Nabestaandenpensioen

Datum laatste wijziging: 7 oktober 2020  |  Trefwoorden: , , , , ,

Inhoud

  1. Vier mogelijke inkomstenbronnen
  2. Aanspraak
  3. Nabestaanden- en wezenpensioen
  4. Partnerpensioen
  5. Uitbreiding begrip dienstjaren bij partner- en wezenpensioenen op risicobasis
  6. Uitruil
  7. Verzamelwet pensioenen 2012
  8. Korting
  9. Zelf pensioenuitvoerder kiezen
  10. Oud-Werknemers Gebonden Aan Wijziging Pensioenovereenkomst
  11. Nabestaanden grootverdieners leveren flink in door bezuinigingen
  12. FNV wil inkomensafhankelijk pensioen
  13. Achteraf toch partnerpensioen toekennen
  14. Nabestaanden-overbruggingspensioen voor halfwezen aangepast in 2017
  15. Twee op de drie vrouwen bespreekt pensioen niet bij scheiding
  16. Bepaalde en onbepaalde partnersysteem
  17. Voorstel uniformering partnerbegrip
  18. Partnerpensioen duurt straks mogelijk maar paar jaar
  19. Wordt partnerpensioen eenmalige uitkering van vijf jaarsalarissen?
  20. Vijf jaarsalarissen in plaats van nabestaandenpensioen geen gelopen race
  21. Er komt geen verplicht pensioenplan bij echtscheiding
  22. Royaler nabestaandenpensioen
  23. Vragen over nabestaandenpensioen

Vier mogelijke inkomstenbronnen

Bij overlijden vallen de inkomsten uit arbeid weg. Dit heeft consequenties voor de partner die overblijft, mogelijke inkomstenbronnen zijn:
  • een nabestaande komt in aanmerking voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Ook weeskinderen komen in aanmerking voor een uitkering;
  • naast de nabestaandenuitkering bestaan er aanvullende pensioenregelingen. Bijvoorbeeld, als de overleden partner in loondienst werkzaam is geweest, heeft de andere partner meestal recht op een aanvullend nabestaandenpensioen (NP);
  • pensioenregelingen kunnen recht geven op een eenmalige uitkering aan nabestaanden van een pensioengerechtigde*;
  • tenslotte kan de werknemer ingeval van zijn overlijden voor zijn partner een verzekering hebben afgesloten.
* Zie het Besluit BLKB 2015/830M van de minister van Financiën.

NB: Uiteraard bestaat er een vijfde inkomstenbron voor een nabestaande, namelijk inkomen uit arbeid.

Aanspraak

Is er een nabestaandenpensioen verzekerd, dan maken zijn/haar partner en kinderen tot 21 jaar (studerende kinderen als regel tot maximaal 28 jaar) hierop aanspraak. De hoogte van dit nabestaandenpensioen is vaak gekoppeld aan het ouderdomspensioen en is afhankelijk van het salaris én van het aantal maximaal te bereiken dienstjaren**. Overlijdt iemand voordat de pensioenleeftijd is bereikt, dan tellen de jaren tussen het moment van overlijden en de oorspronkelijke pensioenleeftijd mee voor de berekening van het nabestaandenpensioen.

** Er is geen wettelijk onderscheid tussen de begrippen dienstjaren en diensttijd. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis.

Nabestaanden- en wezenpensioen

Het huwelijk is in beginsel het moment waarop ook de partner zijn/haar rechten opbouwt. Sinds 1 juni 1999 geldt als norm voor het nabestaandenpensioen 49%*** van het (bereikbaar) pensioen van de pensioendeelnemer. Het wettelijk maximum is gesteld op 70% van pensioengevend loon, dat vaak voorkomt. Voor het wezenpensioen is dit maximum 14% en voor volle wezen 28%.

*** Jaarlijks opbouw 1,225% x (maximaal) 40 jaar = 49.

Partnerpensioen

Vele regelingen kennen ook een opbouw voor de partner bij samenwonen. Kent de regeling géén partnerpensioen, dan komt de partner niet in aanmerking voor een nabestaandenpensioen.

