Minimumloon (WML)

Datum laatste wijziging: 22 februari 2024  |  Trefwoorden: , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Doel wet
  2. Fiscaal minimumloon
  3. Inkomensbestanddelen wettelijk minimumloon
  4. Normale arbeidsduur
  5. Wet Koppeling met Aanpassingsmogelijkheden
  6. Minister in hoger beroep om uitspraken minimumloon
  7. Asscher pakt ontduiken minimumloon aan
  8. Verrekeningen met wettelijk minimumloon toegestaan
  9. Site Rijksoverheid
  10. Toename jongeren met minimumloon
  11. Minimumloon verhelpt armoede niet
  12. Onderbetaalde werknemers dienen fors meer klachten in
  13. Belastingplan 2016
  14. Uitstel voor verbod op inhoudingen op WML
  15. Regeling dienstverlening aan huis (belastingvrij klussen)
  16. Wetsvoorstel minimumloon van 23 naar 21 jaar
  17. Inhouding huisvesting en zorgverzekering op minimumloon aan banden
  18. Snel minimumloon berekenen
  19. Asscher verheldert uitzonderingen verbod inhoudingen WML
  20. Voorwaarden inhoudingen inzake inhoudingen minimumloon 1 jan. 2017
  21. Wet minimumloon bij overeenkomst van opdracht weer behandelen
  22. Minimumloon voor overwerk
  23. Internetconsultatie minimumuurloon
  24. Wetsvoorstel aangenomen minimum loon bij leeftijd 21 jaar
  25. Het begrip minimumloon en de toepassing
  26. Werkgevers wijzen uniform minimumuurloon af
  27. Wet minimumuurloon: nog niet alle regeldrukgevolgen in beeld
  28. WML voor 60.000 werkenden extra
  29. Cafetariasysteem en Minimumloon
  30. Lage loonschalen in CAO’s opnemen
  31. Minimumlonen moeten fors omhoog
  32. Vijftig jaar minimumloon
  33. FNV eist minimumloon van € 14
  34. Verhoging minimumloon heeft negatieve gevolgen
  35. Een vast minimumuurloon voor alle sectoren
  36. Minimumloon blijft wat die is
  37. Doorrekening minimumuurloon door CPB
  38. Reactie op notitie CPB: minimumloon wordt niet verhoogd
  39. Rapport Eurofound over minimumlonen
  40. Europese richtlijn voor verhoging minimumloon
  41. Verhoging minimumloon veroorzaakt bredere loonstijging
  42. Verdeling uurloon verschikt enorm per bedrijfstak
  43. Europa dwingt verhoging minimumloon af
  44. Hoger minimum loon per 1 januari 2022 vastgesteld
  45. Tweede Kamer akkoord met wettelijk minimumuurloon
  46. Minimumloon stijgt 1 januari 2023 met € 178 per maand
  47. Werkgevers betalen in 2023 meer loonkosten per minimumloner
  48. Wettelijk minimumloon per 1 juli extra omhoog
  49.  Verhoging minimumloon met 1,2 procent per 1 juli 2024 – antwoord op vragen

Doel wet

De Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WML) biedt iedere werknemer tot de pensioengerechtigde leeftijd recht op het minimumloon (art 7, lid 1, WML). Dit is de bodem in de beloning van werknemers. Hoewel in vele CAO's - na aandringen van de overheid - in de salarisschalen het minimumloon (bijna) is opgenomen, betalen de meeste ondernemingen aan de werknemers in de laagste loonschaal salarissen die boven het minimumloon uitgaan. De WML geldt in alle bedrijfstakken en voor alle soorten arbeidsovereenkomsten, dus ook voor uitzendkrachten, thuiswerkers en oproepkrachten. Alleen voor langdurig zieken die herintreden (Wet REA), herintredende langdurig werklozen, gehandicapten en leerlingen kunnen bij wet uitzonderingen worden gemaakt.

Flexwerkers

De Wml is van toepassing op alle werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid
verrichten. De Wml geldt ook voor flexibele arbeidskrachten, zoals thuiswerkers, voorwaarden zijn:

  • de arbeid persoonlijk wordt verricht of hooguit met behulp van gezinsleden;
  • er niet meer dan 2 opdrachtgevers zijn;
  • de arbeidsverhouding ten minste 3 maanden duurt;
  • het werk gedurende ten minste 5 uur per week wordt gedaan.

Buitenlander

Heeft een Nederlandse onderneming een buitenlander in dienst, dan geldt ook voor hem het minimum loon. Ook moet hij een beroep kunnen doen op de geldende CAO-bepalingen, zo leert de jurisprudentie.

Meer informatie

Zie de site van Eurostat.

Bedragen

De bedragen van het minimumloon zijn te vinden in subrubriek Minimumloon (tabellen) en de bedragen per uur in subrubriek Minimumloon per uur (tabellen).

Uitkeringen gekoppeld aan het minimumloon

Het betreft de volgende uitkeringen:

  • Participatiewet (PW)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  • Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • Algemene Nabestaandenwet (Anw)
  • Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong)
  • Werkloosheidswet (WW)
  • Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
  • Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
  • Ziektewet (ZW)
  • Toeslagenwet (TW)

Fiscaal minimumloon

Naast het wettelijk minimumloon hanteert de fiscus het begrip fiscaal minimumloon. Dit loonbegrip wordt gebruikt als het loon niet per uur, per dag, per week, enzovoort wordt berekend. Het fiscaal minimumloon wijkt af van het wettelijk minimumloon.

Inkomensbestanddelen wettelijk minimumloon

Het wettelijk minimum(jeugd)loon gaat uit van het brutoloon bij een normale arbeidsduur (dus zonder overwerk), dat aan de werknemer wordt uitbetaald over de overeengekomen betalingstermijn (per week, maand, of om de vier weken). Het brutoloon kan uit verschillende elementen zijn opgebouwd:

  • toeslagen voor bijvoorbeeld prestatie, ploegendienst, onregelmatige werktijden, wachtdienst, werkomstandigheden, enz.;
  • beloningen voor de omzet die de werknemer maakt (provisie) en die elke betalingstermijn worden uitgekeerd;
  • beloningen van derden die uit het werk voortvloeien (bijvoorbeeld fooien) en waarover een regeling is getroffen tussen werkgever en werknemer;
  • een aantal niet uit geld bestaande beloningen, zoals kost en inwoning, maaltijden, was- of douchegelegenheid, waarvoor de werkgever een bepaald bedrag in rekening mag brengen.
  • Het totaal van deze bedragen mag dus niet minder zijn dan het minimumloon.

Aan de andere kant tellen sommige inkomsten in geld niet mee bij de bepaling van het minimum(jeugd)loon:

  • geld verdiend met overwerk;
  • vakantiebijslag;
  • winstuitkeringen;
  • speciale uitkeringen;
  • uitkeringen op termijn die onder bepaalde voorwaarden worden toegekend (bijvoorbeeld pensioen en spaarregelingen waaraan de werkgever bijdraagt);
  • vergoedingen voor kosten die de werknemer voor zijn werk heeft moeten maken;
  • eindejaarsuitkeringen.

Normale arbeidsduur

Het minimumloon per dag gaat uit van de gangbare werkdag. Bij een 40-urige werkweek en een werkdag van 8 uur is het uurloon van een 22-jarige € 7,61 (1 januari 2017). Bij een 36-urige werkweek (7,2 uur per dag) is dat dus hoger: € 8,46. Omdat een minimumloon per uur leidt tot ofwel loonsverhogingen of -verlagingen, is dit een reden waarom politiek Den Haag (vooralsnog) afziet van het stellen van een minimumloon per uur dat voor iedereen gelijk is. Er zijn wel tabellen van het minimumloon per uur die gelden bij een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur per week, zie subrubriek Minimumloon per uur (tabellen).

Wanneer de normale arbeidsduur bij een bedrijf is/wordt verkort, blijft de werknemer bij een volledige baan recht houden op het hele minimum(jeugd)loon. In veel bedrijfstakken is de normale arbeidsduur verkort van 40 uur naar 38 uur per week. Volgens het CBS werkt in Nederland nog slechts één op de tien werknemers 40 uur per week.

Wet Koppeling met Aanpassingsmogelijkheden

Het wettelijk minimumloon is een vorm van inkomensbescherming. Het garandeert de werknemers een redelijk inkomen voor de arbeid die zij leveren. De hoogte van de bijstandsuitkering is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Het minimumloon wordt tweemaal per jaar aangepast, in januari en in juli. Dit gebeurt op basis van voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB)³ over de CAO-loonstijging in de marktsector. Dit is vastgelegd in de Wet Koppeling met Aanpassingsmogelijkheden (Wka). Op die manier loopt het minimumloon in de pas met de gemiddelde loonontwikkeling. Van deze stelregel mag alleen worden afgeweken als de 'i/a-ratio' (het aantal inactieven gedeeld door het aantal actieven) hoger dan 82,6 uitvalt. Wordt deze waarde overschreden, dan kan de regering besluiten de koppeling te bevriezen.

