Wetten kinderopvang

Datum laatste wijziging: 7 mei 2021  |  Trefwoorden: , , ,

Inhoud

  1. Wet kinderopvang (Wko)
  2. Werkgeverspremie
  3. Kinderopvangtoeslag
  4. Kinderopvang voor ZZP-er
  5. Cijfers 2010
  6. Vaststelling hoogte bijdrage
  7. Toeslag gemaximeerd
  8. Kwaliteitseisen
  9. Veiligheid kinderopvang
  10. Aanpassing klachtrecht
  11. Onderscheid kinderopvang en peuterspeelzalen verdwijnt
  12. Minder landen waarnaar kinderbijslag kan worden betaald
  13. Wet kindregelingen
  14. Internetconsultatie voor continue screening op basis van personenregister
  15. Kabinet bekijkt simpeler kinderopvangtoeslag
  16. Ongewenste gevolgen van de nieuwe regels voor de kinderalimentatie
  17. Continue screening kinderopvang uitgebreid
  18. Kinderopvangtoeslag gaat vanaf 2018 wijzigen
  19. Hogere eisen kwaliteit kinderopvang
  20. Ouderparticipatie-crèche (OPC) verleden tijd?
  21. Nieuwe financieringssystematiek in de kinderopvang uitgesteld
  22. Kwaliteit kinderopvang omhoog
  23. Wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
  24. Wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang door de Tweede Kamer
  25. Kinderopvangtoeslag vanaf 2018 ook voor peuterspeelzaal
  26. Eerste Kamer stemt in met twee wetten
  27. Meer tijd voor baby-opvang
  28. Wijziging rekenmethode beroepskracht-kindratio (BKR)
  29. Duidelijke regels voor crèches gerund door ouders
  30. Meldcode huislijk geweld en kindermishandelingmeldcode
  31. Ontwerpbesluit Kinderopvangtoeslag 2020
  32. Meer druk op staatssecretaris Snel
  33. Tegemoetkoming doorbetalen kinderopvang voor ouders zonder kinderopvangtoeslag
  34. Kinderopvangtoeslag vanaf 2023 niet meer afhankelijk van gewerkte uren

Wet kinderopvang (Wko)

De Wko is bedoeld om werk met kinderen te combineren. Kern van de Wko was tot 2007 dat ouders, werkgevers en de overheid (de belastingdienst, de gemeente of uitkeringsinstantie) gezamenlijk bijdragen in de kosten van de kinderopvang, ook wel de tripartiete regeling genoemd.

NB: Kinderopvang valt vanaf 2012 onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Werkgeverspremie

De vrijwillige werkgeversbijdrage voor de kinderopvangkosten van werknemers is op 1 januari 2007 vervallen. In plaats daarvan hebben werkgevers te maken met een opslag van 0,34% op het werkgeversdeel van de WW-premie, 'sectorpremie' genoemd. Een werkgever met werknemers die geen kinderen hebben, betaalt toch de premie. Ook maakt het niet uit of en hoe vaak werknemers in een bepaald bedrijf gebruikmaken van kinderopvang.

Lopende CAO-afspraken over de werkgeversbijdrage kunnen vanaf 2007 worden nagekomen. Daarvoor is een overgangsregeling gemaakt, die vergelijkbaar is met de salderingsregeling bij de Zorgverzekeringswet, zie Zorgverzekeringswet (Zvw).

Als de werkgever zelf de kinderopvang regelt, is de waarde van de verstrekking de waarde van de kinderopvang verminderd met de eventuele werknemersbijdrage.

Kinderopvangtoeslag

De financiële tegemoetkoming die personen van de Belastingdienst krijgen, bestaat meestal uit een overheids- en werkgeversbijdrage. De overheidsbijdrage is afhankelijk van het inkomen en het aantal kinderen.
Werkenden ontvangen de werkgeversbijdrage niet rechtstreeks van de werkgever, maar wordt door de Belastingdienst uitgekeerd als extra toeslag. Deze bijdrage is 1/6 deel van de kosten van kinderopvang. Als de werknemer een toeslagpartner heeft, krijgen beide 1/6 deel, dus in totaal 1/3 deel. Als de werknemer geen toeslagpartner heeft, vult de Belastingdienst de werkgeversbijdrage aan tot 1/3 deel van de kosten van kinderopvang. De hoogte van de toeslagen is het vinden in Kindgebonden bedragen (tabellen).