Globaal gezien zijn er twee verschillende manieren om het partnerpensioen op te bouwen, te weten:
  • kapitaaldekking: bij deze variant wordt een bedrag opgebouwd dat na overlijden wordt uitgekeerd aan de partner. Wanneer de pensioenregeling stopt, blijft het recht op het tot dan toe opgebouwde partnerpensioen bestaan. Het wisselen van baan of een ontslagsituatie heeft dan ook geen gevolgen voor het reeds opgebouwde partnerpensioen;
  • risicodekking: een partnerpensioen op risicobasis is vergelijkbaar met een verzekering. In tegenstelling tot bij het partnerpensioen op opbouwbasis wordt niet periodiek een pensioenbedrag ingelegd maar een pensioenpremie voor het risico betaald. De hoogte van deze premie is afhankelijk van de ‘kans’ dat de pensioengerechtigde komt te overlijden. Bij overlijden ontvangt de partner in dat geval het verzekerde pensioenbedrag. Omdat er geen sprake is van een daadwerkelijk opbouw, vervalt het recht op het partnerpensioen wanneer er geen premie meer betaald wordt, bijvoorbeeld bij een ontslag.
Een eventuele echtscheiding van de werknemer moet bij de pensioenuitvoerder worden gemeld. Een eventuele aanspraak op een partnerpensioen kan dan worden beëindigd. 

Uitbreiding begrip dienstjaren bij partner- en wezenpensioenen op risicobasis

Als een werknemer een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, kan de situatie ontstaan dat de dienstjaren bij vorige werkgevers niet meetellen bij de toekenning van het recht op partner- en wezenpensioen bij de nieuwe werkgever. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er geen waardeoverdracht van het met de overige pensioenrechten verbonden kapitaal heeft plaatsgevonden. Als gevolg van het tekort aan dienstjaren bij de nieuwe werkgever zouden nabestaanden een tekort in het partner- en wezenpensioen kunnen oplopen bij overlijden van de werknemer tussen de datum van de verandering van dienstbetrekking en de pensioendatum. Om deze reden heeft de minister van Financiën op 9 september 2010 een besluit gepubliceerd waarin staat dat onder voorwaarden dienstjaren bij vorige werkgevers meetellen als pensioengevende diensttijd voor het partner- en/of wezenpensioen. De goedkeuring geldt alleen voor zover rechten op partner- en/of wezenpensioen bij overlijden van de werknemer al vóór de pensioendatum op risicobasis zijn verzekerd. 

Uitruil

Vanaf 1 januari 2002 hebben werknemers het wettelijke recht op uitruil van het nabestaande- of partnerpensioen voor een hoger dan wel eerder ingaand ouderdomspensioen. Duidelijk is dat hiermee de solidariteitsgedachte - iedere deelnemer (getrouwd of ongehuwd) betaalt dezelfde premie en ontvangt hetzelfde pensioenpakket - is verlaten. Alleen voor het wezenpensioen is een uitzondering gemaakt en blijft buiten de voornoemde ruil.
Vanaf 2007 mag het ouderdomspensioen worden ingeruild voor extra nabestaande- of partnerpensioen, zij het dat dit alleen geldt voor pensioenaanspraken die na 2007 zijn opgebouwd.

Voorwaarde is dat zowel de werknemer als zijn nabestaande/partner voor de uitruil schriftelijk toestemming heeft gegeven, de nabestaande kan zich later dus niet beroepen op onwetendheid (geen ‘huilende weduwe aan de poort’).

Verzamelwet pensioenen 2012

Op 1 januari 2012 is de Verzamelwet pensioenen 2012 in werking getreden. Deze wet bewerkstelligt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur regels kunnen worden gesteld aangaande tijdelijke inperking van de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling door de overdragende of ontvangende werkgever. Tevens bevat de wet de mogelijkheid om in de pensioenregeling op te nemen dat een vertrekkende deelnemer met partner in geval van beëindiging van zijn deelneming standaard een deel van zijn ouderdomspensioenen voor partnerpensioen omruilt; een mogelijkheid die vanaf 1 januari 2012 kan worden aangewend. Deze wetswijziging is tot stand gebracht om de nadelige effecten teniet te doen die wisseling van werkgever bij een bestaand partnerpensioen op risicobasis zou opleveren. Omdat het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd, is er na einde dienstbetrekking over de gewerkte jaren immers geen partnerpensioendekking meer. Omruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen kan deze hiaat (deels) dichten. Zie desgewenst de wet en toelichting van de overheid.

Korting

Het nabestaandenpensioen kan worden gekort indien er een te groot leeftijdsverschil (meer dan 10 jaar) is of indien het pensioen boven een bepaald bedrag uitkomt.

