Partnertoeslag

Datum laatste wijziging: 18 april 2019  |  Trefwoorden: , ,

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Partner heeft geen eigen inkomsten
  3. Partner heeft eigen inkomsten
  4. Partner heeft buiten Nederland gewoond of gewerkt
  5. Berekening partnertoeslag
  6. AOW gerechtigde overlijdt
  7. Verhoging AOW-leeftijd
  8. Einde AOW-partnertoeslag in 2015
  9. Vereenvoudiging berekening toeslagen nabestaanden
  10. Korting AOW-partnertoeslag per 1 augustus 2011
  11. Wetsvoorstel afschaffen partnertoeslag AOW hoogste inkomen ingetrokken
  12. Belastingplan 2014 (september 2013)
  13. Uitkering levensloopregeling is geen inkomen
  14. Alleenstaande ouderenkorting niet altijd gunstig
  15. Gedupeerde gepensioneerden naar de rechter om terugbetalen toeslag
  16. Toch terugvordering partnerpensioenen ABP

Inleiding

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de

  • AOW-uitkering van de overheid, een levenslange uitkering aan zowel de werknemer als de partner die ingaat zodra de AOW-gerechtigde leeftijd van een van beide is bereikt.
  • Partnertoeslag van de overheid die ingaat op het moment dat de werknemer overlijdt en de partner dan nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Deze regeling is in 2015 afgeschaft. Verwarrend is dat de partnertoeslag ook wel partnerpensioen werd genoemd.
  • Partnerpensioen, een levenslange uitkering voor de partner van een werknemer die pensioen opbouwt, nadat die werknemer is overleden. Het wordt georganiseerd per bedrijfstak of werkgever, bijvoorbeeld in een pensioenfonds of bij een verzekeraar. Het begrip 'partner' kan per regeling verschillen, net als het recht op en de hoogte van de uitkering.

Partner heeft geen eigen inkomsten

Heeft de gepensioneerde een jongere partner, die geen eigen arbeidsinkomen heeft, dan ontvangt de gepensioneerde een toeslag van maximaal 50% van het minimumloon, samen dus 100% van het minimumloon. Vanaf de dag dat de jongere partner de leeftijd van 65 jaar bereikt, stopt de partnertoeslag en ontvangt zij/hij zelfstandig een AOW-uitkering van 50% van het minimumloon, samen weer 100% van het minimumloon.

De regeling is in 2015 afgeschaft, zie onder.

Partner heeft eigen inkomsten

Heeft de jongere partner van de gepensioneerde eigen inkomsten dan maakt men onderscheid tussen inkomen uit tegenwoordige arbeid (loon en winst uit onderneming) en inkomen in verband met vroegere arbeid (een WW, WAO/WIA-uitkering en een eventuele aanvulling van de werkgever daarop). Inkomen uit vroegere arbeid wordt volledig op de AOW-toeslag gekort. Inkomen uit tegenwoordige arbeid kort de fiscus maar voor een deel: inkomsten tot 15% van het minimumloon zijn vrijgesteld, van het meerdere is een derde deel vrijgesteld. Wat daarna overblijft, komt in mindering op de toeslag. Inkomen uit vermogen, zoals rente en dividend, is vrijgesteld en wordt dus niet gekort.

Partner heeft buiten Nederland gewoond of gewerkt

Als de partner buiten Nederland gewoond of gewerkt heeft, is hij of zij meestal niet verzekerd voor de AOW. Voor elk jaar dat de partner niet verzekerd is, gaat er 2% van de toeslag af.
 

Berekening partnertoeslag

De eerste 221,67 euro (2013) van het partnerinkomen (per maand) is vrijgesteld. Ook een derde deel van het inkomen daarboven telt niet mee. Als de partner dus 1000 euro bruto verdient, telt de eerste 221,67 euro niet mee. Het salaris boven dat bedrag wordt voor twee derde van de toeslag afgetrokken. Een derde deel van (1000-221,67) 778,33 is dus vrijgesteld, wat uitkomt op 259,44 euro. In totaal is dan 481,11 euro vrijgesteld. Van de toeslag wordt dus 1000-477,99 = 518,89 euro per maand ingehouden.
Verdient de partner bruto meer dan € 1.310,33 per maand, dan krijgt u geen toeslag meer.