De hoogte van de toeslag is uiteindelijk afhankelijk van het inkomen, het aantal uren dat iemand werkt, het aantal uren van de opvang, het aantal kinderen en de hoogte van de uurprijs van de kinderopvang. Om fraude* tegen te gaan, is vanaf 2012 het aanvragen van de toeslag met terugwerkende kracht alleen nog mogelijk voor de lopende maand en de voorafgaande maand.

* Zie ook subrubriek Fraude.

Vanaf 2012 wordt de kinderopvangtoeslag gekoppeld aan het aantal uren dat de minst werkende ouder werkt. Dit betekent bijvoorbeeld dat als een van de ouders niet werkt, het gezin niet in aanmerking komt voor de overheidsbijdrage. Voor onder meer de volgende doelgroepen maakt men uitzonderingen: personen die bijstand en werk hebben, bijstand hebben en tegelijk studeren, alleen student zijn zonder bijstand en zij die een re-integratietraject volgen. Verder wordt de kinderopvangtoeslag beperkt voor hogere inkomens.

Het aanvragen van de kinderopvangtoeslag geschiedt bij de Belastingdienst. Anders dan velen denken, kan deze toeslag slecht beperkt met terugwerkende kracht worden aangevraagd: vanaf 1 januari 2012 geldt dat alleen kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd voor de maand waarin iemand de aanvraag doet en de maand daarvoor, zie de site van de Belastingdienst.

Kinderopvang voor ZZP-er

Zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) komen vanaf 2012 onder voorwaarden in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Een punt van aandacht hierbij is het aantal gewerkte uren voor de eigen onderneming. Er bestaat namelijk een koppeling tussen de kinderopvangtoeslag en het aantal gewerkte uren. Meer hierover is te vinden op de site van ZZP-Nederland.

Cijfers

In 2010 is het aantal ouders dat kinderopvangtoeslag ontving voor gastouderopvang flink gedaald. Het aantal ouders met toeslag voor andere vormen van kinderopvang steeg echter verder, zodat het totaal aantal toeslagontvangers met ruim een half miljoen ongeveer gelijk bleef.

In 2010 ontvingen 93 duizend ouders kinderopvangtoeslag voor het gebruik van gastouderopvang. Dat is ruim 35 duizend minder dan in 2009. Vorig jaar zijn nieuwe regels ingegaan voor de gastouderopvang. Dit heeft ertoe geleid dat veel ouders stopten met deze vorm van formele kinderopvang of hiervoor geen toeslag meer ontvingen.

De opvang voor 0-3-jarigen in een kinderdagverblijf blijft de meest gebruikte vorm van formele opvang. In 2010 ontvingen 316 duizend ouders hiervoor toeslag, ruim 15 duizend meer dan in 2009. De buitenschoolse opvang steeg met 20 duizend toeslagontvangers, tot 230 duizend in 2010. In totaal ontvingen 520 duizend ouders kinderopvangtoeslag voor de opvang van 814 duizend kinderen. Dit is nauwelijks meer dan in 2009.

Inclusief de bijdragen van gemeenten en het UWV ontvingen toeslagontvangers gemiddeld 5 600 euro in 2010. Dat is bijna 100 euro minder dan een jaar eerder. De daling komt vooral door de verlaging van het maximum uurtarief in de gastouderopvang.

De toeslag is een gedeeltelijke tegemoetkoming op de totale kosten voor kinderopvang. In 2010 betaalden ouders die de toeslag ontvingen gemiddeld 1 600 euro zelf. Dat komt neer op een aandeel eigen bijdrage van 22 procent, evenveel als in 2009. Hierbij geldt dat hoe hoger het inkomen, hoe hoger het aandeel eigen bijdrage (Bron: CBS).

Vaststelling hoogte bijdrage

De hoogte van de bijdrage aan de ouders stelt men vast op basis van:
  • de prijs van de opvang;
  • het aantal uren kinderopvang per kind en;
  • het door de belastingdienst vastgestelde inkomen van de ouder(s).