Zelf pensioenuitvoerder kiezen

Vanaf 21 april 2009 is in de Pensioenwet de mogelijkheid opgenomen het nabestaandenpensioen, ook als de partner al is overleden, onder te brengen bij een pensioenuitvoerder van eigen keuze. Het gaat om nabestaanden met een pensioenovereenkomst waarin een bedrag is opgebouwd waarmee een pensioenuitkering kan worden ingekocht.

Oud-Werknemers Gebonden Aan Wijziging Pensioenovereenkomst

Op 6 september 2013 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2013:CA0566) tussen een vereniging die opkomt voor (pensioen)belangen van oud-werknemers enerzijds en een werkgever anderzijds. In de pensioenregeling die de werkgever met haar werknemers overeenkwam, was opgenomen dat de werkgever de bevoegdheid had om, onder omstandigheden, de inhoud van de pensioenregeling eenzijdig te wijzigen. In de kern ging het om de vraag of de werkgever in verhouding tot een aantal oud-werknemers van die eenzijdige wijzigingsbevoegdheid rechtsgeldig gebruik had gemaakt.

Einde arbeidsovereenkomst betekent nog geen einde van de pensioenovereenkomst. De vereniging van oud-werknemers nam het standpunt in dat het de werkgever niet was toegestaan om de pensioenregeling zonder hun instemming te wijzigen, omdat de arbeidsovereenkomst tussen hen en de werkgever tot een einde was gekomen. De Hoge Raad is het daarmee oneens en overweegt dat, indien sprake is van pensioenaanspraken, het einde van de arbeidsovereenkomst niet meebrengt dat sprake is van een “uitgewerkte” rechtsverhouding.

In dat geval wordt volgens de Hoge Raad de rechtsverhouding, zij het met gewijzigde hoedanigheid van partijen, voortgezet in de pensioenovereenkomst. Het gevolg daarvan is dat de werkgever, in beginsel, wel degelijk gebruik kan maken van haar bevoegdheid tot (eenzijdige) wijziging van de pensioenregeling, ook ten aanzien van personen die niet meer op basis van een arbeidsovereenkomst bij haar werkzaam zijn. (Bron: Kienhuishoving, 10 sept. 2013)

Nabestaanden grootverdieners leveren flink in door bezuinigingen

De bezuinigingen op het pensioensparen pakken desastreus uit voor het nabestaandenpensioen van grootverdieners. Sterven zij na 1 januari 2015, dan krijgen hun partners een veel lager nabestaandenpensioen dan nu. Hoe jonger de grootverdiener, hoe lager het nabestaandenpensioen. Dat kan 20 duizend euro lager uitvallen. (Bron: Volkskrant, 24 okt. 2014)

Zie voor meer informatie subrubriek Pensioenwetten, Verzamelwet pensioenen 2014 een wetsvoorstel dat onder de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen regelt.

FNV wil inkomensafhankelijk pensioen

De pensioenopbouw van werknemers zou inkomensafhankelijk moeten worden. Dat zegt Gijs van Dijk, bestuurslid pensioen van de vakcentrale FNV in een interview met het Financieele Dagblad. Hogere inkomens bouwen als het aan hem ligt bij hetzelfde premiepercentage minder pensioen op, lagere inkomens juist meer. Van Dijk’s pleidooi wordt door collega-vakbond VCP niet met gejuich ontvangen.

Volgens Van Dijk is de maatregel nodig om een ‘perverse solidariteit’ in het pensioenstelsel op te lossen. ‘Op dit moment subsidieert bij sommige fondsen de vuilnisman de hoogleraar’, aldus de FNV’er. Volgens Van Dijk kan zijn voorstel ingevoerd worden zonder verdere veranderingen in de wetgeving. (Bron: Actuaris.Info, 5 feb. 2016)

Red: Als de pensioenopbouw inkomensafhankelijk wordt, zal de verplichting aan de bedrijfspensioenregeling deel te nemen verder onder druk komen te staan.

Achteraf toch partnerpensioen toekennen

Belanghebbende trad in 2005 in het huwelijk met de vrouw met wie hij sinds 1990 samenwoonde. De man is in 1993 gepensioneerd. Nu claimt hij voor zijn echtgenote een partnerpensioen. De man beroept zich op een aanvulling op het pensioenreglement van juli 1990, waarin ook aan ongehuwd samenwonenden een partnerpensioen wordt toegekend. Het pensioenfonds weigert dat. Het huwelijk van de man is immers gesloten na diens pensionering en hij had zijn partner destijds ook niet aangemeld. Het Hof oordeelt dat de man terecht partnerpensioen claimt; het pensioenfonds heeft zich niet gehouden aan de informatieplicht van artikel 17 PSW.