Heeft uw partner  een vervroegd pensioen of een uitkering, zoals een werkloosheidsuitkering of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dan worden deze inkomsten volledig van de toeslag afgetrokken. Ontvangt uw partner bruto meer dan € 725,77 per maand, dan krijgt u geen toeslag meer.

Als het recht op toeslag voor 1 februari 1994 is ingegaan valt de rechthebbende onder een overgangsregeling en bedraagt de toeslag maximaal bruto 379,19 euro per maand. Als de partner meer verdient dan 725,77 euro bruto vervalt de uitkering. Dat geldt ook als de partner een sociale verzekeringsuitkering krijgt die hoger is dan dat bedrag. (Bron: Min SZW)

AOW gerechtigde overlijdt

Wanneer de AOW gerechtigde overlijdt en de partner een AOW-partnertoeslag ontvangt, vervalt deze partnertoeslag. Mocht de partner geboren zijn voor 1-1-1950, dan komt deze in aanmerking voor een Anw-uitkering. Voor partners geboren na 1-1-1950 vervalt bij overlijden van de AOW-gerechtigde dus niet alleen de partnertoeslag, maar ook is er geen recht op een Anw-pensioen. De partner heeft dus alleen nog recht op een eventueel nabestaandenpensioen van het Pensioenfonds of verzekeraar. Het overlijden van de AOW-gerechtigde kan dus een dubbel hiaat opleveren.

Verhoging AOW-leeftijd

De AOW partnertoeslag blijft beschikbaar voor mensen die alleen door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd geen partnertoeslag meer ontvangen. De overige sociale voorzieningen, zoals Anw en WIA, lopen door tot de nieuwe AOW-leeftijd.

Einde AOW-partnertoeslag in 2015

De uitbetaling van de AOW-toeslag aan gepensioneerden met een jongere partner wordt per 1 januari 2015 beëindigd voor nieuwe AOW'ers. Reden hiervan is uiteraard kostenbesparing, de overheid gaat er daarbij vanuit dat iedereen die geboren is op of na 1 januari 1950 tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geacht wordt zelf in zijn/haar levensonderhoud te voorzien. En wat vrouwen betreft - het merendeel van degenen die in aanmerking komen voor de AOW-partnertoeslag is vrouw - gaat de overheid er vanuit dat zij steeds meer economisch zelfstandig zullen zijn, bovendien zal deze maatregel hen stimuleren (meer) te gaan werken.

NB. Degenen, die voor 2015 al een partnertoeslag ontvangen, zullen deze toeslag behouden.

Tot 2015 kan een ieder die te maken krijgt met het AOW-hiaat dit desgewenst dichten via sparen, afsluiten van een kapitaalsverzekering of beleggen.

Vereenvoudiging berekening toeslagen nabestaanden

Staatssecretaris Weekers van Financiën vereenvoudigt de berekening van het recht op toeslag voor mensen waarvan de partner is overleden. Tot nu toe werd het inkomen van de overleden partner volgens de wet omgerekend tot een jaarinkomen en samen met het inkomen van de achterblijvende partner gebruikt om het recht op huur- of zorgtoeslag te berekenen. Dit betekende jaarlijks voor circa 21.000 achterblijvende partners dat er teveel ontvangen toeslag moest worden terugbetaald.

Weekers beloofde in 2012 deze onredelijke uitwerking van de wet te repareren. Vooruitlopend hierop heeft de staatssecretaris de Belastingdienst opdracht gegeven om het 'herleiden van het inkomen' bij overlijden, voortaan achterwege te laten in situaties waarin sprake is van een achterblijvende partner. De maatregel past tevens in zijn streven om het toeslagenstelsel te vereenvoudigen. Nu is voor eens en altijd geregeld dat nabestaanden niet meer worden lastiggevallen met deze onredelijk uitwerkende regel, aldus de staatssecretaris. (Bron: Ockuysen, 17 juni 2011)

Korting AOW-partnertoeslag per 1 augustus 2011

De AOW-partnertoeslag is met ingang van 1 augustus 2011 met 10 procent gekort. Huishoudens met een gezamenlijk inkomen tot circa € 30.000 (samen € 2.650,- per maand) vallen buiten deze (bezuinigings)maatregel**. De toeslag bedraagt ongekort € 715,46 per maand en bij een maximale korting van 10% € 643,91.