Toeslag gemaximeerd

De maximumprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen krijgen is gemaximeerd, zie Kindgebonden bedragen (tabellen). De toeslag voor het tweede en volgende kind bedraagt 85% van de kosten. De meerkosten komen voor rekening van de ouder.

Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen voor de kinderopvang en peuterspeelzalen worden vanaf 6 juni 2012 wettelijk geregeld. In de kwaliteitseisen staat bijvoorbeeld hoeveel kinderen er maximaal in een groep aanwezig mogen zijn. Momenteel zijn deze kwaliteitseisen beschreven in beleidsregels, niet in een wettelijke regeling. Dit biedt volgens de Raad van State onvoldoende juridische basis voor gemeenten om boetes op te kunnen leggen aan kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen. De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op afspraken die de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de brancheorganisatie voor werkgevers in de kinderopvang maken.

Veiligheid kinderopvang

Medewerkers van een kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, gastouderbureau of buitenschoolse opvang moeten sinds 1 maart 2013 iedere dag gecontroleerd worden op strafbare feiten (continue screening). Bovendien moet er vanaf 1 juli 2013 altijd een volwassene kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Heeft een werkgever aanwijzingen dat een werknemer seksueel of ander geweld gebruikt tegen een kind? Dan moet hij direct overleggen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. Dit is verplicht vanaf 1 juli 2013.

Alle medewerkers in de kinderopvang moeten een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben. De VOG toont aan dat een medewerker geen strafbare feiten heeft gepleegd waardoor hij niet met kinderen mag werken. Maar deze verklaring is een momentopname. Daarna kunnen medewerkers alsnog strafbare feiten plegen die een bedreiging vormen voor de veiligheid van kinderen. Daarom controleert Dienst Justis sinds 1 maart 2013 iedere dag of medewerkers in de kinderopvang nieuwe strafbare feiten hebben gepleegd (dit heet continue screening).

Vanaf 1 juli 2013 is het vierogenprincipe verplicht in de kinderopvang. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht.

Aanpassing klachtrecht

Het wetsvoorstel Wet aanpassing klachtrecht ouders en positie oudercommissies in de kinderopvang zal volgens planning in het vierde kwartaal 2013 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Indiening EK tweede kwartaal 2014. Inwerkingtreding 1 juli 2014.

Onderscheid kinderopvang en peuterspeelzalen verdwijnt

Vanaf 1 januari 2016 gelden dezelfde kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Er is dan op dat punt geen verschil meer tussen kinderopvang en peuterspeelzalen. Daarnaast gaat de pedagogische kwaliteit in de toekomst omhoog. Er komt meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen.

Werkende ouders krijgen verder vanaf 1 januari 2016 niet alleen kinderopvangtoeslag als zij hun kind naar de kinderopvang brengen, maar ook als zij gebruik maken van een peuterspeelzaal.

Minder landen waarnaar kinderbijslag kan worden betaald

De Eerste Kamer heeft op 17 juni 2014 de Wet herziening exportbeperking kinderbijslagen (WhEK) aangenomen. Deze gaat naar verwachting per 1 januari 2015 in. Dit betekent dat wij niet meer naar alle verdragslanden kinderbijslag kunnen betalen. Er zijn geen gevolgen voor de EU-/EER-landen of Zwitserland.

Wet kindregelingen

Het woud aan regelingen voor ouders met kinderen wordt teruggebracht van tien nu, naar vier in 2015. Door deze vereenvoudiging worden de regelingen effectiever en werken vanuit de bijstand lonend. De kindregelingen worden ook versoberd. In totaal kosten alle kindregelingen nu zo'n 10 miljard euro. Met het terugbrengen van het aantal regelingen, wordt een half miljard euro bespaard. De Eerste Kamer heeft 24 juni 2014 ingestemd met deze wet kindregelingen.

Vanaf 1 januari 2015 ontvangen alle alleenstaande ouders met een minimuminkomen dezelfde financiële ondersteuning. Hierdoor gaan alleenstaande ouders met kinderen er financieel op vooruit als ze gaan werken voor het minimumloon. Nu leveren deze ouders juist in als ze gaan werken. Het wordt bovendien duidelijker voor ouders wat een wijziging in hun situatie betekent voor de overheidsbijdrage die ze ontvangen. Ouders die de financiële bijdrage het hardst nodig hebben, worden zoveel mogelijk ontzien.

