Deeltijd-WW

Datum laatste wijziging: 6 september 2019  |  Trefwoorden: , , ,

Inhoud

  1. Bijzondere regeling werktijdverkorting a.g.v. de kredietcrisis
  2. Deeltijd-WW
  3. Compromis
  4. Overwerk telde mee voor deeltijd-WW-uitkering
  5. Aangescherpte regeling deeltijd
  6. Pensioenopbouw
  7. Verlengingen
  8. Behoud WW-rechten
  9. Cijfers
  10. Overschot aan personeel vaker in dienst gehouden
  11. Heeft deeltijd echt geholpen?

Bijzondere regeling werktijdverkorting a.g.v. de kredietcrisis

Voor bedrijven die door de kredietcrisis waren getroffen, is een bijzondere regeling werktijdverkorting getroffen. Met ingang van 30 november 2008 was het voor bedrijven mogelijk om aanvragen hiertoe bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in te dienen. De regeling kende een aantal voorwaarden, onder meer dat een bedrijf in de twee maanden voorafgaand aan de aanvraag ten minste dertig procent omzetverlies moest hebben geleden. De regeling was tijdelijk, bedrijven konden tot 21 maart 2009 een aanvraag indienen.
Deeltijd-WW was de opvolger van de bijzondere regeling werktijdverkorting.





Deeltijd-WW

Per 1 april 2009 is de tijdelijke regeling deeltijd-WW geïntroduceerd om vakkrachten te behouden voor bedrijven die voldoende gezond zijn om, ondanks een tekort aan orders en omzet, door de financiële crisis heen te komen. Moesten bedrijven minimaal een omzetdaling van 30 procent hebben om in aanmerking te komen voor werktijdverkorting, voor deeltijd-WW gold deze eis niet. Stok achter de deur was het betalen van een vergoeding als de werkgever tijdens of kort na deeltijd-WW alsnog personeel ontsloeg, de werkgever moest dan de helft van de genoten uitkering terugstorten. Zo moest voorkomen worden dat personeel via deeltijd-WW werd gedumpt.
In eerste instantie gold de regeling voor 3 maanden, waarna er maximaal 4 keer verlengd mocht worden. Een bedrijf kon totaal dus maximaal 15 maanden gebruik maken van de deeltijd-WW.
Deeltijd-WW verschilde met de reguliere WW in die zin dat werknemers niet hoefden te solliciteren en zich ook niet als werkzoekende bij UWV hoefden in te schrijven.

De werkgever kon eenmalig de arbeidsuren van de werknemer verminderen tot een maximum van 50%. De werknemer bleef dus ten minste 50% van zijn uren werken; dit aantal uren werd telkens berekend als een gemiddelde over vier weken. De werkgever kreeg over de niet gewerkte uren een WW-uitkering als hij aan de criteria van de Werkloosheidwet (WW) voldeed. Ook hoefde de werkgever geen rekening te houden met een opzegtermijn.

De werkgever was verplicht om de werknemer, na afloop van de (totale) periode van vermindering van het aantal te werken uren, gedurende een bepaalde periode, weer het oorspronkelijke aantal uren te laten werken. Die periode was gelijk aan een derde van de periode waarin gebruik was gemaakt van deeltijd-WW met een minimum van 13 weken, Als de werkgever niet aan deze verplichting voldeed, moest hij aan UWV een schadevergoeding betalen. Hij hoefde geen schadevergoeding te betalen als hij de arbeidsovereenkomst had opgezegd wegens een dringende reden (in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek) of als de werknemer zelf ontslag had genomen.

De werkgever die een beroep wilde doen op de tijdelijke regeling deeltijd-WW moest aan een aantal voorwaarden voldoen, onder meer:
  • de werkgever had de instemming van de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (Pvt) nodig;
  • de werkgever diende met de OR of Pvt schriftelijk af te spreken dat het loon werd doorbetaald als de werknemer geen recht had op uitkering op grond van de WW over de verminderde uren;
  • de werkgever moest met de OR of Pvt afspraken maken over scholing en detachering voor de werknemers van wie de te werken uren werden verminderd.
De regeling liep formeel tot 1 januari 2010. De regeling is per 22 juni 2009 gesloten omdat het plafond van 375 miljoen euro was bereikt.

Compromis

Bij werkgevers ontstond in april 2009 ophef toen bleek dat FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond alleen wilden meewerken aan deeltijd-WW, als werknemers die minder gaan werken, volledig worden doorbetaald. Vervolgens bereikten werkgeversorganisaties en vakcentrales in de Stichting van de Arbeid een compromis. Daarin stond dat vakbonden deeltijd-WW niet mogen afwijzen enkel en alleen omdat het inkomen bij de verkorte werkweek niet werd aangevuld tot 100 procent van het salaris. Werkgevers mochten op hun beurt een verzoek om loonaanvulling 'niet op voorhand' afwijzen.