³ Kort samengevat berekent het onafhankelijk instituut CPB hoe het met de economie zal gaan. Overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties in Nederland erkennen het CPB als algemeen rekenmeester. Andere landen doen dat anders, Duitsland kent een groot aantal economische instituten en in vele andere landen is de rol van rekenmeester toebedeeld aan het Ministerie van financiën.

Minister in hoger beroep om uitspraken minimumloon

Minister Asscher van Sociale Zaken gaat in hoger beroep tegen twee uitspraken die de Rechtbank onlangs deed over de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML):
  1. Verrekening en minimum loon. In de praktijk worden er met name in geval van buitenlandse uitzendkrachten regelmatig (soms zeer hoge) bedragen ingehouden op het loon. Deze bedragen worden ingehouden, omdat de werkgever bijvoorbeeld zorgt voor huisvesting van de werknemers. Soms leidt de inhouding ertoe dat het loon zelfs onder het wettelijk minimumloon uitkomt. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt dat verrekeningen die onder het minimumloon uitkomen in strijd zijn met de wet, met boetes als gevolg. De rechtbank oordeelt anders dan de Inspectie.
  2. Vrijwilligerswerk. De tweede zaak ging over het al dan niet toepasselijk zijn van de Wet minimumloon (WML) bij vrijwilligerswerk. De WML is alleen van toepassing als er een arbeidsovereenkomst is. De kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn de verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten, onder gezag en tegen loon. In deze zaak ging het om een stichting die handelde in de commerciële sfeer in concurrentie met bedrijven met werknemers. De stichting nam opdrachten aan die vrijwillig door leden werden uitgevoerd. De leden kregen en wilden geen loon voor hun arbeid. De rechters concludeerden dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst dus de WML was dan ook niet van toepassing. De Staatsecretaris SZW vindt dit oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en mogelijke verdringing van de arbeidsmarkt.

Asscher pakt ontduiken minimumloon aan

Om ontduiking van het wettelijk minimumloon tegen te gaan, mag het salaris voortaan niet meer volledig contant worden uitbetaald. Vanaf 1 januari 2015 moet minimaal een salarisgedeelte dat gelijk is aan het minimumloon giraal worden overgemaakt. Werkgevers mogen ook ziektekostenpremies en dergelijke niet meer verrekenen met het minimumloon. De maatregelen passen in het beleid van Asscher om constructies tegen te gaan waarmee de regels voor de arbeidsmarkt worden ontweken. Asscher wil ook de Inspectie SZW meer bevoegdheden geven om de regels te handhaven.

Verrekeningen met wettelijk minimumloon toegestaan

De Raad van State heeft op 12 november 2014 de uitspraak van de rechtbank in Den Haag bevestigd dat het handhavingsbeleid van de Inspectie SZW ten aanzien van verrekeningen met het wettelijk minimumloon (WML) geen wettelijke basis heeft.

Rechtbank Den Haag had eind 2013 geoordeeld over de boetes die aan een werkgever door de Inspectie SZW waren opgelegd wegens het niet betalen van het minimumloon. De betrokken werkgever had onder meer huisvestingskosten verrekend, waardoor hij volgens de Inspectie SZW de werknemers onderbetaalde. Daarbij had de Inspectie SZW wel de handhavingsnorm gehanteerd van 20% van het minimumloon in geval van huisvestingskosten. Volgens de rechtbank vermeldt de wet niets over verrekeningen en bestaat er geen publiekrechtelijk verbod om door verrekening de loonschuld te niet te laten gaan. Volgens de rechtbank zijn op grond van het BW verrekeningen toegestaan tot aan de beslagvrije voet. Dit bedrag is afhankelijk van de leefsituatie van betrokkene en dus individueel bepaald. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. (Bron: CAO-Web, 17 nov. 2014)

Site Rijksoverheid

De Rijksoverheid gaat uitvoerig op het minimumloon in, zie internet.

Toename jongeren met minimumloon

Het aantal banen met een minimumloon nam in de periode 2008-2012 licht toe. De toename zit vooral bij jongeren van 20 tot 30 jaar.

Sinds het begin van de crisis in 2008 is het aandeel minimumloonbanen van jongeren tussen 20 en 30 jaar gestegen van 10 procent in 2008 naar 12 procent in 2012. Jongeren hebben vaker een tijdelijke baan of een bijbaan dan ouderen. Daarnaast komen jongeren sneller in aanmerking voor een minimumloonbaan, doordat zij weinig tot geen werkervaring hebben. (Bron: CBS: 6 mei 2014)

Een op de zes jongeren onder de 23 jaar verdient het minimumloon tegen ruim een op de twintig volwassenen. In 2014 waren er bijna een half miljoen minimumloonbanen. Deze jongeren nemen 171 duizend van deze banen voor hun rekening, oftewel 35 procent (Bron: CBS, 7 dec. 2015)

Minimumloon verhelpt armoede niet

Een verhoging van het minimumloon, toch een strijdmiddel tegen armoede, leidt vaak niet tot een beter inkomen. Van een eurootje extra, blijft netto weinig over, schrijft de OESO. En verder 'Een laag maar goed gehandhaafd jeugdloonstelsel kan ervoor zorgen dat de barrières die jonge mensen hebben (0% werkervaring) om de arbeidsmarkt te betreden, worden geslecht.'

De OESO concludeert dat het verhogen van het minimumloon op zichzelf geen goed besluit hoeft te zijn. 'Het hele systeem van minimumlonen, uitkeringen en belastingen moet als een geïntegreerd systeem worden gezien. Het heeft geen zin de minimumlonen te verhogen als die andere aspecten ook niet worden meegenomen.'

Onderbetaalde werknemers dienen fors meer klachten in

Het aantal klachten van werknemers over onderbetaling is in de afgelopen jaren fors gestegen. Dat blijkt uit gegevens van het ministerie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid die LocalFocus via een WOB-procedure heeft opgevraagd.

Er zijn relatief veel meldingen binnen gekomen over werkgevers in agrarische gebieden. De Zuid-Hollandse gemeente Midden-Delfland staat boven aan de lijst met 31,4 meldingen per tienduizend inwoners die onder de beroepsbevolking vallen.

Belastingplan 2016

Vanaf 2017 krijgen werkgevers een tegemoetkoming van maximaal € 2.000 per jaar voor elke werknemer die rond het minimumloon zit, het zogenoemde lage inkomensvoordeel (LIV). Dat maakt het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om deze werknemers in dienst te nemen en/of te houden. Het CPB heeft berekend dat de verlaging van lasten op arbeid met 5 miljard euro al binnen 2 jaar in totaal 21.000 banen oplevert. Op de langere termijn leidt de lastenverlichting tot 35.000 extra banen.

Najaar 2015 stuurt het kabinet een verkennende notitie over het minimum loon op dag-, week- of maandbasis naar de Tweede Kamer. Ook het minimumjeugdloon, stukloon en reikwijdte van het minimumloon komen aan de orde.

Uitstel voor verbod op inhoudingen op WML

Het verbod op inhoudingen op het minimumloon wordt uitgesteld tot 1 juli 2016. Dit schrijft minister Asscher in een brief van 30 november 2015 aan de Tweede Kamer.

Omdat hij voor de onderwerpen in die brief (herziening WML, handhaving, mogelijke invoering wettelijk minimumuurloon, stukloon, reikwijdte WML, minimumjeugdloon) meer tijd nodig heeft, stelt hij zijn brief uit tot begin 2016.

Regeling dienstverlening aan huis (belastingvrij klussen)

Een particulier mag maximaal drie dagen per week persoonlijke diensten (zoals schoonmaken, tuinonderhoud, hond uitlaten, verzorging, strijken of op kinderen passen) laten verrichten zonder loonbelasting of premies voor werknemersverzekeringen in te houden. De dienstverlener moet zijn verdiensten wel jaarlijks opgeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. De werkster (23 jaar of ouder) heeft recht op het minimumloon van € 69,59 per dag (1 juli 2015) of (€ 69,59 : 8 =) € 8,70 per uur. Meer mag natuurlijk ook.

Wetsvoorstel minimumloon van 23 naar 21 jaar

Jongeren vanaf 21 jaar gaan hetzelfde minimumloon verdienen als volwassenen. Minister Asscher schaft het minimumjeugdloon af voor jongeren tussen 21 en 23 jaar, want 'volwassenen verdienen een volwassen loon', aldus Asscher. De afschaffing geschiedt in twee stappen, in 2017 en 2019.

Tegelijk met dit wetsvoorstel schreef minister Asscher in zijn uitvoerige brief aan de Tweede Kamer d.d. 21 apr. 2016 over de aanpassing van de minimumjeugdloonstaffel 15 t/m 20 jaar (pagina 7 t/m 11).

