Netto pensioen

Datum laatste wijziging: 9 januari 2020  |  Trefwoorden: , , , ,

Inhoud

  1. Begroting 2015
  2. Tegemoetkoming
  3. Netto lijfrente en netto pensioen?
  4. Vrijwillige deelname en bijdrage werkgever
  5. Fiscale behandeling netto lijfrente
  6. Afkoop netto lijfrente
  7. Hoe verder
  8. Fiscaal kader netto pensioen wordt anders dan dat van netto lijfrente
  9. Besluit uitvoering netto pensioen in Staatsblad
  10. Antwoord ontwerpbesluit regeling netto pensioen
  11. Regeling netto pensioen op de schop
  12. Kabinet komt deelnemers netto pensioen regeling tegemoet

Begroting 2015

Vanaf 2015 worden de fiscale opbouwmogelijkheden voor een oudedagsvoorziening beperkt tot een inkomen van € 100.000. Boven deze grens is het mogelijk gebruik te maken van een netto lijfrente of netto pensioen.

Tegemoetkoming

Er wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd. Voor het salaris boven € 100.000 kunnen werknemers via een netto lijfrente of een netto pensioen een aanvullende oudedagsvoorziening opbouwen. Deze komt ongeveer overeen met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% middelloon. De inleg is niet fiscaal aftrekbaar en de uitkeringen zijn onbelast. De waarde van deze netto lijfrente of netto pensioen is vrijgesteld in box 3, zolang het doel is om te voorzien in een salaris voor de oude dag.

Netto pensioen kan worden uitgevoerd door pensioenfondsen en verzekeraars. De lijfrentevariant door verzekeraars en banken. De werkgever moet bepalen of hij voor de werknemers met een inkomen boven 100.000 euro een netto spaarfaciliteit wilt introduceren.

Netto lijfrente en netto pensioen?

Naast pensioenverzekeraars mogen ook pensioenfondsen de netto lijfrente in de tweede pijler (dus netto pensioen) uitvoeren. Ter voorkoming van 'kruissubsidiëring' tussen de bruto pensioenregelingen (waarvoor de premies aftrekbaar zijn) en de netto lijfrente (van waaruit onbelaste uitkeringen worden gedaan) moeten pensioenfondsen die een netto lijfrente aanbieden, uitgaan van een gescheiden administratie. Verder worden aanvullende producteisen gesteld aan de netto lijfrente om het risico op vermenging van belaste en onbelaste geldstromen te minimaliseren.

Vrijwillige deelname en bijdrage werkgever

De netto lijfrente is een vrijwillige regeling voor werknemers met een inkomen boven € 100.000. Wanneer de werkgever een regeling aanbiedt, is de werknemer niet verplicht om hier aan deel te nemen. Hij kan bijvoorbeeld zelf een netto lijfrente afsluiten in de derde pijler of helemaal niets doen.

Een werkgever die een bijdrage verstrekt aan deelnemers van de netto lijfrente, moet dit ook in dezelfde mate doen aan zijn overige werknemers die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeren. Met andere woorden, vergelijkbare werknemers die niet deelnemen aan de netto lijfrente moeten de werkgeversbijdrage eveneens als loon ontvangen.

Fiscale behandeling netto lijfrente

Het is de bedoeling dat voor de netto-lijfrente zowel in de tweede als derde pijler dezelfde premiestaffel gaat gelden. Waarbij rekening wordt gehouden met het netto karakter van de faciliteit. Deze staffel wordt gebaseerd op de meest ruime staffel uit bijlage 1 van het staffelbesluit (staffel 4). In deze staffel wordt uitgegaan van een rekenrente van 4%. Vanuit de praktijk wordt gepleit voor een staffel met een rekenrente van 3% omdat een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% zeker niet gerealiseerd kan worden. De bedragen van de twee staffels treft u aan in Tabellen, Premiestaffels netto pensioenregeling.

NB: Aan de netto pensioenregeling zitten vele haken en ogen. Het wekt dan ook geen verwondering dat maar weinig werkgevers brood zien in een aparte netto-pensioenregeling. Ze kiezen liever voor loon in combinatie met een aanvullende verzekering voor het nabestaandenpensioen, om het verdwijnen van de fiscaal vriendelijke pensioenopbouw boven een ton te compenseren.