Er blijven vier regelingen bestaan voor inkomensondersteuning van ouders, de andere zes regelingen verdwijnen:
  • de kinderbijslag;
  • het kindgebonden budget;
  • de combinatiekorting;
  • de kinderopvangtoeslag.
Op verzoek van de Tweede en Eerste Kamer krijgen alleenstaande ouders in de bijstand die volgens de Belastingdienst wel en volgens de gemeente geen partner hebben volgend jaar niet met de nieuwe regels te maken te maken. Het overgangsjaar wordt gebruikt om te onderzoeken of gemeenten voldoende geld hebben om deze groep waar nodig te ondersteunen.

NB: M.i.v. 2015 is ook de fiscale aftrek kinderalimentatie afgeschaft.

Internetconsultatie voor continue screening op basis van personenregister

Sinds 1 maart 2013 vindt er een continue screening plaats op strafbare feiten die een belemmering vormen bij het werken in de kinderopvang. De hiervoor benodigde gegevens van de werkenden in de kinderopvang zijn afkomstig uit een koppeling van bestaande gegevensbestanden. Deze gegevensbestanden zijn niet altijd volledig en actueel. Hierdoor kan het voorkomen dat een werkende in de kinderopvang onterecht niet, of pas later, continu wordt gescreend. Daarnaast zijn van stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen geen gegevensbestanden beschikbaar. De minister van SZW heeft daarom aangekondigd een personenregister te ontwikkelen om alle werkenden voortdurend te kunnen screenen op strafbare feiten. Dit wetsvoorstel en de onderliggende regelingen maken het mogelijk om gegevens van alle werkenden in de kinderopvang in een personenregister op te nemen.

Op 8 september 2015 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel.

Kabinet bekijkt simpeler kinderopvangtoeslag

Het aanvragen van kinderopvangtoeslag wordt straks waarschijnlijk makkelijker. Het kabinet bekijkt of het geld rechtstreeks kan worden overgemaakt aan het kinderopvangbedrijf. Ouders hoeven dan geen ingewikkelde procedure meer te doorlopen en ontvangen ook geen grote toeslagbedragen meer op hun bankrekening.

Minister Asscher van Sociale Zaken en staatssecretaris Wiebes van Financiën hebben dat aan de Tweede Kamer laten weten. Het huidige toeslagensysteem legt volgens hen veel verantwoordelijkheid bij de ouders. Omdat de regels complex zijn, is de kans op fouten groot.

Ongewenste gevolgen van de nieuwe regels voor de kinderalimentatie

Eindelijk is dan duidelijk hoe de alleenstaande ouderkop verwerkt moet worden in de alimentatieberekening. Het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop worden op de behoefte van de kinderen (volgens de NIBUD-tabellen) in mindering gebracht. Dit kan er in sommige situaties toe leiden (bij de lagere inkomens) dat er volledig in de behoefte van de kinderen wordt voorzien door het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkorting en er door de niet-verzorgende ouder (vaak de vader) helemaal geen alimentatie meer betaald hoeft te worden.

Door de rechtstreekse invloed van de alleenstaande ouderkop veroorzaakt de overheid veel onrust (en ook onbegrip) bij ex-partners. Het kan immers voorkomen dat de niet-verzorgende ouder ook financieel niet hoeft bij te dragen. Als de verzorgende partner gaat samenwonen, vervalt de alleenstaande ouderkop en is er wel weer behoefte aan kinderalimentatie zodat de discussie weer opnieuw begint. (Bron: Rechtblog, 16 dec. 2014)

Continue screening kinderopvang uitgebreid

De wet die de continue screening in de kinderopvang uitbreidt naar alle medewerkers op de crèche en de peuterspeelzaal gaat in mei 2016 in. Daardoor moet straks iedereen die tijdens opvanguren werkt over een geldige Verklaring omtrent gedrag (VOG) beschikken.

Vanaf 1 mei 2016 hoeft de kinderopvangorganisatie of peuterspeelzaal geen Verklaring omtrent gedrag (VOG) meer te bewaren van werknemers. De werknemers moeten vanaf die datum wel ingeschreven zijn in een personenregister.