Wetsvoorstel aangenomen minimum loon bij leeftijd 21 jaar

De Eerste Kamer heeft op 24 januari 2017 het wetsvoorstel aangenomen dat de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) wijzigt en enkele daarmee verband houdende andere wetten.
Het voorstel geeft jongeren vanaf 21 jaar recht op het volledige wettelijk minimumloon en voorziet daarnaast in een verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon van 18- tot 20-jarigen. Het wetsvoorstel moet 1 juli 2017 in werking treden

Meerwerk en stukloon
Ook wordt met wetsvoorstel een expliciete grondslag gecreëerd voor betaling en handhaving van het minimumloon over verrichte arbeid boven de voltijds dan wel overeengekomen arbeidsduur (meerwerk) en wordt de stukloonregeling aangepast zodat kan worden voorkomen dat betaling op basis van stukloon leidt tot betaling beneden het minimumloon. Om werkgevers, werknemers en sociale partners de tijd te geven om hun werkwijze aan te passen aan de onderdelen van deze wet, treedt dit onderdeel van de wet per 1 januari 2018 in werking.

Wet tegemoetkoming loondomein
De wijzigingen in de Wet tegemoetkomingen loondomein (minimumjeugdloonvoordeel) treden in werking met ingang van 1 januari 2018. Zie verder

Werknemers die beroepsbegeleidende leerweg volgen
Het is afhankelijk van de omstandigheid of een algemene maatregel van bestuur is getroffen voor afwijkende jeugdlonen voor werknemers die de beroepsbegeleidende leerweg volgen (zogenoemde BBL’ers) of de artikelen XVI en XVII gelden (hoogte minimumjeugdloonvoordeel 2018). Deze artikelen zullen wel per 1 januari 2018 in werking treden, maar de inhoud er van is afhankelijk van het feit of voornoemde algemene maatregel van bestuur dan tot stand is gekomen.

CAO’s aanpassen aan regeling voor meerwerk
Om CAO-partijen de mogelijkheid te bieden om CAO’s aan te passen aan de regeling voor meerwerk, dan wel nieuwe CAO’s te sluiten voor zover daarvan op dit moment geen sprake is, zal het vereiste dat compensatie in betaalde vrije tijd alleen kan als deze mogelijkheid in een CAO is opgenomen, een jaar later in werking treden.

Inhouding huisvesting en zorgverzekering op minimumloon aan banden

Werkgevers van arbeidsmigranten mogen vanaf januari 2017 de kosten van de zorgverzekering en maximaal een kwart van het wettelijk minimumloon aftrekken voor het betalen van huisvesting. Dat staat in een algemene maatregel van bestuur die minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De voorwaarden zijn:
  • De werkgever moet een schriftelijke volmacht van de werknemer hebben;
  • De inhouding betreffende de huisvesting mag niet meer bedragen dan 25% van het voor de werknemer geldende minimumloon;
  • Het moet handelen om een in de Woningwet toegelaten instelling die verhuurt, of een gecertificeerde verhuurder;
  • De werkgever dient te beschikken over een afschrift van de huurovereenkomst;
  • De maximaal in te houden premie voor de Zorgverzekeringswet is de gemiddeld geraamde nominale premie (dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld);
  • De werkgever dient te beschikken over een afschrift van de polis;
  • De kosten van huisvesting mogen niet worden ingehouden als het om een binnen de EU gedetacheerde werknemer gaat.
(Bron: Rijksoverheid, juni 2016)

NB1: In het voorstel staat ook dat arbeidsmigranten bij een te hoge huur naar de huurcommissie moeten stappen.

Red.: Dat is natuurlijk onzin. Stel, een werknemer stapt naar deze huurcommissie, de dag daarna kan hij opstappen. De overheid leert wat dit betreft niet van eerdere fouten.

NB2: Bij ongeveer 75.000 arbeidsmigranten wordt er geld op het loon ingehouden om huisvesting en een zorgverzekering te bekostigen (2016).

Snel minimumloon berekenen

Wat hoort een werknemer minimaal te verdienen? Met de tool op de website van de Rijksoverheid is het mogelijk om het bedrag te berekenen dat een werknemer minimaal hoort te verdienen per maand, week, dag en uur. Voor een fulltime of parttime baan. De Rijksoverheid maakte een tool die het de werkgever gemakkelijk maakt dat snel te berekenen.

Asscher verheldert uitzonderingen verbod inhoudingen WML

Minister Asscher is per brief (31 augustus 2016) ingegaan op het ontwerpbesluit dat uitzonderingen regelt voor huisvesting en zorgverzekering op het verbod op inhoudingen op het wettelijk minimumloon dat op 1 januari 2017 in werking zal treden.

Letterlijk schrijft hij: 'Het is niet mogelijk bedragen in te houden op het wettelijk minimumloon voor de kosten van een aanvullende verzekering. Alleen de premie voor de basisverzekering en de premie voor de herverzekering van het eigen risico vallen onder het maximaal in te houden bedrag. Dit in te houden bedrag is overigens afgeleid van de geraamde gemiddelde premie voor de basisverzekering.
In de praktijk zal het dan ook weinig voorkomen dat uit het maximaal in te houden bedrag naast de herverzekering van het eigen risico ook nog andere aanvullingen betaald kunnen worden aan de zorgverzekeraar. Als sprake is van bovenwettelijk loon kunnen, na schriftelijke volmacht door de werknemer, de kosten van aanvullende verzekeringen daarop worden ingehouden om te voldoen aan de zorgverzekeraar en het staat de werknemer ook vrij deze kosten separaat te voldoen.'

Voorwaarden inhoudingen inzake inhoudingen minimumloon 1 jan. 2017

Op 8 november 2016 zijn definitieve voorwaarden 2017 bekend gemaakt. Wat wel en wat niet op het minimumloon vanaf 1 januari 2017 mag worden ingehouden, leest u hieronder

  • Voor de kosten van (kwalificerende!) huisvesting mag maximaal 25% van het voor de werknemer gelden bruto minimumloon worden ingehouden.
  • Voor de zorgverzekering geldt in 2017 een maximale inhouding op het netto minimumloon van maximaal € 1.285 op jaarbasis (€ 107 per maand).
  • Kosten voor een aanvullende verzekering mag de werkgever niet inhouden op het netto minimumloon, wel op het eventuele surplus aan netto loon dat de werknemer ontvangt.
  • Voor diverse groepen werknemers met een arbeidsbeperking gelden de hierboven genoemde maxima niet. In die situatie mag de werkgever de werkelijke kosten inhouden. Ook mag de werkgever voor die doelgroep de gemeentelijke en waterschaps belastingen inhouden.
  • Voor arbeidskrachten in dienst van een buitenlands bedrijf die tijdelijk in Nederland werkzaam zijn, geldt het andere uiterste: voor hen gelden de genoemde uitzonderingen op het inhoudingenverbod in het geheel niet. Inhoudingen op het netto minimumloon voor met name huisvesting zijn dus niet toegestaan.

(Bron: BDO, 14 nov. 2016)

Wet minimumloon bij overeenkomst van opdracht weer behandelen

In een brief van 21 december 2017 geeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Eerste Kamer de overweging om het wetsvoorstel 'Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht' weer in behandeling te nemen.

Minister Asscher schrijft 'Hierbij deel ik u mede dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal onlangs het Wetsvoorstel wijziging WML en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk1 en enige andere wijzigingen onlangs heeft aanvaard en dit wetsvoorstel voor behandeling zal doorgeleiden naar uw Kamer. Met het oog hierop geef ik u in overweging om de behandeling van het aangehouden wetsvoorstel te hervatten, zodat de beide wetsvoorstellen in onderlinge samenhang kunnen worden beoordeeld.'(Bron: Min SZW, 21 dec. 2016)

1 De inwerkingtreding van de aanpassingen ten aanzien van stukloon en meerwerk in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is opgeschoven naar 1 januari 2018.

Minimumloon voor overwerk

Per 1 juli 2017 verandert de Wet minimumloon. Hierdoor moeten meer uren boven de overeengekomen uren minimaal conform het wettelijk minimumloon worden uitbetaald. (Bron: Fiscount, 28 mrt. 2017)

Internetconsultatie minimumuurloon

Het uurloon van iemand die het minimumloon verdient, kan momenteel verschillen. Uitgangspunt is namelijk een volledige werkweek in een sector of CAO. Dit schept soms verwarring als mensen geen volledige werkweek werken of twee banen hebben in verschillende sectoren. Ook leidt het omrekenen soms tot discussie bij de handhaving van het WML.

Het wetsvoorstel dat nu ter discussie is voorgelegd heeft als doel dat de systematiek eerlijker wordt, beter aansluit bij de huidige arbeidsmarkt en beter te handhaven is. Het aantal uur wordt straks vastgesteld op de gemiddelde werkweek in CAO’s, momenteel zou dat betekenen dat een uurloon wordt vastgesteld op het WML gedeeld door 37,4 uur.

Het WML is het salaris dat iedereen met een arbeidscontract minimaal verdient. Ook mensen die op een OVO, een overeenkomst van opdracht maar niet in het kader van beroep of bedrijf, werken, vallen onder dit minimum. Het is aan een volgend kabinet om te bepalen wat ze met de uitkomsten doet. (Bron: Rijksoverheid, 19 apr. 2017)

Red.: Dit betekent dus dat iemand die het minimum loon verdient bij een organisatie die een 40-urige werkweek heeft, per week meer gaat verdienen dan een werknemer die een 32-urige werkweek heeft. We missen een overgangsperioden om dit te regelen.

Ga terug naar subrubriek Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WML).