Als werkgevers en vakbonden er ondanks het compromis op centraal niveau op bedrijfsniveau niet uitkwamen, moest dat schriftelijk gemeld worden bij Meldpunt deeltijd-WW* van het Ministerie van Sociale Zaken.

*De meningsverschillen werden na melding voorgelegd aan de centrale organisaties van werkgevers en werknemers binnen de Stichting van de Arbeid (STAR) met het verzoek tot een oplossing te komen. Kwamen zij er binnen twee weken niet uit en stelde de minister dit vast, dan mocht een werkgever over de deeltijd-WW een afspraak maken met een individuele werknemer.

Overwerk telde mee voor deeltijd-WW-uitkering

Met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2009 telden ook de overuren van werknemers mee bij het bepalen van de hoogte van de WW-uitkering. De verruiming was een reactie op klachten van Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en Transport en Logistiek Nederland (TLN), beide organisaties pleitten al maanden voor een aparte deeltijd-WW voor hun sector.

De werkweek van chauffeurs, met name die van internationaal chauffeurs, is vaak langer dan 40 uur. Een groot deel van hun chauffeurs werkt gemiddeld 55 uur. Zij zouden er in deeltijd-WW flink op achteruitgaan, omdat werknemers binnen die regeling voor vijftig procent op de loonlijst van hun bedrijf bleven staan, maar voor de andere vijftig procent een WW-uitkering kregen op basis van een 40-urige werkweek.
De overheid besloot dat de verruiming alleen gold voor werknemers die structureel meer werkten dan 40 uur per week. In de 52 weken voorafgaand aan de aanvraag voor deeltijd-WW moest een werknemer gemiddeld minimaal vijf uur per week overwerken.

Aangescherpte regeling deeltijd

Vanaf 20 juli 2009 konden bedrijven weer gebruik maken van de nieuwe aangescherpte deeltijd-WW. Minister Donner van Sociale Zaken wilde dat bedrijven zorgvuldiger zouden kijken op welke manier ze gebruik konden maken van de regeling, zodat meer bedrijven van de regeling gebruik zouden kunnen maken. Daarnaast kwamen ook strengere regels om fraude* met de deeltijd-WW te voorkomen. Het budget voor de regeling werd opgehoogd van 375 miljoen euro naar 950 miljoen euro.

* Zie ook subrubriek Fraude.

Bedrijven konden zelf bepalen in welke mate zij de deeltijd-WW nodig hadden en voor welk deel van hun personeel. Wel was er een drempel, bedrijven moesten de werktijd van werknemers met minstens 20 procent verkorten en het voornemen hebben minimaal zes maanden van de regeling gebruik te maken. Ook werd de regeling zo aangepast dat naarmate bedrijven meer personeelsleden in de deeltijd-WW plaatsten, zij er korter gebruik van konden maken. Als minder dan 30 procent van het personeel er gebruik van maakte, mocht de uitkering 15 maanden duren. Tussen 30 en 60 procent was dit 12 maanden en bij meer dan 60 procent werd de duur 9 maanden. Ook ging de verlenging niet meer met periodes van zes maanden, maar met periodes van drie maanden, zodat bedrijven bewuster omgingen met extra gebruik van de regeling.

Bij het constateren van een fraudegeval, werd de deeltijd-WW in het hele bedrijf stopgezet en moesten alle - ook terecht ontvangen - uitkeringen worden terugbetaald. De werknemer betaalde de uitkering terug waarvan was vast komen te staan dat die onterecht was verkregen. De werkgever moest alle overige uitkeringen terug betalen. Bovendien gingen UWV en de Arbeidsinspectie (nu Inspectie SZW) strenger controleren op fraude met deeltijd-WW.

Tot slot werd de scholingsbepaling in de regeling aangescherpt. Bedrijven konden geen verlenging van deeltijd-WW krijgen, als niet duidelijk was dat de deeltijders ook echt scholing kregen. Ook bij onjuiste opgave van scholing door het bedrijf was de frauderegeling van toepassing. Daarnaast werd een mogelijkheid gecreëerd voor een meester-gezel-regeling. De deeltijders mochten in het bedrijf scholing geven aan stagiairs en werknemers die korter dan een jaar in dienst waren. Op die manier ving men twee vliegen in één klap: er werd iets gedaan aan het tekort aan stageplaatsen en de deeltijders hadden de mogelijkheid toch van nut te zijn voor het eigen bedrijf.