** Het gaat naar schatting om 185000 65-plussers met een jongere partner die zelf weinig of geen inkomen hebben. Circa 15.000 stellen zullen worden ontzien.

Wetsvoorstel afschaffen partnertoeslag AOW hoogste inkomens ingetrokken

Voor nieuwe gevallen wordt de partnertoeslag vanaf 2015 nog steeds afgeschaft. Maar het kabinet wilde ook de lopende toeslagen voor partners met een inkomen vanaf € 46.000 per jaar (zonder AOW) afschaffen. Dit voorstel is door een patstelling in de Eerste Kamer stuk gelopen. Het kabinet loopt hierdoor een bezuiniging van 65 miljoen euro mis.

Belastingplan 2014 (september 2013)

De regels voor het samenwonen worden eenvoudiger. Ouderen die nog een eigen huis hebben waar ze ook de financiële lasten van dragen gelden per 2015 per definitie als niet-samenwonend. Hierdoor ontvangen zij de hogere AOW-uitkering voor alleenstaanden van 70%.

Uitkering levensloopregeling is geen inkomen

"Voor de partnertoeslag in de AOW is een uitkering op grond van de levensloopregeling geen inkomen. Dat betekent dat een dergelijke uitkering niet zou moeten leiden tot beëindiging van of een korting op het recht op partnertoeslag." Dit schrijft staatssecretaris Klijnsma in een brief aan de Tweede Kamer.

Ze wijst erop dat een uitkering op grond van de levensloopregeling niet geldt als inkomen voor de partnertoeslag. De uitkering ineens kan er wel voor zorgen dat er meer belasting betaald wordt dan wanneer het levenslooptegoed gelijkmatig over meerdere jaren wordt uitbetaald. Hiervoor wijst Klijnsma op de middelingsregeling. (Bron: VVP, 12 juli 2016)

Alleenstaande ouderenkorting niet altijd gunstig

Alleen het recht om de alleenstaande AOW te ontvangen, is al genoeg om ook de alleenstaande ouderenkorting te kunnen krijgen. Daarmee bedoelt de Belastingdienst dat je de alleenstaande AOW niet eens hoeft aan te vragen, om toch deze ouderenkorting te krijgen. Dat is een belangrijk detail, want dan ben je niet verplicht om de alleenstaande AOW te kiezen. Dat is niet voor ieder paar gunstig. (Bron en meer: Plusonline, 14 apr. 2017)

Gedupeerde gepensioneerden naar de rechter om terugbetalen toeslag

Circa 700 gepensioneerden kregen door een fout de afgelopen jaren te veel pensioen. Pensioenfonds ABP wil dat geld, in totaal 3 miljoen euro, terug. De bedragen liepen op tot soms 20.000 euro per persoon. De ombudsman bereidt samen met tientallen gedupeerden een collectieve claim voor om een terugvorderingsactie te voorkomen. (Bron: Max Vandaag, 15 mrt. 2019)

Toch terugvordering partnerpensioenen ABP

Een lange excuusbrief van minister Koolmees dat Pensioenfonds ABP in de jaarlijkse en maandelijkse overzichten niet de mogelijkheid noemde dat pensioenen of uitkeringen kunnen worden teruggevorderd (datum: 5 april 2019).

Minister Koolmees is stellig: wanneer er te veel wordt uitgekeerd dan moet het teveel worden teruggevorderd. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van 5 jaar. Als het teveel ontvangen bedrag nadelig uitpakt qua belasting, dan kan de pensioengerechtigde daarover afspraken maken met de Belastingdienst.