Begrip minimumloon en de toepassing

Er ligt een wetsvoorstel voor om het wettelijk minimumloon per uur vast te stellen, waarbij een week op 37,4 uur wordt gesteld. Het minimumloon heeft bij de toepassing van andere wetgeving vaak tot discussie geleid. Neem nu de volgende 3 voorbeelden:
  1. De Levensloopregeling waarbij een medewerker op 31 december 2005 51 jaar of ouder was, maar niet ouder dan 55 jaar? Dan kon deze extra sparen. Namelijk meer dan 12% van het bruto jaarloon. Het totale levenslooptegoed, dus inclusief rendement, mocht zelfs maximaal 210% van het bruto jaarloon in dat kalenderjaar zijn. Het was dus mogelijk dat een werknemer, die nog maar kort spaarde achtereenvolgens 2 jaarsalarissen kon inleggen en dus 2 jaar lang een bruto salaris had van NUL euro. Op mijn vraag aan het Ministerie of dit niet in strijd was met het Minimumloon begrip antwoordde men. Neen, want het loon wordt immers wel uitbetaald, maar doorgestort naar de Levensloopregeling.
  2. Een accountmanager, die op provisie werkt, heeft een maandelijks vast salaris van € 600,00 en daarboven een provisie van 5% van de omzet. Zijn salaris komt bijna iedere maand boven de € 8.000,00, maar 2 maanden (tijdens zijn vakantie) wordt er niets verkocht en ontvangt hij dus tweemaal een salaris van € 600,00. Moet nu over die 2 maanden minstens het minimumloon betaald worden? Al jaren ben ik van mening dat het minimumloon gemiddeld moet worden betaald. Dus helemaal geen aanvulling gedurende die 2 maanden.
  3. Een medewerker net iets boven het minimumloon wil meedoen aan het cafetariasysteem en verruilt een stukje bruto loon voor een onbelaste vergoeding/verstrekking, waardoor zijn bruto loon beneden het minimum komt. Mijn opvatting is ook hier dat het Minimumloon gewoon betaald is en deze transactie ook gewoon toegelaten moet worden.
Overigens is de Wet Minimum Loon ingevoerd opdat de medewerker niet benadeeld wordt. Strikte toepassing zoals dat in veel organisaties gebeurt, benadeelt de medewerker juist wel.

Cafetariasysteem en Minimumloon

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft laten weten dat per 1 januari 2018 het inzetten van het minimumloon over overuren en meeruren in een cafetariastelsel definitief niet meer mogelijk is. Oók niet als er in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) andere afspraken zijn vastgelegd. Nu kan dat nog wel, waardoor werknemers belast overwerkloon kunnen omzetten in een onbelaste vergoeding en zo netto meer loon overhouden. Afwijken van de nieuwe regels voor meerwerk en overwerk kan alleen per CAO en alleen als de werknemer zijn loon voor overuren en meeruren omzet in extra vakantie-uren: de zogenoemde tijd-voor-tijd.

Meer dan minimum wel inzetten
De nieuwe regels staan in de Verzamelwet SZW 2018. Wat nog wel mag, is loon over overuren en meeruren dat hoger is dan het wettelijk minimumloon (tools) inzetten voor een cafetariaregeling. Het deel van het loon dat onder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) valt, mag echter niet worden ingezet. De enige uitzondering op die regel is dus een tijd-voor-tijd-regeling die per CAO is vastgelegd. Voor 2018 geldt een overgangsregeling, in dat jaar is een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en werknemer voldoende. (Bron Rendement)

Commentaar
De interpretatie van het Ministerie is niet alleen absurd, maar ook volkomen strijdig met eerdere uitgangspunten. Daarbij dient de WML nu juist om de medewerker te beschermen, terwijl de maatregel, die het Ministerie nu voorstelt de medewerker juist benadeelt. Een belangrijke toepassing is o.a. het verruilen van bruto loon voor een reiskostenvergoeding.
In gesprekken met het Ministerie ( m.b.t. o.a. de verhoogde Levensloop inleg voor oudere werknemers), werd indertijd (april 2007) bevestigd, dat in principe het loon wel is uitbetaald, maar vervolgens gereserveerd is, voor de Levensloopregeling. Door de verlaging van het bruto loon met de Levensloopinleg, komt het loon, ook al is dit nihil, niet beneden de Minimum Loon grondslag.
Overigens kan de maatregel eenvoudig worden omzeild door het overwerkloon om te zetten in tijd-voor-tijd en vervolgens het surplus aan verlof weer te verkopen/verruilen voor een extra onbelaste reiskostenvergoeding
.

Werkgevers wijzen uniform minimumuurloon af

In hun reactie wijzen VNO-NCW en MKB-Nederland het conceptwetsvoorstel ‘ten principale af’ omdat het ‘een vergaande maatregel is met substantiële effecten’ die volgens de werkgeversorganisaties ‘tot hogere loonkosten voor veel sectoren leidt.’ Het huidige minimumuurloon hangt af van de gebruikelijke arbeidsduur in de sector. Voor de handhaafbaarheid is het volgens VNO-NCW en MKB-Nederland beter om het advies uit 2006 van de Stichting van de Arbeid (waarin werkgevers en werknemers zijn vertegenwoordigd) te volgen. Daarin wordt uitgegaan van een 40-urige werkweek als er geen CAO van toepassing is. Op basis hiervan zijn afwijkingen, door bijvoorbeeld complexe factoren als arbeidsduurverkorting (ADV), mogelijk. Op die manier worden de diversiteit en differentiatie binnen sectoren gerespecteerd.

Door een uniform minimumuurloon in te voeren, waarbij is uitgegaan van een gemiddelde arbeidsduur van 37,4 uur, zullen de loonkosten volgens VNO-NCW en MKB-Nederland tot wel 7 % stijgen. ‘Voor werkgevers, bijvoorbeeld in de detailhandel waar veelal sprake is van normale arbeidsduur van 40 uur, leidt dit tot een forse loonkostenstijging waarvoor zij niet of nauwelijks gecompenseerd worden. Niet acceptabel. En dat enkel en alleen omwille van eenvoudiger handhaving van de Inspectie SZW’, stellen de werkgeversorganisaties in hun reactie. VNO-NCW en MKB-Nederland wijzen erop dat dit ook gevolgen heeft voor loonkostensubsidies in het kader van de Participatiewet, het lage inkomensvoordeel (Liv) en de compensatieregeling voor het verhogen van de staffels van het wettelijk minimumjeugdloon (Wmjl). Met die consequenties lijkt geen rekening gehouden. Ook bij de berekening (op basis van slechts 57 CAO’s) is volgens hen geen rekening gehouden met gecorrigeerde cijfers per CAO. (Bron: AV accountancyvanmorgen, 31 mei 2017)

Wet minimumuurloon: nog niet alle regeldrukgevolgen in beeld

In zijn advies constateert Actal dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de regeldrukgevolgen van deze wijziging niet volledig in beeld heeft gebracht. Zo vermeldt de toelichting niet dat met een uniformering van het uurloon de discussies tussen werkgever en inspecties over de toepassing van de regelingen zullen afnemen. Ook is het niet meer nodig dat de inspectie een onderzoek bij werkgevers verricht naar de normale arbeidsduur, als die niet in de CAO of een daarmee vergelijkbare regeling is vastgelegd. Ook zijn de gevolgen voor de regeldruk niet berekend. Actal adviseert de minister van SZW om de regeldrukgevolgen alsnog goed en volledig in beeld te brengen. Om de eenmalige regeldruk beperkt te houden adviseert Actal om de noodzakelijk herziening van de loonkostensubsidie samen te vallen met de jaarlijkse herziening als gevolg van de aanpassing aan de indexering van de minimumlonen. (Bron: Actal, 12 mei 2017)

WML voor 60.000 werkenden extra

Zo'n 60.000 extra werkenden krijgen vanaf 1 januari 2018 recht op tenminste het minimumloon. De ministerraad heeft ingestemd met een maatregel hiertoe van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
 
Naast de werknemers en de zelfstandig ondernemers is er nog een derde groep werkenden: de mensen die aan de slag zijn als opdrachtnemer. Zij hebben geen arbeidsovereenkomst, maar willen of kunnen ook niet voldoen aan de voorwaarden van het zelfstandig ondernemerschap (zzp). Hun onderhandelingspositie is vaak zwak. Om uitbuiting van deze groep te voorkomen besloot het kabinet daarom eerder al dat werk onder een overeenkomst van opdracht (ovo) tenminste het wettelijk minimumloon (wml) moet opleveren.

Dit laat echter opnieuw ruimte voor discussie omdat er naast de ovo ook andere overeenkomsten zijn, zoals de aanneem- , uitgeef-, en vervoersovereenkomst. Het kabinet trekt deze nu allemaal gelijk. Hierdoor vallen er zo'n zestigduizend mensen extra onder het wml. In totaal werken jaarlijks 431.000 mensen als opdrachtnemer. Gastouders die in hun eigen huis kinderen opvangen worden uitgezonderd van de regeling. (Bron: Rijksoverheid, 8 sep. 2017)

Lage loonschalen in CAO’s opnemen

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) roept CAO-partijen op om in de CAO een laagste loonschaal tussen de 100% en 120% van het wettelijk minimumloon (WML) op te nemen. In 2013 is in het kader van de banenafspraak afgesproken in alle CAO’s laagste loonschalen tussen de 100% en 120% van het WML op te nemen, te beginnen bij 100% WML. Dit ten behoeve van de banenafspraak: het opnemen van lage loonschalen is noodzakelijk om werkgevers te stimuleren, door het wegnemen van financiële drempels, om mensen uit de doelgroep aan te nemen.