Kinderopvangtoeslag gaat vanaf 2018 wijzigen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gaat de overheidsbijdrage vanaf 2018 direct met kinderopvanginstellingen verrekenen. De uitvoering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst komt hierdoor te vervallen. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarmee de ministerraad heeft ingestemd.

De veranderingen zijn:
  • DUO gaat voor het berekenen van de eigen bijdrage de definitieve jaaropgave van het inkomen gebruiken. Hierdoor weten ouders van te voren wat de kinderopvang ze kost en zijn er geen verrekeningen achteraf meer nodig.
  • In het huidige systeem weten ouders pas bij de eindafrekening van de kinderopvangtoeslag wat de kinderopvang precies heeft gekost. Ouders hebben in de toekomst alleen nog te maken met de kinderopvanginstelling en hoeven niet zelf meer de overheidsbijdrage aan te vragen.
  • Het nieuwe systeem moet fraude met de overheidsbijdragen voor kinderopvang tegengaan en foute aanvragen door ouders voorkomen.
  • De komende maanden wordt het voorstel verder uitgewerkt en wordt wetgeving opgesteld. Ouders en kinderopvanginstellingen worden hierbij betrokken (Bron: Rijksoverheid).
De invoering van de nieuwe betalingswijze van de kinderopvang gaat niet op 1 januari 2018 van start, maar later. Dit is nodig om een zorgvuldige overgang voor te bereiden, zodat ouders en kinderopvanginstellingen daar zo min mogelijk hinder van ondervinden. Samen met DUO en de Belastingdienst wordt nu gekeken of de betalingswijze geleidelijk wordt ingevoerd in 2018 of in één keer op 1 januari 2019.

Hogere eisen kwaliteit kinderopvang

Organisaties voor kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen moeten zich straks meer richten op de ontwikkeling van kinderen. Zij worden daar ook meer op beoordeeld. Ook moeten de eisen straks beter aansluiten bij wat kinderen op een bepaalde leeftijd nodig hebben, aldus het wetsontwerp dat naar verwachting in 2017 moet ingaan.

Veranderingen voor kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen zijn de volgende:
  • een mentor volgt de ontwikkeling van een kind en bespreekt deze met ouders en school;
  • baby's worden verzorgd door medewerkers met een pedagogische achtergrond. Medewerkers krijgen scholing specifiek gericht op baby's;
  • de rekenmethode voor de beroepskracht-kindratio (BKR) gaat zich meer richten op de behoeften van het kind, niet meer op het aantal kinderen per kracht;
  • er zullen minder wisselingen zijn van medewerkers op een babygroep;
  • alleen in de pauze mogen minder medewerkers op een groep staan, tijdens het brengen en halen van kinderen moet de groep van medewerkers volledig zijn;
  • de buitenschoolse opvang krijgt meer ruimte voor aanvullende 'anders-gekwalificeerde' beroepskrachten (sporttrainers of kunstenaars).

Ouderparticipatie-crèche (OPC) verleden tijd?

Een van de eisen is dat crèches bemand worden door professionals met minimaal een MBO-diploma en daar voldoen de OPC's niet aan. Minister Asscher dreigt dat ouders die hun kind naar een OPC brengen hun kinderopvangtoeslag kwijt raken. 

Nieuwe financieringssystematiek in de kinderopvang uitgesteld

Het wetsvoorstel voor de nieuwe financieringssystematiek in de kinderopvang wordt niet zoals gepland medio 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit heeft tot gevolg dat de eerder gecommuniceerde invoeringsdatum van 1 januari 2018 niet meer haalbaar is.

De (geleidelijke) invoering van directe financiering vindt, vanwege de voorbereidingstijd die DUO, Belastingdienst en de andere ketenpartners nodig hebben, in ieder geval niet plaats voor 1 januari 2019, ervan uitgaande dat directe financiering als beste oplossing uit de heroriëntatie komt. Dat meldt minister Asscher van Sociale Zaken in een brief van 22 juni 2016 aan de Tweede Kamer.