Het beroep op de deeltijd-WW was minder groot dan eerder gedacht. In juni 2009 werd de WW-steun nog tijdelijk gestopt, omdat met 40.000 aanvragen het einde van het budget in zicht was. Er moest extra geld bij. Slechts zesduizend aanvragen bleken niet in orde. Ook nam de stroom verzoeken na de heropening in juli af. Uitkeringsinstituut UWV heeft tot en met augustus 2009 43.311 aanvragen ontvangen voor de deeltijd-WW. Eind augustus werkten 33.310 werknemers met behulp van een WW-uitkering tijdelijk minder. Sinds het begin van de regeling in april tot 1 september zijn 35.716 medewerkers de deeltijd-WW ingestroomd en zijn 2406 medewerkers uitgestroomd. Bij elkaar is tot en met augustus 330 miljoen euro uitgegeven aan de WW-steun (Bron: Ministerie SZW).

Voor meer informatie wordt verwezen naar de website van de Rijksoverheid.

Pensioenopbouw

Gedurende de deeltijd-WW vond als regel alleen pensioenopbouw plaats op grond van de pensioenregeling bij de werkgever over de uren dat de werknemer bij de werkgever werkte. Zie voor meer informatie rubriek Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, alinea Deeltijd-WW.

Op verzoek van AWVN heeft de Belastingdienst inmiddels bevestigd dat pensioensopbouw op basis van het volledige pensioengevende loon is toegestaan (d.w.z. de pensioenpremie van de werknemer is ook in dit geval volledig aftrekbaar van de loonbelasting).

Verlengingen

• De mogelijkheid voor bedrijven om deeltijd-WW aan te vragen, werd verlengd tot 1 april 2010 of eerder als het budget zou worden overschreden. Sinds de deeltijd-WW in juli 2009 is heropend met aangescherpte criteria, deden bedrijven een minder groot beroep op de regeling en leek het budget niet op te gaan voor de jaarwisseling. Omdat bedrijven nog tot 1 april een aanvraag deden en per keer deeltijd voor (maximaal) 3 maanden werd aangevraagd, hield dit in dat werknemers tot maximaal 1 juni 2010 in de deeltijd-WW konden zitten.

• De regeling van de deeltijd-WW is in maart 2010 nogmaals verlengd tot 1 juli 2011. Werkgevers konden ook na 1 april 2010 voor hun werknemers een aanvraag voor deeltijd-WW doen. De verlenging was een tegemoetkoming voor met name de sectoren bouw en scheepsbouw die vanwege langlopende opdrachten na-ijlen in de economische crisis. Daarom ging de deeltijd-WW alleen gelden voor bedrijven die niet eerder gebruik hadden gemaakt van werktijdverkorting of deeltijd-WW. Hoe lang een bedrijf er na 1 april 2010 nog gebruik van kon maken, hing af van het moment waarop een bedrijf ermee begon en de omvang van het deel van het personeel waarvoor deeltijd-WW werd aangevraagd. De regeling eindigde namelijk - ongeacht het moment van instroom - uiterlijk op respectievelijk 1 januari, 1 april en 1 juli 2011.

Tot november 2010 hebben ruim 75.000 werknemers gebruik gemaakt de deeltijd-WW en van hen stroomden er 62.000 weer uit, in oktober 2010 zaten nog 13.000 werknemers in de deeltijd-WW. Het aantal aanvragen voor deeltijd-WW daalde in het derde kwartaal van 2010 tot 2.300. In het eerste kwartaal 2010 vroegen bedrijven nog voor 11.200 werknemers deeltijd-WW aan, in het tweede kwartaal ging het om 5.200 werknemers. Dit gold voor alle sectoren die gebruikmaken van de regeling (Bron: UWV).

• Laatste aanvraagmogelijkheid deeltijd-WW was 7 januari 2011, van deze mogelijkheid kon men nog gebruikmaken als de aanvraag voor maximaal 30% van de medewerkers bestemd was. En alleen dan als het bedrijf nog niet eerder gebruik maakte van deze regeling of van de bijzondere regeling werktijdverkorting. Met deze laatste aanvraagmogelijkheid kwam ook de einddatum van de regeling deeltijd-WW in zicht, namelijk 1 juli 2011.

Behoud WW-rechten

De rechten op een werkloosheidsuitkering werden hersteld voor werknemers die in deeltijd-WW hebben gezeten en daarna door de aangescherpte regels voor de crisissteun waren ontslagen. Dit is eind 2009 via een motie in de Tweede Kamer aangenomen.