De banenafspraak is niet gehaald, in totaal is in 49% van de CAO’s (339 van de 687 onderzochte CAO’s) een loonschaal op WML-niveau opgenomen (peildata eind 2018). Als uit het onderzoek (voorjaar 2020) blijkt dat niet in alle CAO’s, die sinds de gezamenlijke oproep zijn afgesloten, laagste loonschalen zijn opgenomen, wordt de bepaling in de Participatiewet alsnog geactiveerd. Zie brief d.d. 15 januari 2019 van de Stichting van de Arbeid. (Bron: AWVN, 17 jan. 2019)

Minimumlonen moeten fors omhoog

Het minimumloon moet fors omhoog, om te beginnen met 10 procent. Dat is de kern van de initiatiefnota 'Een eerlijker loon' die SP-Kamerlid Jasper van Dijk in februari heeft ingediend in de Tweede Kamer. Een hoger minimumloon is volgens Van Dijk noodzakelijk voor mensen die ervan moeten rondkomen En het bevordert de hele Nederlandse economie.

Het minimumloon in Nederland is ontoereikend om met een gezin van rond te komen. Dit blijkt uit onderzoek van het Nibud. Kamerlid Jasper van Dijk gaat hier in zijn initiatiefnota 'Een eerlijker loon' dieper op in. 'De economie groeit al jaren harder dan de lonen. Daardoor is de verdeling tussen arbeid en kapitaal uit balans geraakt. De economie groeit, maar de mensen profiteren hier niet van. Groeiende bedrijfswinsten gaan vooral naar aandeelhouders. Mensen hebben minder te besteden. Rondkomen van de bijstand of het minimumloon is in veel gevallen zelfs onmogelijk.' (Bron: Tentoo, 15 feb. 2019)

Vijftig jaar minimumloon

Op 23 februari 2019 is het vijftig jaar geleden dat het wettelijk minimumloon van kracht werd.  

Het eerste wettelijk minimumloon werd vastgesteld op 611,70 gulden per maand, oftewel 277,58 euro. Vanaf 1 januari 2019 geldt voor voltijders een minimum van 1 615,80 euro. Voor deeltijders geldt een minimumloon naar evenredigheid van hun arbeidsduur. In de meeste jaren geldt er een minimumloon voor de eerste en voor de tweede helft van het jaar. Doorgaans wordt het loon geïndexeerd op de ontwikkeling van de cao-lonen in het voorbije halfjaar. In de jaren tachtig werden de lonen lange tijd bevroren en werd ook ingegrepen in het minimumloon. In die periode werd ook de arbeidstijdverkorting doorgevoerd. Resultaat van dit alles was dat het bruto minimummaandloon geruime tijd vlak lag. De grondslag voor dit maandloon werd dus wel een kleiner aantal werkuren. Ook in de eerste helft van de jaren negentig werd het minimumloon enkele jaren op hetzelfde niveau gehouden. (Bron en nog meer cijfers: CBS, 22 feb. 2019)

FNV eist minimumloon van € 14

"De belangrijkste reden om deze campagne in april 2019 te starten, is dat het huidige minimumloon te weinig is om van te leven", zegt organiser Luisa Moreno Ruiz van de FNV. "Er zijn gezinnen met kinderen die onder de armoedegrens leven. Zij hebben allerlei toeslagen nodig om rond te komen. We hebben veel mensen in Rotterdam gesproken die in zo’n situatie zitten. Sommigen geven aan dat ze geen geld meer hebben om groente te kopen. Anderen moeten een beroep doen op het inkomen van een van hun kinderen."

Het minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder komt 1 januari 2019 uit op € 9,33 per uur, zie HR-kiosk.

NB: Niet alleen de laagstbetaalde werknemers (zo’n half miljoen, volgens het CBS) gaan erop vooruit, maar ook mensen in de bijstand en de AOW, van wie de uitkeringen zijn gekoppeld aan het minimumloon.

Redactie: Critici wijzen er op dat het minimumloon in Nederland tot de hoogste in de wereld behoort. Een flauwe kul argument, aan een vergelijking van de koopkracht in de diverse landen heb je meer.

Verhoging minimumloon heeft negatieve gevolgen

In vervolg op de eis van het FNV het minimumloon met 50% te verhogen (april 2019), verwachten MKB-Nederland en VNO-NCW niet veel goeds. Verhoging zal leiden tot:
  • Meer automatisering en robotisering van banen.
  • Meer flexwerkers en ZZP'ers.
  • De collectieve lasten voor alle werkende Nederlanders zullen fors stijgen door de koppeling tussen het minimumloon en de uitkeringen.
Eerder berekende het Centraal Planbureau in april 2016 dat het verhogen van het minimumloon met 5% leidt tot extra werkloosheid van circa 45.000 mensen. En verder ''Bij een stijging van 40% zijn de gevolgen niet te overzien zijn.''

Een vast minimumuurloon voor alle sectoren

Al jaren lang is er een minimumloon voor heel Nederland. De berekening gaat uit van een inkomen per volledige week. Omdat de volledige weken qua aantal uren verschillen (40, 38, 36 uur), verschillen de uurlonen per sector. Berekeningen begin 2019 komen uit op een minimumuurloon van € 9,33 in bedrijven waar 40 uur wordt gewerkt en € 10,36 waar 36 uur wordt gewerkt. De PvdA wil nu dat alle uurlonen (in de eerste zes maanden van 2019) € 10,36 zullen bedragen. Een minimumloon van € 9,33 gaat dan 11 procent omhoog.

De PvdA wil meer, het minimumloon van € 10,36 moet gaan gelden voor de gehele EU. Wat de EU betreft, is het te verwachten dat het voorstel - als het al op tafel komt- niet voor de verkiezingen van het Europees Parlement zal worden behandeld.

Minimumloon blijft wat die is

Het kabinet zal het minimumloon niet verhogen. Een ambtelijke werkgroep heeft de ontwikkeling van het minimumloon tussen 2011 en 2018 geëvalueerd en volgens minister Koolmees komt daaruit niet naar voren dat het moet worden aangepast, los van de gebruikelijke indexeringen op 1 januari en 1 juli. (Bericht: januari 2020)

Minister Koolmees zal wel onderzoek laten doen wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid en de economie als het minimumloon zou worden verhoogd. Het onderzoek zal het Centraal Planbureau doen.

Doorrekening minimumuurloon door CPB

Het CPB is door de PvdA gevraagd om inzicht te geven in de economische effecten van de invoering van een minimumuurloon. Nederland is een van de weinige landen dat geen minimumuurloon heeft, het minimumloon is namelijk gespecificeerd per dag, week en maand. Een voordeel van een minimumuurloon is dat dit de handhaving gemakkelijker maakt en ook tot lagere uitvoeringskosten leidt voor bijvoorbeeld de uitzendbranche.

Een verhoging van het minimumloon heeft een kleiner effect op de werkgelegenheid dan eerder werd gedacht. Op basis van de meest recente inzichten uit de internationale literatuur, heeft het Centraal Planbureau (CPB) de kosten en opbrengsten van wijzigingen in de hoogte van het minimumloon opnieuw doorgerekend. Een verhoging van het minimumloon, met de daaraan gekoppelde uitkeringen, van vijf procent leidt tot een daling van de werkgelegenheid met ongeveer 18 duizend banen. (CPB, 30 apr. 2020)

Reactie op notitie CPB: minimumloon wordt niet verhoogd

Er komt geen hoger minimumloon op basis van het CPB-onderzoek waaruit blijkt dat verhoging van het minimumloon minder banen kost dan eerder werd gedacht. Minister Koolmees en staatsecretaris Van Ark zien geen aanleiding tot een buitengewone verhoging van het minimumloon gelet op het feit dat dit de laatste 8 jaar is meegegroeid met de contractlonen en er geen onevenwichtige ontwikkeling heeft plaatsgevonden op het vlak van koopkracht, inkomensongelijkheid en in internationaal perspectief.

Wat zij wel willen is dat er nader onderzoek wordt gedaan naar andere effecten van een hoger minimumloon, onder meer op bestedingen en werkgelegenheid. Om deze effecten nader in beeld te brengen en te kunnen kwantificeren, is de CPB gevraagd om aanvullend onderzoek te doen. (Bron: Min SZW, 4 jul. 2020)

Rapport Eurofound over minimumlonen

Het rapport 'Minimumloon in 2020: Jaaroverzicht' is op 4 juni 2020 gepubliceerd door de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound). Enkele bevindingen wat Nederland betreft:
  • In Nederland verdient 3% een minimum loon, 97% verdient meer.
  • Het niveau van het minimumloon in Nederland is het derde hoogste in de EU.
  • Nederland is de FNV voorstander van een aanvullende en belangrijke verhoging t.o.v. de huidige formules*. Werkgevers en overheid zijn terughoudend.
  • De regering heeft beloofd te onderzoeken in welke mate een hoger minimumloon zal resulteren in een afname van banen. Deze discussie zal sterk worden beïnvloed door de pandemie.
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.