Kwaliteit kinderopvang omhoog

Kinderen verdienen een zo goed mogelijke start van hun leven. De kwaliteit van de kinderopvang en de peuterspeelzalen gaat daarom omhoog en er komt voor werkende ouders één financieringssysteem (kinderopvangtoeslag) voor zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk. Dat staat in twee wetsvoorstellen die minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd: het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang en het wetsvoorstel harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. (Bron: Rijksoverheid, 31 okt. 2016)

Wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang

In het verlengde van het onderzoek door PricewaterhouseCoopers (midden 2016) in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is besloten via het wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang nog een aantal (meest) kleine veranderingen aan te brengen.

Tot dusverre niet veel bijzonders, met uitzondering van artikel 49 dat als volgt was gewijzigd: ''1. Een houder van een kindercentrum biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen."

Zoals gebruikelijk werd het wetsvoorstel voor advies vooraf aan de Raad van State gezonden. Opmerkelijk is de uiterst kritische reactie van de Raad van State d.d. 5 september 2016 inzake punt 4, concretisering pedagogische doelen. Letterlijk staat geschreven
  • In het voorstel wordt onder verantwoorde kinderopvang en verantwoord peuterspeelzaalwerk mede begrepen de pedagogische doelstelling ‘socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen’. Het komt de Afdeling (RvS) voor dat het concretiseren van deze pedagogische doelstelling een ingewikkelde opgave is. Over de vraag wat algemeen aanvaarde normen en waarden zijn, wordt zeer verschillend gedacht. Op voorhand is niet duidelijk hoe deze pedagogische doelstelling betekenisvol kan worden uitgewerkt.
  • De Afdeling adviseert dragend te motiveren dat voornoemde pedagogische doelstelling bij algemene maatregel van bestuur ingevuld kan worden op een zodanige wijze dat zij enerzijds concreet genoeg is om houvast te bieden aan de opvang- en toezichtspraktijk en anderzijds niet leidt tot het dwingend opleggen van normen en waarden waarover in de samenleving geen consensus bestaat. Indien in een dergelijke motivering niet kan worden voorzien, adviseert de Afdeling af te zien van het opnemen van voornoemde pedagogische doelstelling in het wetsvoorstel.
  • De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Op 1 november 2016 is het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gezonden, van enige aanpassing van artikel 1.49 is niets te merken. Wordt vervolgd.

Red.: Het bovenstaande doet denken aan minister Van Kemenade die rond 1975 in het kabinet-Den Uyl van zins was de middenschool in te voeren. In de politiek, in het onderwijsveld en in de media was er voldoende draagvlak. Gelijke kansen voor leerlingen, brede vorming, uitstel van studiekeuze: wie kon daarop tegen zijn? Van Kemenade verspeelde alleen belangrijke goodwill met zijn vierde uitgangspunt: sociale bewustwording. Deze opvatting werkte als een rode lap op VVD-onderwijswoordvoerder Neelie Smit-Kroes, die in De Telegraaf zei dat Van Kemenade met “een socialistisch spuitje” de jeugd wilde indoctrineren.
De op handen zijnde onderwijsvernieuwing werd politiek en toen Van Kemenade in 1977 werd opgevolgd door VVD-minister Pais, verdween het plan voor een brede middenschool langzaam van de agenda.

Wetsvoorstellen Innovatie Kinderopvang en Harmonisatie Kinderopvang door de Tweede Kamer

De wetsvoorstellen zijn op 14 februari 2017 door de Tweede Kamer aangenomen. Minister Asscher voegt hieraan toe ,,Het moet niet uitmaken of je ouders arm of rijk zijn. Alle kinderen verdienen het om al vroeg samen te kunnen spelen en daarbij ook spelenderwijs te leren. Dat geeft ze niet alleen veel plezier, maar ook een goede start op de basisschool.'' Beide wetsvoorstellen treden, als de Eerste Kamer binnenkort ook instemt, op 1 januari 2018 in werking.

Kinderopvangtoeslag vanaf 2018 ook voor peuterspeelzaal

Werkende ouders die gebruik maken van peuterspeelzalen hebben vanaf 2018 ook recht op kinderopvangtoeslag, zoals die nu al geldt voor de kinderopvang. De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang en het wetsvoorstel Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk.