Nabestaanden-overbruggingspensioen voor halfwezen aangepast in 2017

Is een werknemer overleden en hebben de partner en/of kinderen (nog) geen recht op een AOW-uitkering en een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw)? Dan kunnen zij een nabestaanden-overbruggingspensioen op risicobasis afsluiten.

Het nabestaanden-overbruggingspensioen voorziet dan in het inkomen dat wordt gemist, omdat geen Anw- of AOW-uitkering wordt genoten, terwijl voor de opbouw van het partner- en wezenpensioen wel rekening moet worden gehouden met de AOW-inbouw.

Sinds 1 januari 2015 was het voor halfwezen strikt genomen niet meer mogelijk om een nabestaanden-overbruggingspensioen toe te zeggen. Door de Wet hervorming kindregelingen is vanaf die datum namelijk de extra Anw-uitkering vervallen. Deze kon de nabestaande ontvangen wanneer een halfwees tot zijn huishouden behoorde. De omvang van het nabestaanden-verbruggingspensioen was fiscaal gekoppeld aan deze vervallen Anw-uitkering.

Voor halfwezen kan vanaf 1 januari 2017 weer een nabestaanden-overbruggingspensioen worden toegezegd. De maximale omvang van dat nabestaanden-overbruggingspensioen wordt vastgesteld op de helft van de maximale omvang van het nabestaanden-overbruggingspensioen voor de volle wees. Daarmee sluiten we aan bij de fiscaal maximale opbouwpercentages voor een wezenpensioen voor volle wezen enerzijds en halfwezen anderzijds. (Bron: Nieuwsbrief Loonheffingen 2017, blz 6)

Twee op de drie vrouwen bespreekt pensioen niet bij scheiding

45 procent van de gescheiden vrouwen denkt dat een scheiding geen invloed heeft op het pensioen. En dat terwijl een scheiding juist wel degelijk invloed heeft op het opgebouwde pensioen van beide partners.

Een derde van de vrouwen weet ook niet dat ze hierover iets moeten vastleggen bij een scheiding. Ook blijkt dat 25 procent van de vrouwen niet weet of zij tijdens het huwelijk pensioen heeft opgebouwd. (Bron: VVP, 12 jun. 2017)

Onbepaalde en bepaalde partnersysteem

Een werkgever kan er voor kiezen het nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen) te baseren op het zogenoemde bepaalde of onbepaalde partnersysteem. Een bepaald partnersysteem wil zeggen dat alleen voor de werknemers met een partner (die voldoet aan de partnerdefinitie volgens het betreffende pensioenreglement) een nabestaandenpensioen wordt verzekerd.
Een onbepaald partnersysteem wil zeggen dat er voor iedere werknemer, ongeacht de burgerlijke staat, een nabestaandenpensioen wordt verzekerd. Afhankelijk van de samenstelling van het werknemersbestand (veel of weinig werknemers met een partner) kan de keuze voor het bepaald of onbepaald partnersysteem de werkgever in premie schelen.

Kiest de werkgever voor het bepaalde partnersysteem, dan schuilt hier voor de werknemer een gevaar in. Een werknemer die bij indiensttreding geen partner had, maar die op enig moment wel krijgt, moet deze verandering (schriftelijk) doorgeven aan zijn werkgever. Laat hij/zij na dit door te geven, dan wordt het partnerpensioen alsnog niet verzekerd. Komt deze werknemer te overlijden dan heeft de partner geen recht op nabestaandenpensioen. (Bron: APS Pensioenteam, 2017)

Voorstel uniformering partnerbegrip

De Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben een verkenning uitgevoerd om de definitie van het partnerbegrip in de pensioenregelingen meer te uniformeren.

In een brief aan de minister van SZW bepleiten de drie organisaties voor een wettelijk minimum uniform partnerbegrip. Daarbij is het uitgangspunt dat er enkele wettelijke voorschriften voor de voorwaarden in de verschillende pensioenregelingen gaan gelden zonder te tornen aan de contractvrijheid van cao-partijen. Belangrijk voordeel van dit voorstel is dat de algemene bewustwording kan worden vergroot doordat gezamenlijke communicatie makkelijker wordt. (Bron: Stichting van de Arbeid, 17 jan. 2019)

Partnerpensioen duurt straks mogelijk maar paar jaar

Een partnerpensioen zou niet meer voor onbepaalde tijd moeten gelden, maar voor een relatief korte afgebakende periode van bijvoorbeeld vijf jaar.