(Bron: Panteia, 6 sep. 2020)

Europese richtlijn voor verhoging minimumloon

De FNV roept het kabinet op om de Europese richtlijn voor ‘toereikende minimumlonen’ te ondersteunen. Op 28 oktober deed de Europese Commissie een oproep aan de lidstaten om het minimumloon te verhogen naar minimaal 50% van het gemiddelde loon of minimaal 60% van bruto mediaanloon -het inkomen dat ten minste de helft van alle werkenden in een land verdienen. Ook in Nederland is deze norm nog lang niet bereikt.

Het voorstel van de Europese Commissie bepaalt ook dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat bedrijven zich bij de uitvoering van overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten houden aan de cao-lonen en niet enkel het wettelijk minimumloon betalen. (Bron: FNV, 25 nov. 2020)

Verhoging minimumloon veroorzaakt bredere loonstijging

Een verhoging van het minimumloon werkt ook door op het verdere loongebouw. Uit onderzoek naar minimumloonsverhogingen in het buitenland blijkt dat een verhoging van het minimumloon met 10% kan doorwerken naar lonen tot 30% boven het nieuwe minimumloon. De kosten van een minimumloonsverhoging voor werkgevers zijn daarom hoger dan alleen de directe kosten: 40% van de totale loonkostenstijging wordt veroorzaakt door doorwerkingseffecten op hogere lonen. Naarmate de verhoging van het minimumloon groter wordt, neemt ook de doorwerking op het verdere loongebouw toe. In welke mate deze doorwerkingseffecten optreden, verschilt per sector.

Dit blijkt uit het onderzoek ‘Effecten verhogen minimumloon’ van het Centraal Planbureau, dat op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd en op 11 december 2020 is gepubliceerd.

Verdeling uurloon verschikt enorm per bedrijfstak

Het gemiddelde bruto-uurloon van werknemers bedroeg 23,14 euro in 2019. Dit is het meest recente jaar waarvoor deze cijfers beschikbaar zijn. Het gemiddelde uurloon is tussen 2006 en 2019 met 26 procent toegenomen.

Het gemiddelde van 23,14 euro geldt voor het totaal van de arbeidsuren. Je kunt ook kijken naar de hoeveelheid uren die tegen een bepaald uurloon zijn betaald. Dit laat zien dat 10 procent van de arbeidsuren van werknemers werd betaald voor 11,58 euro of minder. En in 10 procent van de werknemersbanen werd 37,42 euro of meer verdiend.

De verdeling van uurlonen verschilt per bedrijfstak, omdat de arbeidsmarkt er per bedrijfstak anders uitziet. Het gaat dan om de kenmerken van de werknemerspopulatie, zoals leeftijd en opleiding. Maar ook zaken als beroepsniveau en soort arbeidscontract spelen mee. (Bron: Tentoo, mrt. 2021)

Europa dwingt verhoging minimumloon af

Het minimumloon in 25 van de 27 Europese lidstaten gaat omhoog, ook in Nederland. De fracties in het Europees parlement van christen- en sociaaldemocraten, hebben daarover een akkoord bereikt dat ze naar de rest van het Europees Parlement sturen.

Dit meldt het Algemeen Dagblad (d.d. 5 april 2021). Het zou gaan om een minimumloon dat in heel Europa voldoet aan een dubbele drempel: minimaal 60 procent van het mediaan- (de helft is dan lager, de helft hoger) en 50 procent van het gemiddelde loon. Voor Nederland zou dat neerkomen op een verhoging van het minimumloon van 9,72 naar 14 euro per uur bij een voltijdbaan van veertig uur per week.

Hoger minimum loon per 1 januari 2022 vastgesteld

Het bruto wettelijk minimumloon bedraagt per 1 januari 2022 €1.725 per maand, €398,10 per week en € 79,62 per dag.
Per 1 juli 2021 bedroeg het bruto wettelijk minimumloon €1.701 per maand, €392,55 per week en €78,51 per dag,
De regeling van 12 oktober 2021 tot aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 is op 22 oktober 2021 in de Staatscourant gepubliceerd.

Aanpassingspercentage 1,41 procent

Het aanpassingspercentage is als volgt vastgesteld. Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging in 2022 zoals deze is gepubliceerd in de MEV 2022. Dit is 0,5 x 2,161 = 1,081%. Dit bedrag wordt aangepast aan het na-ijleffect uit het voorafgaande jaar: het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2021, volgens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan uit april 2021, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2021 volgens bekendmaking in de Macro Economische Verkenning uit september 2021, nader is geraamd. Dit verschil bedraagt 0,331%-punt.
Het onafgeronde aanpassingspercentage komt daarmee op 1,412 procent. Het (onafgeronde) wettelijk minimumloon, zoals berekend voor de aanpassing per 1 juli 2021, wordt verhoogd met dit percentage.
Na de (wettelijke) afronding bedraagt het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 € 1.725 per maand, € 398,10 per week en € 79,62 per dag.
Het aanpassingspercentage na afronding is 1,41%.

Minimumjeugdlonen

Voor werknemers die werken op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels, die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon.
Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden bovenstaande bedragen.

Geen uniform wettelijk minimumuurloon

De minimumloonbedragen worden uitgedrukt in bedragen per maand, per week en per (werk)dag. Een uniform wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt.

Normale arbeidsduur

Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector gebruikelijk is voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.

Afgeleide minimumuurlonen bij normale arbeidsduur

Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer worden de afgeleide minimumuurlonen bij deze normale arbeidsduren in de toelichting gepubliceerd. Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van respectievelijk 36, 38 en 40 uur per week.
Afgeleid bruto minimumloon per uur na afronding (naar boven) per 1 januari 2022 bij een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur is gepubliceerd in de volgende tabel.
Hierbij wordt bij de afronding gebruik gemaakt van een afronding naar boven, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon.

Staatscourant 2021, 44177 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)

Tweede Kamer akkoord met wettelijk minimumuurloon

De Tweede Kamer heeft het initiatiefvoorstel van Kamerleden voor de Wet invoering minimumuurloon onlangs aangenomen. Het is de bedoeling dat het minimumuurloon per 1 januari 2024 wordt geïntroduceerd.

Nederland kent sinds 1969 het wettelijk minimumloon. De hoogte van het minimumloon wordt tweemaal per jaar aangepast. Daarbij wordt altijd uitgegaan van een minimumloon per maand, maar niet per uur. De hoogte van het (niet wettelijk vastgelegde) minimumloon per uur wordt ook halfjaarlijks gepubliceerd, maar hangt af van het aantal uren dat een fulltime werkweek bedraagt in een organisatie. Bij sommige organisaties werken fulltimers 40 uur per week, bij andere bijvoorbeeld 38 of 36 uur. Het minimumloon dat iemand per uur verdient, is daardoor niet eenduidig in de wet bepaald en afhankelijk van de sector waarin iemand werkzaam is. 

Eerlijker en transparanter minimumloon

Het doel van het initiatiefwetsvoorstel is een eerlijker en transparanter minimumloon. De hoogte van het uurloon wordt dan namelijk voor iedereen gelijk en inzichtelijker, en hangt dan niet meer af van hoeveel uur per week een werknemer werkt. In mei 2020 diende Kamerlid Van Dijk het (aangepaste) initiatiefvoorstel voor de invoering van een wettelijk minimumuurloon in. In het Coalitieakkoord 2021-2025 gaf het kabinet aan om te willen aansluiten bij het initiatiefwetsvoorstel. Ook de Sociaal Economische Raad (SER) pleitte eerder voor invoering van een minimumloon per gewerkt uur. 

Beoogde ingangsdatum is 1 januari 2024

Begin juni ging de Tweede Kamer akkoord met het initiatiefwetsvoorstel voor de Wet invoering minimumuurloon. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2024. Afgelopen maandag liet minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van uitvoeringstoetsen weten dat de introductie per deze datum in principe haalbaar zou moeten zijn voor UWV en de Belastingdienst. Voor de Sociale Verzekeringsbank volgt ook nog een uitvoeringstoets.

Minimumloon stijgt 1 januari 2023 met € 178 per maand

Het minimumloon stijgt per 1 januari 2023 met 8,05%, met daarbovenop de reguliere indexatie. Werkgevers moeten daardoor in de eerste helft van 2023 aan werknemers van 21 jaar en ouder met een fulltime dienstverband minimaal € 1.934,40 betalen. In de tweede helft van 2022 bedraagt dit nog € 1.756,20 bruto per maand.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 gepubliceerd in het Staatsblad. Het bruto wettelijk minimumloon bedraagt in de eerste helft van komend jaar € 1.934,40 per maand, € 446,40 per week en € 89,28 per dag. Werknemers die het minimumloon betaald krijgen, gaan er daardoor 10,15% op vooruit ten opzichte van het minimumloon dat geldt sinds 1 juli 2022. Werkgevers moeten het minimumloon betalen aan werknemers van 21 jaar en ouder met een fulltime dienstverband. 