Het belangrijkste doel van de nieuwe wetten is dat in de toekomst iedereen terecht kan bij kwalitatief hoogstaande kinderopvang en peuterspeelzalen.

Eerste Kamer stemt in met de wetten Innovatie en Harmonisatie Kinderopvang

Eerste Kamer heeft op 30 mei 2017 ingestemd met twee wetten van minister Asscher: het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang en het wetsvoorstel harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk1.

De wetten treden naar verwachting per 1 januari 2018 in werking. (Bron: Rijksoverheid, 30 mei 2017)

1 Zie alinea Wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.

Meer tijd voor baby-opvang, kosten 4,7% hoger

Kinderopvangcentra krijgen iets langer de tijd om aan alle nieuwe en strengere eisen te voldoen van de wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK). De opvangcentra hoeven hierdoor nog niet vanaf 1 januari 2018 meer leidsters voor de baby-opvang te hebben. Vanaf 1 januari 2019 moet er wel één leidster per drie baby’s zijn. Nu zijn dat er nog vier.

Veel andere maatregelen om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen, gaan wel op 1 januari 2018 in. (Bron: Rijksoverheid, 16 jun. 2017)

De verandering van de beroepskracht-kindratio voor baby’s leidt naar verwachting tot een kostenstijging van 4,6 procent voor de dagopvang. Voor de dagopvang exclusief geharmoniseerde peuterspeelzalen gaat het om een kostenstijging van 4,7 procent. (Bron: SEO Economisch Onderzoek, mrt. 2018)

Wijziging rekenmethode beroepskracht-kindratio (BKR)

De rekenmethode voor de beroepskracht-kindratio in de kinderopvang verandert per 1 januari 2019. Daardoor wijzigt het aantal pedagogisch medewerkers in verhouding tot het aantal kinderen op de groep. Dit is afhankelijk van de leeftijd van de aanwezige kinderen. De rekenmethode voor de beroepskracht-kindratio (BKR) gaat zich meer richten op de behoeften van het kind, niet meer op het aantal kinderen per kracht.

De Rekentool berekent hoeveel beroepskrachten wettelijk minimaal verplicht zijn in de kinderopvang. (Bron: Ondernemersplein, 2018)

Duidelijke regels voor crèches gerund door ouders

Ouders die de afgelopen jaren samen met andere ouders de opvang van hun kinderen onderling hebben geregeld, en aan de kwaliteitseisen voldoen, krijgen formeel recht op kinderopvangtoeslag. Het kabinet erkent hun bijzondere positie binnen de Wet Kinderopvang. Zij krijgen een aparte plek in het kinderopvangstelsel.

De regels rondom ouderparticipatiecrèches, de zogenaamde OPC’s, zullen in een nieuw wetsvoorstel worden verhelderd. Hiermee wordt hun bijzondere positie wettelijk verankerd. En komt er een einde aan de jarenlange onzekerheid over het voortbestaan van deze vorm van kinderopvang. (Bron en meer: Rijksoverheid, 7 dec. 2018)

Meldcode huislijk geweld en kindermishandeling

Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Vanaf 1 juli 2013 is de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht geworden. De wet stelt het gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hieronder valt ook seksueel geweld, eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling en vrouwelijke genitale verminking. De wet geldt voor professionals die werken in de sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie. De meldcode bestaat uit een stappenplan, waarin staat wat je als professional moet doen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is dus een handelingsprotocol. Doel van de wet is niet het melden, maar hulp op gang krijgen. Niets doen is geen optie!

Aanpassingen meldcode per 1 januari 2019

De meldcode wordt per 1 januari 2019 aangepast. Melden bij Veilig Thuis wordt bij vermoedens van acute en structurele onveiligheid de professionele norm. Om beroepskrachten te helpen bij het bepalen of hier sprake van is, zijn afwegingskaders toegevoegd. Deze zijn gemaakt door de beroepsgroepen zelf.