Samenvatting bijzondere regelingen werktijdverkorting
  • de bijzondere regeling werktijdverkorting ging in op 30 november 2008 en liep af op 20 maart 2009;
  • de regeling deeltijd-WW was ook tijdelijk, van 1 april 2009 tot 1 januari 2010 (in juni 2009 was het budget van 375 miljoen euro al opgesoupeerd);
  • de regeling ‘Overwerk telt mee voor deeltijd-WW-uitkering’ is eind mei 2009 getroffen en gold met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2009;
  • vanaf 20 juli 2009 was de aangescherpte regeling deeltijd van kracht. Bedrijven moesten zorgvuldiger kijken op welke manier ze gebruik maakten van de regeling, fraude werd bestraft en ook de scholingsregeling werd aangescherpt;
  • de regeling deeltijd-WW is verlengd tot 1 april 2010, vanaf 1 juni 2010 zit niemand meer in deeltijd-WW;
  • deeltijd-WW is in maart 2010 nogmaals verlengd, de looptijd zal niet langer zijn dan tot 1 juli 2011. Deze deeltijd-WW geldt alleen voor bedrijven die niet eerder gebruik hebben gemaakt van werktijdverkorting of deeltijd-WW;
  • op 7 januari was de laatste mogelijkheid deeltijd-WW aan te vragen en wel voor maximaal 30% van de werknemers. Op 1 juli 2011 was deeltijd-WW definitief voorbij.
Meer over werktijdverkorting is te vinden in Werktijdverkorting.

Cijfers

In totaal hebben sinds de invoering van de regeling op 1 april 2009 tot en met eind december 2010 ruim 7800 bedrijven deeltijd-WW aangevraagd voor bij elkaar 76.000 werknemers. Hiervan hebben inmiddels 67.500 personeelsleden de regeling verlaten. In december 2010 dienden bedrijven nog voor zeshonderd werknemers nieuwe aanvragen in. Terwijl diezelfde maand ongeveer 23.000 mensen uit de deeltijd-WW stroomden (Bron: Min. SZW).

Overschot aan personeel vaker in dienst gehouden

Conclusies CPB, 28 april 2011:
  • tijdens de recente economische crisis is er meer op dat moment overtollig personeel vastgehouden dan in de vorige recessie. Dat heeft de groei van de werkloosheid beperkt;
  • 39% van de werkgevers met een overschot aan personeel wilde goed personeel dat zij later hard nodig denken te hebben behouden;
  • toch kromp het totale aantal banen flink, circa 180.000, en de krimp ging sneller dan bij de vorige recessie;
  • meer werkgevers dan voorheen maakten gebruik van individueel ontslag om bedrijfseconomische redenen: 16% in 2009 tegen 7% in 2003. Met die ontslagvorm is een snelle inkrimping gemakkelijker te realiseren;
  • het aantal banen begon sneller weer te groeien dan bij de vorige recessie. De groei zit echter voor een groot deel in de flexibele banen, die eenvoudiger te beëindigen zijn.




Heeft deeltijd echt geholpen?

Toch zijn er ook andere geluiden, ook die van het CPB. Bedrijven die tijdens de economische crisis van 2008 en 2009 gebruikmaakten van de deeltijd-WW of de bijzondere werktijdverkortingsregeling (WTV) hebben het in de periode daarna niet beter gedaan dan bedrijven die de regelingen niet hebben gebruikt. Dat blijkt uit een op 30 juni 2012 gepubliceerd onderzoek in opdracht van het kabinet naar de effecten van de crisismaatregelen.

Bedrijven die hun overtollige werknemers tijdelijk in de WW stalden of hen tijdelijk korter lieten werken in ruil voor subsidie, hebben het volgens het onderzoek qua herstel van omzet en banenbehoud 'niet wezenlijk beter gedaan dan bedrijven die de crisismaatregelen niet hebben gebruikt'. Begin 2009 concludeerde het Centraal Planbureau al in een rapport dat de deeltijd-WW maar een beperkte invloed heeft gehad op het verminderen van de stijging van de werkloosheid. In totaal werden de wtv en de deeltijd-WW voor 121.890 werknemers ingezet. Dat kostte bij elkaar 760 miljoen euro. Werkgevers die aan de regelingen hebben deelgenomen, blijken wel positief over de effecten daarvan. Ze menen dat de deeltijd-WW en de wtv hebben bijgedragen aan behoud van werkgelegenheid, kennis en ervaring. Driekwart van hen denkt dat zij zonder de maatregelen meer mensen zouden hebben ontslagen. Werknemers zijn minder positief: slechts een derde denkt dat hun baan anders verloren was gegaan.

Ga terug naar rubriek Werkloosheid.