AOW-uitkeringen stijgen mee met minimumloon

De bijzondere verhoging van het minimumloon heeft het kabinet op Prinsjesdag aangekondigd en is een uitwerking van het coalitieakkoord. Nu de verhoging is geregeld in een AMvB, stijgen ook de AOW-uitkeringen mee met de verhoging van het minimumloon. De regering vindt dat met het uitzonderlijk hoge inflatieniveau en de onzekerheid van de prijsontwikkeling in de komende periode, sprake is van uitzonderlijke economische omstandigheden die deze bijzondere verhoging rechtvaardigen. 

Kabinet wil wettelijk minimumuurloon

Er bestaat op dit moment geen wettelijk minimumloon per uur. Daarvoor deelt de werkgever het minimumloon per week door het aantal uur dat in de organisatie een fulltime werkweek is (meestal 36 of 40 uur). Het kabinet heeft wel plannen voor het invoeren van een minimumuurloon op basis van de 36-urige werkweek. 

Werkgevers betalen in 2023 meer loonkosten per minimumloner

De directe loonkosten van een minimumloner van 21 jaar of ouder stijgen in 2023 naar ruim € 2.408 per maand (in 2022 circa € 2.182 per maand).

De verhoging van het minimumloon heeft voor veel werkgevers in Nederland voelbare gevolgen. De personeelskosten voor werknemers met het minimumloon stijgen in 2023 met zo’n € 226 per maand.  De werknemer ontvangt een brutoloon van € 1.934,40.

Meest voelbaar voor agrarisch bedrijf, horeca en detailhandel

De loonkostenstijging is voelbaar bij een groot aantal werkgevers. In het Nederlandse mkb verdient namelijk 13% van de werkzame beroepsbevolking het minimumloon. Toch zijn er een aantal branches die er het meest van merken, namelijk: het agrarisch bedrijf, de horeca, en de detailhandel. Zij vertegenwoordigen vrijwel de helft van alle werknemers met het minimumloon in het mkb in Nederland.

Commentaar redactie: 

Deze aanmerkelijke stijging van het minimumloon geeft ook een opwaartse druk op de eerst hogere salarissen. Vervolgens zorgt deze verhoging er ook voor dat de gehele beloningsstructuur uit het evenwicht raakt. Hoe gaan organisaties dit oplossen? 
 

Wettelijk minimumloon per 1 juli extra omhoog

De spoedwet die daarvoor nodig is, is maandag door minister Van Gennip (SZW) naar de Tweede Kamer gestuurd.  
Amendement
De extra verhoging van het minimumloon komt voort uit een amendement van de Tweede Kamer. Als gevolg hiervan zal het minimumloon vanaf 1 juli naar verwachting stijgen van € 13,27 per uur nu, naar minimaal € 13,43 per uur.

Gevolgen

De precieze gevolgen van de verhoging van 1,2 procent per 1 juli voor de portemonnee van mensen zijn nog niet duidelijk. Dat hangt af van de halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon: elk half jaar stijgt het minimumloon mee met de cao-lonen. In het voorjaar van 2024 worden die bedragen bekend gemaakt. Het hogere minimumloon werkt ook door in uitkeringen zoals de bijstand, AOW en UWV-uitkeringen.

Minimumuurloon

Per 1 januari 2024 is het wettelijk minimumloon ook omhoog gegaan, met 3,75 procent. Dit is het gevolg van de reguliere indexatie. Ook kent Nederland vanaf deze datum een minimumloon op uurbasis, in plaats van een minimumloon per maand. Dit pakt gunstig uit voor minimumloonverdieners met een langere werkweek dan 36 uur.
Redactie: Zie opmerking hierboven v.w.b. het effect op de eersthogere lonen
 

Verhoging minimumloon met 1,2 procent per 1 juli 2024 – antwoord op vragen

Minister Van Gennip van SZW beantwoordt vragen over het wetsvoorstel verhoging minimumloon 2024 (bijzondere verhoging wettelijk minimumloon met 1,2 procent).
Het wettelijk minimumloon gaat per 1 juli 2024 met 1,2 procent omhoog. Deze extra verhoging vloeit voort uit een amendement van de Tweede Kamer. Hoe hoog het minimumloon precies gaat worden is nog niet bekend. Dat hangt af van de halfjaarlijkse indexatie van het minimumloon: elk half jaar stijgt het minimumloon mee met de cao-lonen. In het voorjaar van 2024 worden de bedragen bekend gemaakt.
Het is van belang dat UWV uiterlijk 15 april 2024 duidelijkheid heeft over het definitieve verhogingspercentage per 1 juli 2024. Hiervoor is het noodzakelijk dat tijdig voldoende zekerheid bestaat over het al dan niet doorgaan van de bijzondere verhoging met 1,2 procentpunt. Het is daarom van belang dat de Tweede Kamer op 27 februari over de wetswijziging besluit.

Verhoging minimumloon

Jaarlijks wordt op 1 januari en 1 juli het minimumloon geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde contractloonontwikkeling. Daarnaast heeft de regering per 1 januari 2023 het minimumloon beleidsmatig verhoogd en per 1 januari 2024 het minimumuurloon ingevoerd.
Op 1 juli 2014 bedroeg het minimumloon voor volwassen werknemers met een 40-urige werkweek € 8,63 per uur. Per 1 januari 2024 bedraagt het minimumuurloon € 13,27. De stijging tussen beide momenten bedraagt 54 procent. Op 1 juli 2020 bedroeg het minimumloon voor volwassen werknemers met een 40-urige werkweek € 9,70. De stijging tussen 1 juli 2020 en 1 januari 2024 bedraagt 37 procent. Dit betreft de nominale bedragen. De ontwikkeling van het brutominimumloon, de totale werkgeverslasten en het nettoloon zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: Werkgeverslasten, brutominimumloon en nettoloon per jaar in 2014, 2020 en ter indicatie 2023

2014 2020 2023
Totale werkgeverslasten € 22.582 € 26.602 € 31.095
Bruto minimumloon € 19.316 € 21.602 € 25.463
Pensioenpremie (gemiddeld) €      379 €      569 €      778
Te betalen belasting (na heffingskorting) €   2.724 €   1.683 €   1.519
Nettoloon € 16.213 € 19.350 €   23.16

Alle bedragen zijn per jaar, uitgaand van een alleenstaande met een 40-urige werkweek, inclusief vakantiegeld, exclusief toeslagen. De totale werkgeverslasten kunnen verschillen afhankelijk van o.a. sector en type contract.
Omdat de inkomstenbelasting over het gehele jaarinkomen wordt ingehouden, moeten er aannames gedaan worden om het nettoloon te berekenen. In de berekeningen voor 2014, 2020 en 2023 is verondersteld dat iemand het gehele jaar het minimumloon verdient, rekening houdend met de verhoging elk jaar in jul
i.

Impact op werkgeverslasten

VNO-NCW en MKB Nederland hebben het signaal afgegeven dat “de voorgestelde bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon van 1,2 procentpunt per 1 juli 2024 weer een extra loonkostenstijging” betekent. En “een lastenverzwaring die (bedrijfs)economische resultaten – verder – onder druk zet en ten koste kan gaan van werkgelegenheid aan de basis van de arbeidsmarkt.”
Wat betreft de impact op werkgeverslasten: de verhoging van het minimumloon per 1 januari 2023 deed de totale loonkosten (inclusief werkgeverspremies en overloopeffect) voor werkgevers stijgen met circa € 2,5 miljard in 2023.
De voorgestelde verhoging van het minimumloon met 1,2 procentpunt per 1 juli 2024 zou de totale structurele loonkosten voor werkgevers in de sector markt naar verwachting met circa € 170 miljoen doen stijgen in het jaar 2025. Het betreft hier de loonkosten voor alle werkgevers. Het is niet mogelijk om een uitsplitsing te maken naar MKB-werkgevers op basis van de beschikbare cijfers.

Bestaanszekerheid lage- en middeninkomens verbeteren

De regering onderkent dat het wetsvoorstel gevolgen zal hebben voor de loonkosten van ondernemers. Directe aanleiding voor onderhavig wetsvoorstel is het amendement Van der Lee c.s., om de koopkracht van lage- en middeninkomens extra te verbeteren. De regering geeft gehoor aan deze oproep en onderschrijft dat onderhavig wetsvoorstel bijdraagt aan het beoogde doel van de Tweede Kamer, namelijk het verbeteren van de bestaanszekerheid van lage- en middeninkomens.

Toegenomen werkgeverslasten

Kan worden uitgerekend wat voor een gemiddelde midden- en kleinbedrijf (mkb’er) met bijvoorbeeld 25 medewerkers die fulltime werken en het minimumloon verdienen de toegenomen werkgeverslasten zijn?
Kan de regering inzichtelijk maken hoe de minimumloonsverhogingen van de afgelopen twee jaren uitpakken voor een werkgever met één, vijf, tien en twintig werknemers op minimumloonniveau?
Voor de beantwoording van deze vraag is uitgegaan van de hypothetische situatie waarin een MKB-bedrijf 25 werknemers in dienst heeft waarvoor de bedragen gelden uit tabel 2. De loonkosten in termen van totale werkgeverslasten zijn voor deze werkgever toegenomen van € 665.275 per jaar in 2020 tot € 777.375 per jaar in 2023.

