Invaren in het nieuwe pensioenstelsel

Opinie  |  do 18 jan 2024  |  Bron: Gommer & Partners Pensioen Advocaten B.V.  |  Auteur: Michiel van Slagmaat  |  Trefwoorden: ,

Is het invaren écht nodig? Reeds vastgestelde pensioenrechten worden omgerekend naar een persoonlijk pensioenvermogen, om vervolgens (in de meeste gevallen) omgezet te worden in een variabele uitkering. In bepaalde gevallen zal omzetting in een vastgestelde uitkering plaatsvinden, maar voor de verplichtgestelde pensioenregelingen zal dat naar alle waarschijnlijkheid niet het geval zijn.

Het pensioenstelsel

De variabele uitkering, gebaseerd op projectierendement, zal het uitgangspunt zijn. Daarmee wordt de marktrente verlaten en meebewogen met toekomstig rendement. Het projectierendement kan hoger of lager uitvallen dan de marktrente, en dat maakt de variabele uitkering volatiel.

Afgevraagd kan worden in hoeverre dergelijke systematiek verschilt van het huidige pensioenstelsel. Bekend is dat de marktrente in het laatste decennium historisch laag is geweest. Daarmee is het uitzicht op indexaties van enige betekenis verbleekt. Wat overbleef waren zeer hoge buffers bij pensioenfondsen, stijgende premielasten en blootstelling aan inflatie.

Het indexatieperspectief is in het oude pensioenstelsel vanwege de marktrente onder druk komen te staan en heeft tot maatschappelijke onvrede over dat stelsel geleid.
Voor dergelijk stelsel kan men kiezen, maar dan zal de marktrente van invloed blijven.

Het hanteren van projectierendement als uitgangspunt is realistischer en in relatie met de economie. Zo groeit het persoonlijk pensioenvermogen meer mee met de beleggingen en bestaat meer uitzicht op verhoging (maar ook verlaging) van de pensioenuitkeringen.

Waarom invaren en geen knip tussen de pensioenstelsels?

Geluiden gaan om de reeds opgebouwde pensioenrechten in het oude stelsel te behouden. Pas de vanaf heden op te bouwen pensioenen zouden beheerst moeten worden door de kaders van het nieuwe pensioenstelsel.

Blijven pensioenaanspraken achter in het oude pensioenstelsel, dan zal daarop het financieel toetsingskader toepasselijk blijven, wat neerkomt op het rekenen met de marktrente. Daarmee blijft een discussiepunt overeind: namelijk dat hoge buffers aangehouden moeten worden om aan de uitkeringsverplichtingen te blijven voldoen. Ook zouden degenen die nog niet gepensioneerd zijn, ‘gewezen deelnemer’ worden in (bijvoorbeeld) middelloonregelingen. Deze regelingen blijven blootgesteld worden aan inflatie. Uitholling dreigt in bepaalde gevallen, zonder dat indexatieperspectief behouden blijft.

Los daarvan is het voor pensioenfondsen mogelijk om pensioenaanspraken te korten op grond van art. 134 PW indien een te lage dekkingsgraad daar aanleiding toe geeft. In het verleden heeft een aantal bedrijfstakpensioenfondsen ook daadwerkelijk kortingen doorgevoerd. Dat een vaste uitkering zekerder voelt, is begrijpelijk. Echter, zou ik willen meegeven: die zekerheid is geen vast gegeven.
Gaan de opgebouwde aanspraken en rechten wél over – worden deze wél ingevaren – dan ontstaat meer perspectief op verhoging van de pensioenuitkeringen. Ook wordt de solidariteitsreserve toegepast om financiële mee- en tegenvallers te verwerken voor alle betrokkenen binnen het collectief.

Beleggen

Ingelegde pensioenpremies worden collectief belegd in aandelen en obligaties. Dat wijzigt in het nieuwe pensioenstelsel niet. Als jaarlijks een rendement werd behaald van pakweg 6%, dan resulteerde dat in het oude pensioenstelsel niet in een corresponderende indexatie. Dit had te maken met de structureel dalende marktrente.

Het beleggingsbeleid wordt in zoverre geïndividualiseerd. Deelnemers en pensioengerechtigden kunnen aangeven in welke mate zij beleggingsrisico’s willen nemen.

Voordeel hiervan is (meer) uitzicht op verhoging van het persoonlijk pensioenvermogen en daarmee de uitkeringen.

Projectierendement

Voor de hoogte van het pensioen in de uitkeringsfase geldt een wettelijk gemaximeerd projectierendement. Maandelijks zal namelijk uit het persoonlijk pensioenvermogen een bedrag onttrokken worden om dit uit te keren. De maximering moet zorgen voor een nominaal gelijkblijvende uitkering.

In de solidaire premieregeling is het projectierendement looptijdafhankelijk en heeft de risicovrije rente als basis. Daarop mag dan aangeknoopt worden bij de parameter van het aandelenrendement, waarbij het te hanteren projectierendement 35% bedraagt van het verschil tussen de risicovrije rente en de parameter van het aandelenrendement.

De Commissie Parameters heeft voor 2023 het bruto rendement op beursgenoteerde aandelen vastgesteld op 5,4%. De marktrente / risicovrije rente bedroeg in 2023 gemiddeld genomen 2,66%. Dit zou betekenen dat het projectierendement maximaal 3,62% mag bedragen.

De 67-jarige die met een kapitaal van € 200.000,- pensioneert, heeft in het oude stelsel uitzicht op een bruto ouderdomspensioen van € 12.219 per jaar, en op basis van het projectierendement maximaal op € 13.451,- per jaar bij aanvang. Meegegeven: in het nieuwe stelsel bestaat ook het risico op dalingen, maar zoals aangegeven ook een positieve upside.

In deze bijdrage verdedigde ik het standpunt vóór invaren. Natuurlijk is in individuele situaties denkbaar dat het tegenovergestelde standpunt wordt ingenomen. Deze bijdrage vormt een opstap naar meer artikelen over de Wtp.
mr. M.K.A. van Slagmaat


 

Michiel van Slagmaat

Michiel van Slagmaat Meer info