Pensioengerechtigde leeftijd, wanneer bereikt?

Opinie  |  zo 17 jan 2021  |  Bron: Gommer&Partners  |  Auteur: Theo Gommer  |  Trefwoorden: , , , , , ,

Onlangs velde het Gerechtshof Amsterdam een oordeel over de vraag wanneer een werknemer van een Big Four-kantoor de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. Het antwoord op die vraag bleek nog eens lastig te zijn. Waarom? Omdat de arbeidsovereenkomst luidde: “Het dienstverband eindigt in ieder geval van rechtswege, zonder dat hiertoe enige opzegging of mededeling is vereist, op de eerste van de kalendermaand samenvallend met of volgend op de datum waarop werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.”

De vraag was dus welke leeftijd als ‘pensioengerechtigde leeftijd’ gold. Wanneer in een arbeidsovereenkomst geen concrete leeftijd is opgenomen, wordt het gissen. Vooral nu inmiddels sprake is van een verschil tussen de (fiscale) pensioenrichtleeftijd (68 jaar) en de AOW-leeftijd (66 jaar en 4 maanden), is het voor werkgever en werknemer op voorhand niet duidelijk wat nu is overeengekomen.

Bovendien is het niet opnemen van concrete leeftijden niet enkel verwarrend, maar kan ook leiden tot problemen in de financiële planning: een gemis van twintig maanden salaris, en daarnaast ook een gemis in de pensioenopbouw. Daarbij geldt nog, dat een deel van Nederland nog spaart in zogeheten VPL-regelingen. Pensioenfondsen hanteren daarbij de strikte regel dat tot aan het bereiken van de pensioenrichtleeftijd sprake moet zijn van een actief dienstverband in die sector. Is dat niet het geval, dan vervallen aanspraken op ‘extra ouderdomspensioen’. In sommige gevallen kan het om relatief aanzienlijke bedragen gaan!

Om discussies met de pensioenuitvoerder en de werkgever te voorkomen, is dan ook raadzaam om te zorgen dat de pensioenleeftijd contractueel helder vaststaat.

Pensioenleeftijden

Terugkerend naar de zaak bij het Gerechtshof Amsterdam, zien we dat daar een flink aantal leeftijden de revue passeerden:
  • 62 jaar (vroegpensioenleeftijd)
  • 65 jaar
  • 66 jaar (in 2018 de geldende AOW-leeftijd)
  • 67 jaar (pensioenrichtleeftijd)
  • 68 jaar (in 2018 de geldende pensioenrichtleeftijd)
Om een van deze leeftijden te kunnen koppelen aan de ‘pensioengerechtigde leeftijd’ als opgenomen in de arbeidsovereenkomst, werd gezocht naar de objectief vast te stellen pensioenleeftijd. Het contract was niet uitputtend, dus aanknopen bij objectieve criteria. Omdat de arbeidsovereenkomst in 2003 was gesloten, werd gekeken naar wat destijds als objectieve pensioenleeftijd kon worden beschouwd. Opmerkelijk is de redenering dat in 2003 de AOW-leeftijd ‘vanzelfsprekend’ de pensioengerechtigde leeftijd was, dus dat ruim 15 jaren later (met de nodige wetswijzigingen en stelselherzieningen) nog altijd aan die redenering wordt vastgehouden. In hoger beroep hield dat rechtsoordeel (zelfs!) stand. Voor dit oordeel werd steun gezocht bij een gedateerde uitspraak van de Hoge Raad uit 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE7356).

Helder communiceren wat de pensioenleeftijd is

Op juridisch vlak plaatsen wij advocaten ook de nodige vraagtekens. Immers: waarom zocht het gerechtshof steun in een (verouderde) uitspraak van de Hoge Raad uit 2002, waarin kortgezegd wordt gesteld de AOW-leeftijd al een halve eeuw op 65 jaar was gesteld en het een uitgangspunt was dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd eindigde? Waarom is überhaupt bij de AOW-leeftijd aangeknoopt, aangezien dit toeziet op overheidspensioen en niets te maken heeft met de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer? Waarom is niet aangeknoopt bij de in het pensioenreglement genoemde pensioenrichtleeftijd? Uitgangspunt is namelijk dat het pensioenreglement het leidende document vormt waarmee de rechtsverhouding tussen werknemer/deelnemer en pensioenuitvoerder wordt bepaald, en een ‘vertaling’ is van hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen.

Pensioendiscussie

We zien aldus een uitspraak die tot verwarring in het veld kan leiden. De zaak is bovendien niet volledig in de pensioendiscussie, daar bijvoorbeeld de opbouw van VPL-aanspraken niet is betrokken. En ook is de vertraagde verhoging van de AOW-datum niet in de discussie betrokken. Merkwaardig is namelijk dat de werknemer op 66-jarige leeftijd pensioneerde, en in de lijn van de redenering van het gerechtshof niet de 65-jarige leeftijd.

Om juridische procedures voor te zijn, bevelen wij dan ook sterk aan om altijd duidelijk in kaart te brengen wat de pensioenleeftijd van de werknemers is, en dat ook helder te communiceren. Dat kan bovendien betrokken worden bij andere thema’s rondom flexibiliteitsmogelijkheden.

mr. J.T. Gommer MPLA CCFP & mr. M.K.A. van Slagmaat
 



 

Theo Gommer

Theo Gommer Meer info