Beroepskrachten moeten een melding doen bij Veilig Thuis in de volgende situaties:
  • Meldnorm 1: In ALLE gevallen van acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid en disclosure
  • Meldnorm 2: In alle ANDERE gevallen waarin de beroepskracht meent dat hij, gelet op zijn competenties, zijn verantwoordelijkheden en zijn professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren bij (risico’s op) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
  • Meldnorm 3: Wanneer een beroepskracht die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling, constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.
(Bron en meer: Veiligthuishollandsmidden, dec. 2018)

Ontwerpbesluit Kinderopvangtoeslag 2020

Staatssecretaris Van Ark (SZW) bood op 17 mei 2019 de Eerste en Tweede Kamer het ontwerpbesluit aan tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang aan, in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 3.4 van de Wet kinderopvang).

Meer druk op staatssecretaris Snel

De Tweede Kamer voert de druk op staatssecretaris Snel van financiën op om eindelijk met een fatsoenlijke oplossing te komen voor honderden ouders van wie de kinderopvangtoeslag in 2014 onterecht werd stopgezet.

Het CDA, de SP en GroenLinks hebben spoedvragen aan Snel gesteld over de gang van zaken en willen antwoord nog voordat de staatssecretaris met de ouders praat. Ze willen dat de ouders alsnog met de advocaat mogen komen. Het ministerie van Financiën liet op 10 juni 2019 in een reactie weten dat de advocaat welkom is bij het gesprek dat de ouders hebben met de staatssecretaris.

Tegemoetkoming doorbetalen kinderopvang voor ouders zonder kinderopvangtoeslag

Ouders die geen kinderopvangtoeslag of andere overheidssubsidie voor het gebruik van kinderopvang ontvangen, kunnen tussen 15 mei en 15 juli 2021 bij de Sociale Verzekeringsbank een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen. De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling Kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO). Dit is een tegemoetkoming voor de kinderopvangfactuur die zij doorbetaalden tijdens beide periodes waarin de kinderopvang, buitenschoolse opvang (bso) en gastouderopvang gesloten waren. (Bron: Rijksoverheid, 5 mei 2021)

Kinderopvangtoeslag vanaf 2023 niet meer afhankelijk van gewerkte uren

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is in 2023 niet meer afhankelijk van het aantal gewerkte uren. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat deze voorwaarde voor de kinderopvangtoeslag los via het Besluit kinderopvangtoeslag 2023.

Het Besluit is op 22 februari online gepubliceerd ter consultatie. Het loslaten van de koppeling gewerkte uren is een van maatregelen die in het coalitieakkoord is afgesproken.

Toeslag nu afhankelijk van ouder met minste werkuren

Tot nu toe is de hoogte van kinderopvangtoeslag mede afhankelijk van het aantal uren van de ouder die het minst werkt. De koppeling aan de gewerkte uren is voor veel ouders een ingewikkelde voorwaarde. Met name voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, is het lastig in te schatten hoeveel uren per maand diegene werkt. Dit kan ertoe leiden dat ouders te maken krijgen met hoge terugbetalingen en de arbeidsparticipatie belemmeren. Het kabinet neemt deze belemmering weg, zodat het voor ouders met jonge kinderen gemakkelijker wordt om te werken.

Maximum uurprijs gastouderopvang omlaag

In het Besluit wordt ook de indexatie van de maximum uurprijzen en toetsingsinkomens in de kinderopvangtoeslag geregeld. Indexatie voorkomt negatieve inkomenseffecten voor ouders als gevolg van loon- en prijsstijgingen.

Daarbij regelt het ook de bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang. Het kabinet heeft eerder aangegeven het toezicht te willen intensiveren om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te kunnen garanderen. Door de intensivering van toezicht en handhaving stijgen de structurele uitgaven aan de kinderopvangtoeslag met 6,4 miljoen euro. De kosten hiervan worden betaald door ouders die gebruik maken van gastouderopvang. Zo meldden we al dat daarom de maximum uurprijs voor de gastouderopvang wordt verlaagd met 15 cent.

De Brancheorganisatie Kinderopvang, BMK en stichting Nysa, de brancheorganisatie voor gastouders, hebben al laten weten het hier niet mee eens te zijn. De verlaging van de maximum uurprijs voor gastouderopvang met 15 cent is een klap in het gezicht van gastouders, gastouderbureaus en ouders. ‘Onbegrijpelijk’, vindt stichting Nysa. ‘Deze mooie vorm van opvang dient voor iedereen toegankelijk te zijn én te blijven.’