Afkoop netto lijfrente

Vanaf 1 januari 2015 moet een pensioenuitvoerder meewerken aan afkoop van de netto lijfrente in de tweede pijler wanneer  de gerechtigde daarom verzoekt. De Pensioenwet is hierop aangepast.

Bij afkoop van een netto lijfrente wordt het genoten box 3-voordeel teruggenomen. Het genoten box 3-voordeel wordt gesteld op de helft van de waarde van de netto lijfrente op het moment van afkoop vermenigvuldigd met het aantal jaren waarin wordt deelgenomen aan de netto lijfrente, met een maximum van 10 jaar. Om te voorkomen dat de forfaitaire benadering voor belastingplichtigen onevenredig ruw uitwerkt, is het kabinet voornemens een tegenbewijsmogelijkheid op te nemen. De uiteindelijke wetgeving hiervoor volgt later, mogelijk bij het Belastingplan 2015.

Hoe verder

In het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 zijn onder meer delegatiebepalingen in de Pensioenwet opgenomen om de voorwaarden voor uitvoering van een netto lijfrente door pensioenfondsen binnen de randvoorwaarden van fiscale hygiëne en vrijwilligheid in lagere regelgeving vast te kunnen leggen. Daarnaast is een tweede nota van wijziging ingediend die regelt dat de netto lijfrente ook onder de verplichtstelling valt, waardoor alle aangesloten werkgevers bij een verplicht bedrijfstakpensioenfonds een netto lijfrente moeten aanbieden. Waarbij overigens de werkgever ervoor kan kiezen een andere uitvoerder te kiezen.

Fiscaal kader netto pensioen wordt anders dan dat van netto lijfrente

Het fiscale kader voor het netto pensioen zal anders zijn dan voor de netto lijfrente, zo blijkt uit het ontwerpbesluit netto pensioen dat de staatssecretarissen Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Wiebes van Financiën aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben voorgelegd. De voorlegging geschiedt in het kader van een voorhangprocedure.

Het ontwerpbesluit uitvoering netto pensioen geeft invulling aan de randvoorwaarde van fiscale hygiëne die het kabinet heeft gesteld bij het uitvoeren van de wens om de netto regeling ook in de tweede pijler mogelijk te maken. De bewindslieden gaan verder in op de fiscale behandeling ten aanzien van het opbouwpercentage van 1,875% en de verschillen tussen netto pensioen (tweede pijler) en netto lijfrente (derde pijler), in het bijzonder ten aanzien van de inkomensvoorziening voor nabestaanden.

Voor het netto pensioen gelden de voorwaarden die voortvloeien uit de Pensioenwet en uit de Wet IB 2001. Voor de netto lijfrente gelden alleen de voorwaarden die voortvloeien uit de Wet IB 2001. De belangrijkste verschillen zitten in de juridische basis, de verzekeringsvormen, de begunstigden en de afkoopmogelijkheden. In het Belastingplan 2015 wordt nog een wettelijke aanpassing van de regeling opgenomen. Het kabinet acht het namelijk meer passend om voor het fiscale kader ook aan te sluiten bij het feit dat het bij netto pensioen gaat om pensioen in de zin van de Pensioenwet.

Voor het netto pensioen wordt een op de tweede pijler gerichte fiscale behandeling geregeld. Het fiscale kader voor het netto pensioen zal daardoor anders zijn dan voor de netto lijfrente. Voor het netto pensioen zullen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler.

Besluit uitvoering netto pensioen in Staatsblad

In het Staatsblad is het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met uitvoering van het netto pensioen en de waarborg voor fiscale hygiëne van het netto pensioen, gepubliceerd: zie Besluit van 11 december 2014, Stb. 2014, 529.

Antwoord ontwerpbesluit regeling netto pensioen

Staatssecretaris mevrouw Klijnsma heeft in juni 2016 vragen beantwoord van de Tweede Kamercommissie over het voorgehangen ontwerpbesluit regeling voor netto pensioen.

