inhoud

  1. Bron
  2. Verworven rechten
  3. Hoge Raad
  4. Jurisprudentie

Bron

Arbeidsvoorwaarden komen voort uit diverse bronnen:
  • Wet: overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd, minimum loon, aantal vakantiedagen, rusttijden et cetera.
  • CAO: salarisschalen, te volgen opleidingen, pensioenregeling, verzekering, reiskostenvergoeding et cetera.
  • Afspraken (schriftelijk) tussen werkgever en werknemer: te vervullen functie, te behalen doelen, verhuiskosten, concurrentiebeding, wel of geen proeftijd, gebruik lease-auto et cetera.
  • Verworven rechten.

Verworven rechten

Verworven rechten lijken op bovenstaande 'Afspraken (schriftelijk) tussen werkgever en werknemer'. Het verschil is dat deze afspraken niet ten tijde van de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt, maar later. Voorbeelden zijn het gebruik van een lease-auto, rechten en toelages bij uitzending naar het buitenland, tegemoetkoming kosten kinderen op een internationale school. Ook een provisie of bonus kan hieraan worden toegevoegd.

In het geval een handelwijze van de werkgever achtereenvolgend meerdere keren is toegepast - bijv. een provisie is een reeks van opeenvolgende jaren aan een werknemer uitgekeerd - komt er het moment dat de werkgever de handelwijze niet meer kan intrekken c.q. wijzigen, zo is uit jurisprudentie gebleken. Een bepaalde handelwijze is verworden tot een verworven recht of de werkgever dit nu wenst of niet.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft in een arrest van 22 juni 2018 richtlijnen gegeven om te bepalen of sprake is van een verworven recht. In het arrest stelt de Hoge Raad voorop:

“De vraag wanneer uit een door de werkgever jegens de werknemer gedurende een bepaalde tijd gevolgde gedragslijn voortvloeit dat sprake is van een tussen partijen geldende (de arbeidsovereenkomst aanvullende) arbeidsvoorwaarde, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op de zin die partijen aan elkaars gedragingen (en in verband daarmee staande verklaringen) hebben toegekend en in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen.

In dit verband komt betekenis toe aan gezichtspunten als
  1. de inhoud van de gedragslijn,
  2. de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie die de werkgever en de werknemer jegens elkaar innemen,
  3. de lengte van de periode gedurende welke de werkgever de desbetreffende gedragslijn heeft gevolgd,
  4. hetgeen de werkgever en de werknemer in verband met deze gedragslijn jegens elkaar hebben verklaard of juist niet hebben verklaard,
  5. de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien, en
  6. de aard en de omvang van de kring van werknemers jegens wie de gedragslijn is gevolgd.”

Jurisprudentie

In vervolg op het arrest van de Hoge Raad zijn er diverse uitspraken te noteren:

In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2018:5543) aan de hand van de invulling van de gezichtspunten geoordeeld dat toegekende vergoedingen voor oproepen tijdens consignatiediensten als arbeidsvoorwaarden moeten worden beschouwd.
Voor dit oordeel werden de volgende feiten en omstandigheden van belang geacht:
- de vergoedingen zijn toegekend aan alle werknemers die consignatiediensten verrichten of als tweede man worden geraadpleegd of opgeroepen en niet aan één enkele werknemer;
- de vergoedingen zijn toegekend vanaf 2001 over een zeer lange periode van ruim 15 jaar;
- het systeem van de salarisadministratie is ingericht op de toekenning van de vergoedingen;
- de geregistreerde uren en de extra 2 uur per oproep worden op de urenstaten ingevuld en door het management goedgekeurd;
- de uren en de hieraan gekoppelde vergoedingen zijn op de urenstaten en salarisstroken zichtbaar;
- de HR-medewerkers moeten op de hoogte zijn geweest van de vergoedingen;

Een tweede uitspraak komt van de voorzieningenrechter van rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2018:3624) die concludeerde dat het gebruik van de bedrijfsauto, tankpas en telefoon een arbeidsvoorwaarde is geworden. De overwegingen waren als volgt:
- tussen partijen staat vast dat [eiser] al zeer lange tijd gebruik maakt van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto en tankpas.
- [eiser] mocht er gezien het bestendig gebruik dan ook vanuit gaan dat het gebruik van deze zaken een arbeidsvoorwaarde was.
- zeker omdat het binnen de arbeidsrelatie met [gedaagde] nooit anders is geweest. [eiser] hoefde er daarom ook geen rekening mee te houden dat hij deze zaken – op enkel verzoek van [gedaagde] en onmiddellijk – zou moeten inleveren.
- het zou anders geweest kunnen zijn wanneer [gedaagde] voorwaarden aan het gebruik had verbonden, bijvoorbeeld onder welke omstandigheden teruggave van de auto aan de orde is of dat zij [eiser] er op had gewezen dat sprake was van bruikleen in de zin van artikel 7 CAO. Niet is gesteld of gebleken dat die omstandigheden zich hier voordoen.
- de voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het gebruik van de auto, de tankpas en het mobiele telefoonabonnement een arbeidsvoorwaarde is geworden en voor zover de auto door [eiser] privé werd gebruikt is sprake van loon, in de zin artikel 7:617 lid 1 onderdeel b BW.