Dit idee ligt nadrukkelijk op tafel bij de sociale partners, zo bleek op het Aegon Flitscongres, dat in het teken stond van het partnerpensioen. Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben in januari 2019 van de Tweede Kamer een adviesaanvraag gekregen over dit onderwerp. Mede naar aanleiding van een aantal ‘schrijnende gevallen’ rond het partnerpensioen wordt door hen nu bekeken hoe het opnieuw kan worden vormgegeven. (Bron en meer: Findinet, 4 feb. 2019)

Wordt partnerpensioen eenmalige uitkering van vijf jaarsalarissen?

De partner van een overleden werknemer krijgt in de toekomst mogelijk vijf jaarsalarissen van het pensioenfonds als nabestaandenuitkering. Deze uitkering moet het huidige in­gewikkelde systeem van het nabestaandenpensioen vervangen, zodat een grote armoedeval bij het overlijden van een partner wordt voorkomen.

De Volkskrant (22 juli 2019) geeft drie voorbeelden hoe drastisch in de huidige situatie het inkomen na de dood van een partner kan verslechteren. Eerder (2017) deed Netspar hiernaar onderzoek. De conclusie was toen dat inzake van de nabestaandepensioenen er veel onduidelijk is.

Redactie: De Anw (Algemene Wet nabestaandenpensioen) werd in de bezuinigingswoede, ingekort en afgeschaft, door alleen het recht nog toe te kennen aan nabestaanden geboren voor 1-1-1950. Een paar jaar voor definitieve afloop deed Minister Jetta Klijnsma nog een voorstel om de gehele Anw af te schaffen, omdat het de nabestaande dwong om werk aan te pakken.
Verzekeringsmaatschappijen en Pensioenfondsen bedachten de Anw-hiaat verzekering. Nog steeds bij velen onbekend, waardoor grote groepen van nabestaanden een enorm financieel risico lopen. Het gewone nabestaandenpensioen is in veel gevallen slechts 350 euro. En dan?

Lees meer

Vijf jaarsalarissen in plaats van nabestaandenpensioen geen gelopen race

De VCP (Vakcentrale voor Professionals) ontkent (juli 2019) dat er een keus is gemaakt om het nabestaandenpensioen af te schaffen en te vervangen door een uitkering van vijf jaarsalarissen, zoals diverse media eerder deze week schreven. Het klopt volgens de VCP "wel dat er op dit moment een werkgroep in de Stichting van de Arbeid aan het verkennen is of en hoe het aanvullend nabestaandenpensioen meer geüniformeerd kan worden en beter kan aansluiten op de kennis en behoeftes van pensioendeelnemers.

Daarbij is vanuit werkgevers gevraagd ook een uitkering van vijf jaarsalarissen te verkennen. Het klopt echter volstrekt niet dat vakbonden en werkgevers het erover eens zijn dat een dergelijke eenmalige uitkering een wenselijke optie is. Daarbij komt dat de gevolgen voor verschillende groepen ten opzichte van het huidige stelsel groot kunnen zijn.

Er komt geen verplicht pensioenplan bij echtscheiding

Minister Koolmees (mei 2019) acht een verplicht pensioenplan bij echtscheiding niet opportuun. Eerder hadden het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hierom verzocht. Het kabinet vindt een verplicht plan niet nodig omdat er al voldoende bij wet - Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvpe) - is geregeld. Daarenboven is er een wetvoorstel in de maak dat vanaf 2021 ex-partners zelfstandig recht geeft op pensioen opgebouwd tijdens het huwelijk.

Royaler nabestaandenpensioen

Onderdeel van het pensioenakkoord 2020 krijgt de partner van een overleden werknemer in de toekomst mogelijk vijf jaarsalarissen van het pensioenfonds als nabestaandenuitkering. De partner kan dan bij het pensioenfonds van zijn levensgezel kiezen voor een uitkering uitgesmeerd over vijf jaar, of kan het geld gebruiken voor een levenslange uitkering. De vakbeweging en werkgevers werken dit plan zomer 2020 uit. (Bron: Volkskrant 15 jun. 2020)

Vragen over nabestaandenpensioen

De Tweede Kamerleden Pieter Omtzigt en Evert-Jan Slootweg (CDA) eisen opheldering over het nabestaandenpensioen van minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ze willen weten hoe weduwen en weduwnaars aanspraak kunnen maken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling van hun overleden partner van opbouwbasis is gewijzigd naar risicobasis, zonder dat hiervoor expliciete toestemming is gegeven. (Bron: Radar, 5 okt. 2020)