De staatssecretaris legt uit dat met fiscale hygiëne wordt gedoeld op de voorwaarden die nodig zijn voor het voldoende scheiden van de middelen voor het netto pensioen van de middelen voor de basispensioenregeling. Via de regeling netto pensioen worden belemmeringen voor de uitvoering van een netto pensioen in de vorm van een variabele uitkering weggenomen en worden voor deze uitkeringsvorm passende voorwaarden gesteld, die de fiscale hygiëne waarborgen. Met het voorgehangen ontwerpbesluit wordt geen wijziging beoogd van de voorwaarden voor de aankoop van een vaste uitkering bij een netto pensioenregeling.

Verder gaat de staatssecretaris in op vragen over de heffing na een emigratie, specifiek naar België of Duitsland. In de meeste gevallen is het woonland gerechtigd belasting te heffen over de netto pensioenuitkeringen. Verder is het afhankelijk van het nationale recht van het nieuwe woonland of het netto pensioen ook daadwerkelijk in de heffing wordt betrokken. Belastingheffing is echter te voorkomen door de aanspraak op netto pensioen fiscaal geruisloos te laten vrijvallen op het moment dat hij ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn.

Regeling netto pensioen op de schop

De Pensioenfederatie vindt de huidige situatie vanuit deelnemersperspectief onacceptabel en wijst erop dat deze ook niet strookt met de bedoelingen van de politiek bij de totstandkoming van de netto pensioenregeling. De pensioenkoepel stelt voor om de tekortkomingen van de bestaande regeling snel weg te nemen door netto pensioendeelnemers in de gelegenheid te stellen om bij pensionering en einde deelname dekkingsgraadneutraal bij hun eigen pensioenfonds een uitkering te kunnen inkopen in de basisregeling. De pensioenfederatie stelt voor op korte termijn het besluit netto pensioen in deze zin aan te passen.

De netto pensioenregeling is een vrijwillige premieregeling die nog maar enkele jaren geleden is ingevoerd. De regeling is bedoeld om werknemers die door de ‘aftoppingsgrens’ van 100.000 euro een deel van hun reguliere mogelijkheden om pensioen op te bouwen zagen verdwijnen, in staat te stellen om toch binnen het eigen pensioenfonds over hun hele salaris pensioen op te bouwen. De wettelijk bepaalde inkoopvoorwaarden die gelden bij aankoop van het netto pensioen zijn volgens de pensioenkoepel echter zo onaantrekkelijk dat de kans bestaat dat pensioenfondsen zullen stoppen met het aanbieden ervan. (Bron: VVP, 2 feb. 2017) 

Kabinet komt deelnemers netto pensioenregeling tegemoet

Het kabinet stelt één pakket met twee maatregelen voor om de deelnemers aan een netto pensioenregeling tegemoet te komen. Zij krijgen a. enerzijds de mogelijkheid om tegen gunstiger tarieven netto pensioen in te kopen bij hun eigen pensioenfonds en b. anderzijds de optie om een netto pensioenuitkering door een verzekeraar te laten uitvoeren.

Ad a. Aanpassing van het inkooptarief voor netto pensioen bij pensioenfondsen is acceptabel als de scheiding tussen de pensioengelden in de basispensioenregeling en de netto regeling voldoende solide blijft. Er komen drie aanvullende voorwaarden:
  1. er wordt een ondergrens van het minimaal vereist eigen vermogen (104,3%) gehanteerd;
  2. er wordt geen bovengrens gehanteerd (inkooptarief is afhankelijk van dekkingsgraad) en
  3. het procentuele inkooptarief voor netto pensioen moet minimaal gelijk zijn aan de feitelijke premie in de basispensioenregeling, uitgedrukt als percentage van de daarmee ingekochte jaarlijkse pensioenaanspraken.
Ad b. Om deelnemers aan een netto regeling keuzemogelijkheden te bieden als het gaat om de uitkeringsfase van netto pensioen wil het kabinet voor deelnemers die hun netto pensioen opbouwen bij een pensioenfonds het wettelijk mogelijk maken om op de pensioeningangsdatum voor de uitkeringsfase van hun netto pensioen te kiezen voor een andere pensioenuitvoerder, zoals een verzekeraar (shoprecht). Deze keuzemogelijkheid is in het verleden door sommige fondsen eerder al toegepast voor de behandeling van de Wet verbeterde premieregeling. (Bron: VVP, 13 jun. 2017)

Ga terug naar Pensioen (inleiding).