Tabel 2: Werkgeverslasten per jaar voor 1, 5, 10, 20 en 25 werknemers op minimumloon in 2014, 2020 en ter indicatie 2023

2014 2020 2023
Totale werkgeverslasten 1 werknemer op wml-niveau €   22.582 €   26.611 €   31.095
Totale werkgeverslasten 5 werknemers op wml-niveau € 112.910 € 133.055 € 155.475
Totale werkgeverslasten 10 werknemers op wml-niveau € 225.820 € 266.110 € 310.950
Totale werkgeverslasten 20 werknemers op wml-niveau € 451.640 € 532.220 € 621.900
Totale werkgeverslasten 25 werknemers op wml-niveau € 564.550 € 665.275 € 777.375


Om het minimumloon per 1 juli 2024 te verhogen, is het van belang voor UWV dat het verhogingspercentage vóór 15 april bekend is. Vanwege het krappe tijdspad is het daarom van belang dat op 27 februari over de wetswijziging in de Tweede Kamer wordt besloten.
Om de inkomenseffecten van de minimumloonsverhoging accuraat in beeld te brengen, is de nog te verschijnen macro-economische raming van het CPB (Centraal Economisch Plan) nodig. De antwoorden waarvoor het Centraal Economisch Plan nodig is, worden nagezonden vóór 27 februari.

Tweede Kamer wil minimumloonsverhoging

Directe aanleiding voor onderhavig wetsvoorstel is de aangenomen motie Klaver c.s., die de regering verzoekt om het minimumloon te verhogen. Vervolgens heeft de Tweede Kamer het amendement Van der Lee c.s. aangenomen, waarmee budget werd vrijgemaakt voor de minimumloonsverhoging. Doel van het amendement was om de koopkracht van lage- en middeninkomens extra te verbeteren. De Tweede Kamer heeft daarmee heldere signalen gegeven dat zij een minimumloonsverhoging noodzakelijk achtte, en de regering heeft met dit wetsvoorstel gehoor gegeven aan deze oproepen.

Extra versteviging bestaanszekerheid

Ook de verhoging van het minimumloon per 1 januari 2023 en de invoering van het minimumuurloon per 1 januari 2024 hebben de bestaanszekerheid van minimumloonverdieners en uitkeringsontvangers verstevigd. Dat vond de regering noodzakelijk, omdat de kosten van levensonderhoud de afgelopen jaren sterk zijn gestegen.
Met de bijzondere verhoging per 1 juli 2024 wordt een extra stap gezet richting meer bestaanszekerheid. Dat is ook in lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum. Het niet laten doorgaan van de voorgestelde bijzondere verhoging per 1 juli 2024 zou betekenen dat de door de Tweede Kamer gewenste extra versteviging van de bestaanszekerheid niet zal optreden.

Over extra inkomen kunnen beschikken

De aanleiding voor dit wetsvoorstel was de expliciete wens van de Tweede Kamer om bestaanszekerheid te versterken via een verhoging van het minimumloon. De regering heeft daarbij ook gewogen dat dit wetsvoorstel het inkomen van minimumloonverdieners en ontvangers van een minimumuitkering over de volle breedte verhoogt, terwijl alternatieve maatregelen veelal gericht zijn op specifieke groepen. Daarbij is relevant dat huishoudens bij een minimumloonverhoging aanzienlijke zekerheid hebben dat zij in de praktijk over het extra inkomen zullen kunnen beschikken.

Netto minimumloon verhoogd

Het amendement Van der Lee c.s. verhoogt het brutominimumloon. Daarnaast heeft de regering op twee manieren het nettominimumloon verhoogd:

  1. de regering heeft vanaf 2024 de arbeidskorting voor werkenden met een inkomen rond minimumloon verhoogd. Dit is gebeurd door de arbeidskorting bij het tweede knikpunt met € 115 te verhogen.
  2. de regering heeft de werkgeverslasten op arbeid verlaagd, middels een verlaging van de Aof premie.

Hiervoor is in 2024 € 185 miljoen beschikbaar en structureel € 195 miljoen per jaar. De verwachting is dat het voordeel van lagere werkgeverslasten na verloop van tijd vrijwel volledig neerslaat bij werknemers in de vorm van hogere lonen. De verhoging van het brutominimumloon – conform amendement Van der Lee c.s. – staat dus naast de verhoging van het nettominimumloon.

Verhoging minimumloon in loongerelateerde uitkeringen

Loongerelateerde uitkeringen waarin bijzondere verhogingen van het minimumloon doorwerken:

  • Vervolguitkering WGA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
  • Doelgroepafbakening onderdelen WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
  • Niet betaalbaarstelling uitkering (Werkloosheidswet)
  • Doelgroepafbakening no-riskpolis (Ziektewet)
  • Minimale uitkeringshoogte eerste jaar (Ziektewet)
  • Zwangerschaps- en bevallingsverlof zelfstandigen (Wet arbeid en zorg)
  • Kortdurend zorgverlof (Wet arbeid en zorg)
  • Geboorte- en ouderschapsverlof niet-verzekerde werknemers (Wet arbeid en zorg)
  • Overgang bevallingsverlof bij overlijden moeder, partner werkzaam als niet-werknemer [Kraambedsterfteregeling] (Wet arbeid en zorg)
  • Uitkeringshoogte WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
  • Indexatie grondslagbedragen WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
  • Indirect loongerelateerd: de verhoging van het minimumloon werkt via een hogere cao-loonstijging door.

Inkomensstijgingen

De verhoging per 1 juli 2024 leidt tot inkomensstijgingen halverwege het jaar, wat gevolgen heeft voor het recht op inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen. Daarmee kan invoering per 1 juli mogelijk tot terugvorderingen van toeslagen en naheffingen bij de inkomstenbelasting leiden. Bij de reguliere halfjaarlijkse verhoging van het minimumloon per 1 juli is dat overigens ook het geval. In de uitvoering wordt jaarlijks via het massaal continueren-proces geanticipeerd op de gemiddelde inkomensstijging, om zo terugvorderingen te beperken. Hierbij is dit jaar rekening gehouden met de minimumloonverhoging per 1 juli.

Inkomensgrenzen in arbeidskorting

De minimumloonsverhoging per 1 juli 2024 zou zonder aanvullend beleid de grenzen in de arbeidskorting in 2025 verhogen. In dat geval ondervinden werkenden met inkomens onder het minimumloon (zoals deeltijdwerkers) nadeel van de minimumloonsverhoging, omdat hun loon niet stijgt, maar zij wel minder arbeidskorting krijgen, en dus meer belasting moeten betalen. Hoge inkomens zouden door de doorwerking juist meer arbeidskorting krijgen en dus minder belasting betalen. Daarom worden de inkomensgrenzen in de arbeidskorting vanaf 1 januari 2025 vastgesteld op de hoogten zonder de bijzondere minimumloonsverhoging. Het maximum pensioengevend loon hangt ook af van de hoogte van het minimumloon. Deze is ook meegestegen met de bijzondere verhoging van het minimumloon in 2023.
De regering constateert dat het Nederlandse minimumuurloon binnen de bandbreedte ligt van de minimumuurlonen in de ons omringende landen. De regering verwacht dat dit – ook met het onderhavige wetsvoorstel – zo zal blijven. Hierbij speelt mee dat ook in België een nieuwe minimumloonsverhoging wordt verwacht per 1 april 2024, en in Duitsland per 1 januari 2025.

Geen voornemens voor aanvullende bijzondere verhogingen

Een verhoging van het wettelijk minimumloon leidt tot hogere loonkosten. Het CPB verwacht dan ook een negatief effect op de werkgelegenheid. Ook heeft een verhoging van het minimumloon budgettaire effecten in het geval van een koppeling met de uitkeringen. Daartegenover staan natuurlijk ook positieve effecten, zoals een hoger inkomen en meer bestaanszekerheid. De regering heeft, na de verhoging per 1 juli 2024, geen voornemens voor aanvullende bijzondere verhogingen van het minimumloon, naast de reguliere halfjaarlijkse indexatie.

Geen MKB-toets

De regering onderkent dat onderhavig wetsvoorstel gevolgen zal hebben voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. De regering heeft er toch voor gekozen om geen MKB-toets uit te voeren. De reden hiervoor is dat de regering geen reden ziet om te twijfelen aan de werkbaarheid of uitvoerbaarheid voor deze ondernemers. De bijzondere extra verhoging van het minimumloon met 1,2 procentpunt vindt immers tegelijkertijd plaats met de reguliere indexatie. En op een moment (1 juli) dat het minimumloon doorgaans elk jaar wordt geïndexeerd. Het minimumloon zou als gevolg van de indexatie per 1 juli hoe dan ook veranderen. Het wetsvoorstel strekt er toe de omvang van de verhoging te vergroten. Om deze reden acht de regering het niet nodig een MKB-toets uit te voeren.